Dat fietsje in Google Maps is zo verraderlijk. Je kunt inderdaad van Amsterdam naar Bobeldijk (in de buurt van Hoorn) fietsen – volgens de reisplanner doe je daar twee uur over, vooropgesteld dat je in een keer goed fietst.
Mijn heenweg besloeg vier uur (een wegversperring in de polder dwong mij tot een toeristische omweg). De terugweg ging inderdaad aanzienlijk sneller, ware het niet dat de routebeschrijving die ik had uitgeprint geen rekening had gehouden met een veerdienst die was opgeheven.
Volgens mijn vriend schat ik afstanden te positief in. Misschien komt dat door mijn bijen, lijken we niet allemaal op onze huisdieren? Een bijenvolk is fantastisch georganiseerd. Als ik naar mijn desktop kijk, die weliswaar op dit moment leeg is, maar waarop een mapje desktop staat met daarin een zooi bestanden én een mapje desktop met daarin een zooi bestanden én een mapje desktop, moet ik concluderen dat ik nog veel van hen kan leren. Maar hun harde werk, de devotie waarmee ze er, koste wat het kost, op uit trekken om honing te maken (een bij vliegt soms wel 250 kilometer per dag), daar herken ik mezelf in. Of, in ieder geval, de persoon die ik vind dat ik moet zijn, wanneer ik weer eens te optimistisch ben gaan fietsen.
Hommels – die dikke, harige gezelligen die zo van bloem tot bloem schommelen – vond ik wel lief, maar ook een beetje suf. De hommel (die officieel ook nog eens “Bombus” heet) is zo onhandig in vergelijking met de honingbij. Ze leven onder de grond, vaak in verlaten knaagdierholletjes en moeten elk voorjaar opnieuw beginnen. De bevruchte koningin is namelijk de enige van het volk die de winter overleeft. In het voorjaar moet zij keihard werken om genoeg voedsel te verzamelen voor alle larven, die uiteindelijk haar onderdanen zullen worden. Ter vergelijking: in een honingbijkolonie sterven aan het eind van de zomer alleen de mannetjes. De koningin overwintert met een paar duizend werksters, die gaan foerageren zodra de eerste winterklokjes de kop op steken. Een bijenkoningin gaat in het voorjaar dus gewoon aan de leg, terwijl een hommelkoningin zich uit de naad werkt. Wanneer de hommelkoningin te zwak is, of de voedselbronnen te ver van haar nest zijn, gaat ze alsnog dood. Hommels zijn zo inefficiënt gebouwd dat ze tijdens het vliegen veel energie gebruiken. Een mens verbrandt de calorieën die in een Marsreep zitten tijdens een uurtje hardlopen. Als een hommel even groot zou zijn als ik, zou hij die calorieën binnen dertig seconden verbranden. Hommels blijven dus liever in de buurt van hun bed.
Dat ik de afgelopen weken een nieuwe waardering voor de hommel heb gekregen, is te danken aan het boekje A Sting in the Tale van Dave Goulson. Deze Professor of Life Sciences is al zijn hele leven gefascineerd door dieren, in het speciaal vliegende insecten, in het bijzonder hommels. Met veel humor vertelt hij over de meest uiteenlopende, bizarre onderzoeken die hij naar hommels doet. Heel grappig, en buitengewoon informatief. Ook als je niets van bijen wil weten is dit boekje een aanrader.
Toeval of niet, ik kocht A Sting in the Tale toen ik een paar weken geleden met een collega in Londen was voor een project. Normaal gesproken zouden we als bezige bijtjes van afspraak naar afspraak zijn gesjeesd, maar twee van de drie interviews gingen niet door, waardoor we opeens een dag vrij hadden. Als twee lome hommels stapten we in een dubbeldekker, lieten ons, niet geheel expres, de verkeerde kant op rijden, namen de bus weer terug, dronken om 14:00 uur ons eerste glas wijn en lagen om 21:00 uur rozig in bed. Het leven van een hommel, bedacht ik me toen, is zo gek nog niet.