Lijstjes hebben de neiging een bepaalde lengte aan te nemen. Soms wordt de lengte gedicteerd door de fantasie van de opsteller, vaker wordt een ogenschijnlijk logisch getal kozen: vijf, tien, honderd of 2000. Het fijne aan zo'n getal is dat het de opsteller van de lijst dwingt keuzes te maken. Ik houd wel van lijstjes. De obligate eindejaarslijstje sla ik meestal over, maar dat is vooral omdat het tijdscriterium van één jaar volgens mij niet de spannendste zaken oplevert.
In mijn hoofd bestaat ook een ander soort lijst: de ongedefinieerde en oneindige lijst die is vernoemd naar het John Coltrane album My favorite things. Het album van Coltrane (die door mijn vrienden met meer jazzverstand vroeger John Coltrui werd genoemd) staat ook op de lijst, al heb ik geen idee op welke plaats. Ook zeker op de lijst, maar niet op noemenswaardige posities, staan een paar jazzdocumentaires. De exemplaren die me direct te binnen schieten: Jazz on a Summer's Day van Bert Stern, Let's get lost over Chet Baker (deze film van fotograaf Bruce Weber is in zijn geheel op YouTube te bekijken!) en Straight No Chaser over Thelonious Monk, geproduceerd door Dirty Harry himself. (Ook volledig op YouTube, dit is zeker de beste tijd ooit om in leven te zijn). Nu is Monk niet alleen een van de grootste jazzmusici ooit, hij heeft ook de coolste voornaam-achternaam-combo die ik ken.
Maar de enige soort van jazz-film die hoog op mijn lijst van favoriete dingen staat, is Ascenseur pour l'échafaud. De hoge positie op mijn lijst heeft deze film van Louis Malle te danken aan twee dingen die ook los hoog op mijn lijst van favoriete dingen staan. Het eerste is vanzelfsprekend Jeanne Moreau. Moreau is de enige filmster op wie ik echt een beetje verliefd ben geweest. Moreau is geen klassieke schoonheid, er 'klopt' van alles niet: haar mond is meestal een soort omgekeerde glimlach, alsof haar lippen met grote verbetenheid een depressie van zich af proberen te slaan, en wie te diep in haar ogen kijkt, valt ten prooi aan melancholie van het ergste soort. Misschien ben ik nog steeds niet helemaal genezen.
Het tweede is de soundtrack. De Engelse essayist William Hazlitt schreef: “We hate old friends: we hate old books: we hate old opinions; and at last we come to hate ourselves”. Dat mag zo zijn (of niet) maar wat ik nooit zal haten, is Miles Davis' soundtrack. Terwijl Malle (dan pas 25 jaar) zijn film draaide in een bioscoopzaaltje, improviseerde Davis erop los. Nu hoeven jullie mij niet op mijn woord te geloven, want om de een of andere reden heeft iemand het raadzaam geacht dat te filmen. Overbodig om te zeggen dat dit filmpje buitengewoon hoog op mijn lijst staat.