Gisteren parkeerde ik mijn auto achteruit tegen een boom aan. Ik voelde de klap, maar bleef toch gas geven. Alsof ik door de werkelijkheid heen kon rijden door het pedaal nog dieper in te trappen.
Dat hield ik vol totdat ik me zwetend bewust werd van de huizen om me heen. Snel draaide ik m’n auto terug de straat op en na nog vier vruchteloze pogingen slaagde ik erin het voertuig in één parkeervak te manoeuvreren. Ik stapte zo nonchalant mogelijk uit en haastte me naar huis. De schade nam ik pas een paar uur later op, toen het buiten donker was.
Het begon allemaal zo heerlijk, een halfjaar geleden: een nieuwe baan en m’n allereerste eigen auto. Het was een doelbewuste combinatie; ik solliciteerde naar functies in dorpen waar geen mensen komen, laat staan bussen, enkel om een Ford Ka te kunnen kopen.
Helaas blijkt rijden achter mijn eigen stuur veel meer te zijn dan rijden alleen. Het leer onder mijn vingers is een soort evolutionaire vrijgeleide om anderen te laten zien hoe stoer ik ben. Ik scheld op mensen die te ‘langzaam’ rijden of die hun auto laten afslaan bij het optrekken.
In mijn hoofd zijn dit altijd vrouwen.
Nog bozer word ik op de automobilist die me inhaalt terwijl ik precies hard genoeg rijd. Of die met levensgevaarlijke manoeuvres probeert een minuut eerder zijn bestemming te bereiken. Mannelijk gedrag ten voeten uit.
Ze doen mijn testosteron teniet.
Het probleem zit in het feit dat ik de ene automobilist ben en de andere ambieer te zijn. Ergens geloofde ik dat het rijden in mijn eigen auto de laatste mogelijkheid was om te bewijzen dat ik mans genoeg ben om man te zijn.
Wat dat ook moge betekenen.
Ik hoopte gevoelens en gewoontes die ik, frustrerend genoeg, nog steeds ‘vrouwelijk’ vind, dan maar toe te dekken met gierende banden.
Maar de werkelijkheid is weerbarstig. Ik ben het meest mezelf als ik met hartkloppingen invoeg. Als ik na het inparkeren niet naar mijn telefoon, maar naar mijn deodorant grijp. Als ik achteruit probeer te rijden in de vierde versnelling. Als ik de pook voor een rood stoplicht tien keer van vrij naar één en weer terug verschuif.
En de motor dan alsnog af laat slaan.
Dat is niet vrouwelijk. Of mannelijk.
Het is gewoon. Menselijk.
Lang heb ik gedacht dat ik met m’n seksualiteit worstelde. Nu ben ik nog steeds geen ster in anale seks willen, maar ik begrijp steeds beter dat vooral het ‘man-zijn’ problemen oplevert. Als ik naar Johan Derksens geleuter luister, besef ik weer dat ik, net als hij, ontelbaar veel ideeën heb over wat mannen en vrouwen (moeten) zijn. Dat we die allemaal hebben.
Of we ons er nu bewust van zijn of niet.
Als maatschappij snakken we naar duidelijkheid.
We willen dat er één soort vrouw bestaat. En één soort man. Zodat ik achter het stuur precies weet wat ik moet doen om me bij het piemelvolk te scharen.
Maar ik stop ermee. Vanaf vandaag stap ik in de auto als een mens, niet als iemand die iets te bewijzen heeft. Zonder me te schamen voor mijn parkeervaardigheden. Of het groeiende aantal krassen op mijn bumper.
En ondertussen blijf ik hopen dat de man van mijn dromen me voor een rood verkeerslicht ziet playbacken op een liedje van de Spice Girls, mijn kenteken noteert en op een of andere manier mijn telefoon-nummer en adres achterhaalt.
Omdat alles altijd ooit goed komt.
Zolang we maar onszelf blijven.
Wat dat ook moge betekenen.
Het bovenstaande gelezen en getroffen door inspiratie? Altijd al op Hard//hoofd willen publiceren? Stuur je tip op naar lotte@hardhoofd.com!