Op straat daar is het fijn. Op straat daar gebeurt het. Op straat daar zijn andere mensen. Dacht ik.
Het moet ooit heel gezellig zijn geweest op straat. Een praatje, een groet, een vriendelijke lach. Misschien gaat het nog zo in vierlettergrepige gehuchten als Termunterzijl en Lierderholthuis maar niet in de steden waar ik loop. Veel vaker dan ze vrolijk vragen hoe het gaat, vrezen voorbijgangers elkaar. Mensen passeren me op nog geen halve meter zonder blik. Ouderen kijken angstig weg.
Een begroeting is iets geworden voor lotsverbondenen. Bezitters van een Cocker Spaniel. Mensen met een Ford Ka, even een handje omhoog. Hier op de hei groeten de wandelaars de wandelaars, de fietsers de fietsers en de skeeleraars elkaar. Al het gemengde contact verloopt stroef. Als ik er ren, knik ik hoffelijk naar iedereen. De lopers knikken terug, de rest kijkt me aan of ik uit Veenhuizerveld kom. Alleen een ongewoon tijdstip of een vreemde plek kan nog zorgen voor een begroeting tussen vreemden. Een klein steegje, half vijf 's nachts, twee betrapte zielen smoren hun schaamte met een zacht hallo.
Dat moet veranderen. Het moet leuk zijn op straat. Ik probeer het sinds kort weer. Een glimlach, een korte groet, meer niet. Soms lukt het niet, heeft iemand echt geen zin. Dan wil ik mijn saluut inslikken. Vergeefs. In plaats van onopvallend te verstommen zakt zo'n groet als een plumpudding in elkaar. Ik geef er niks om want steeds vaker lukt het wel. Komt er een lach en een groet terug en is het mooi. Stiekem hoop ik dat ik die mensen aansteek en dat ze hetzelfde doen als ze volgende keer iemand anders tegenkomen.
Laten we dus zorgen voor een golf van begroetingen deze lente. Discrimineer iemand niet omdat hij loopt, fietst of skeelert. Dan wordt het weer gezellig op straat. Dat de namen van onze steden te weinig lettergrepen hebben, maakt niet meer uit.
--
Dit is een gastbijdrage van Thijs Pennings.