"Doe normaal! Ik schaam me voor je."
Met die woorden trok toenmalig vriendlief mij aan mijn capuchon mee en ik begreep dat mijn nieuwsgierigheid excessieve vormen had aangenomen. Hoewel ik alleen maar een beetje had staan springen voor het raam van een woning. Goed, om over de rand van de vitrage naar binnen te kunnen gluren, maar zeg nou zelf: op een donkere avond kun je toch haast niet anders? Overal zijn lampjes aan, mensen vergeten hun gordijnen dicht te trekken en de idioot voor het raam ziet niemand staan.
Ik kan het niet laten, overal waar ook maar een klein spleetje tussen de gordijnen oplicht móet ik gluren. Zo is mijn grote favoriet een oudroze spookhuis van een mevrouw (dat moet wel) die ik nog nooit heb kunnen ontwaren tussen haar hoogpolige interieur. Alles is oudroze: het gigantische bed midden in de woonkamer; de geplooide gordijnen; het tapijt; de jurkjes van de poppen die voor de ramen hangen, in de vensterbank staan, met legioenen op het monsterlijke bed zitten. Zó onbedwingbaar graag zou ik hier aanbellen om even binnen te mogen kijken. Gewoon om te zien hoe ze het doet, haar leven leiden hier.
"Je bent gek!" Hoofdschuddend deed de vriend een paar meter verderop of hij mij niet kende.
Foto: gnosis / john r.
Iets later gingen we als onwennige volwassen voor het eerst naar een mogelijk koophuis kijken. De vrouw des huizes was niet thuis en terwijl de makelaar de vriend inlichtte over de kruipruimte, zag ik mijn kans schoon.
"Ik maak nog even wat foto’s boven!" Ik zwaaide mijn telefoon door de lucht ten teken van vertrek en sloop de trap op. Een studeerkamer, precies zoals die van mijn opa vroeger. Zware donkerhouten meubels. Boekenplanken tot aan het plafond, zonder stof. Een briefopener, een grote glazen presse papier. Een ‘Mind the Gap’-mok gevuld met balpennen. Drie grote veren aan de muur, geen planten. Verderop in de hal was de slaapkamer. Gele vetvlekken tegen de muur boven het hoofdeinde, net iets zwaarder aangezet bij het linkerhoofdkussen. Een walhalla!
Zo werd mijn nieuwe hobby geïntroduceerd — dit bleek de dorstlesser voor mijn haast ziekelijke nieuwsgierigheid, zo simpel had ik het zelf niet kunnen bedenken. Driftig struinde ik diezelfde middag nog Funda af voor een volgende bezichtiging, een gewoonte die zich in de maanden daarop zou ontwikkelen tot een regelrechte verslaving.
"Hier, kijk, een heel oud opknappertje op de dijk, met gouden kranen en hoogpolig tapijt! Páárs hóógpolig tapijt! Zullen we een bezichtiging aanvragen?" Als ik een staartje had gehad zou ik kwispelen, maar (ex-)vriendlief schudde van nee.
"Of dit! Deze lui hebben door hun hele woonkamer een Grieks haventafereel geschilderd! Hahaha zullen we kijken?"
Nee, werd er geschud.
Een kattenkrabmuur! Een verzamelkelder! Zwartleren gordijnen! Al gauw wilden we helemaal geen koophuis meer en inmiddels is de relatie voorbij. Ik zoek dus geenszins met een reële woonwens maar ga puur op de inrichting af. Wanneer het gehele huis bijvoorbeeld in dezelfde kleurstelling (zwart-rood-paars) is ingericht, vraag ik onmiddellijk een bezichtiging aan. Knik afwezig wanneer de 22-jarige ARMT-makelaar zijn riedeltje over erfpacht en mogelijkheden voor een dakterras afsteekt en laaf me onderwijl aan de omgeving. De boeken naast de fles Euroshoppercola op het nachtkastje. De dennenappels en foto’s in de vensterbank. Dit is de uitgelezen manier om schaamteloos rond te neuzen.
Ik ben trouwens nog een tijdje opgeschaald naar een prijscategorie waarin ik nooit maar dan ook werkelijk nooit zou kunnen kopen, maar ontdekte al gauw dat de goedkoopste huizen, juist beneden mijn oorspronkelijke zoekprijs, het meest bevredigend zijn voor mijn gluurdrang. Daar gebeurt het. Daar liggen vloerkleedjes op tafel. Daar staan de sigarettendraaimachines naast porseleinen katjes in de vensterbank. Glazen schedels vol kleingeld in een vitrinekast, een zware koptelefoon op. Punaises in IKEA-posters.
Binnenkort ga ik trouwens eens de stad uit. Een boerderijtje misschien, of een huis in het bos.