De kapper draagt altijd een stropdas met rode en zwarte streepjes. Als er klanten bellen, schrijft hij de nieuwe afspraak in een boek. Zijn bewegingen zijn langzaam, want de herenkapper heeft de tijd. Hij slaat een plastic mantel uit en waaiert die in dezelfde beweging om de schouders van zijn klant, of hij zakt voorzichtig door zijn knieën om een paar net afgeknipte baardharen op te vegen in een blik. Tijdens het knippen neuriet hij mee met de radio. De handen van de kapper zijn geroutineerd, maar altijd aandachtig. Een paar keer per dag smeert hij de wangen van een oude man in met scheerschuim. Altijd sluit de klant voor een moment zijn ogen.
De kapsalon lijkt een relikwie uit een eeuw waarin het erg gemakkelijk was om een man te zijn. De tijd dat mannen zelfs hun eigen teennagels slechts bij uitzondering knipten, is voorbij. In 2014 staan twintigers met een X- en een Y-chromosoom voor een onmogelijke taak. Ze moeten kiezen uit een hele snoepwinkel aan eigenschappen die in de tijd van hun opa en oma nog duidelijk bij één van de seksen hoorde, er een paar in de blender gooien, en hopen dat er een uitgebalanceerd manspersoon uitkomt. Gevoelig, maar niet bang in achterafstraatjes. Nonchalant, maar met het juiste brilmontuur. De verkeerde combinatie kan fataal zijn. Teveel bitter en meisjes vinden je een gevoelloze zak; te veel zoet en voor je het weet ben je friendzoned.
In het oog van die postmoderne genderorkaan worden jongens heen en weer geslingerd. Voor meisjes is het makkelijker, voor hen zijn de regels geleidelijker veranderd, op de golven van het feminisme. De storm rond mannelijkheid is nu pas goed aan het opsteken. Niet zo raar dat sommigen terugverlangen naar de veilige cocon van de jaren vijftig.
Laatst is er verderop in de straat een andere herenkapper geopend. Alle klanten hebben een heleboel haar. De baardenbezitters zijn gemiddeld een jaar of veertig jonger dan de klanten bij de concurrent, die daardoor meteen al geen echte concurrent meer is. De barbershop staat vol oude chesterfields, waar de jongens kopjes koffie drinken die gezet worden met een pruttelend filterapparaat. Er is gratis wifi. Ze luisteren naar doorleefde blues terwijl hun bakkebaarden zorgvuldig worden bijgewerkt. Op de toonbank staat een reusachtige ouderwetse kassa, voor de sier, want in de barbershop kun je alleen pinnen.
De deur van de barbershop waarschuwt dat vrouwen niet naar binnen mogen. Net als bij een boomhut: verboden voor meisjes. De kapper heeft zo’n waarschuwing niet nodig. Zijn klanten komen niet voor hun imago, maar om gezellig een sigaartje te roken, ook al mag het niet van de inspectie. Hij weet dat de hoogtijdagen niet meer terugkomen, maar hij maakt zich niet druk. Voor zolang het nog duurt, blijft de herenkapper gerimpelde wangen inzepen. Op zijn deur hangt een ander bordje: ‘Kijk eens wat vaker in de spiegel van de kapper.’
Kirsten Kamphuis (1990) studeert geschiedenis in Leiden. Ze schreef eerder onder andere voor Ad Valvas, Zij aan Zij en De Groene Amsterdammer. In 2012 kwam haar jeugdroman Warmwatervrees uit.