Ik woon nu in Israël en als je in Israël niet afdingt ben je gewoon een loser. In Nederland generen we ons altijd een beetje om te vragen, te onderhandelen en voor onszelf op te komen, wat gek is als je bedenkt dat Nederlanders best wel krenterig zijn. Hier maakt afdingen daarentegen een integraal deel uit van de economie. Net als landbouwsubsidies, spaarzegels en Beverwijk in Nederland.
Vandaag ging ik er dus op uit om voor mijn nieuwe huis een broodrooster en een waterkoker te kopen. Ik liep een winkeltje binnen waar een oud mannetje met een snorretje weggestopt zat tussen de ijskasten en ovens.
'Hoe duur is je simpelste broodrooster?' Hij pakt een standaard broodrooster en zegt: 'Van 150 voor 100 shekel.'
Tip 1: Zorg dat je niet te besluitvaardig overkomt. Je wil best een broodrooster, maar als de prijs niet naar believen is, kun je best nog een paar dagen op taai brood van vorige week sabbelen.
'Hmm... wat heb je nog meer?' zeg ik met gematigde interesse, terwijl ik een reiswaterkoker uit een rek pak en als een rammelaar heen en weer schud. Na een uiteenzetting over de verschillende eigenschappen en functies van allerhande oninteressante apparaten te hebben toegehoord, besluit ik om initiatief te nemen en de aanval in te zetten. Het heeft nu lang genoeg geduurd.
Tip 2: Begin nooit zelf over de prijs, dan stel je je kwetsbaar op. Zet je te laag in, dan wordt je weggewuifd; zet je te hoog in, dan wordt je alsnog afgezet.
'Wat kun je aan de prijs doen?' vraag ik. 'Ik heb 'm al voor je afgeprijsd, van 150 naar 100.' Het mannetje denkt dat-ie me gemakkelijk aankan (wat natuurlijk ook zo is), maar ik laat me niet zo snel afschepen.
Tip 3: Als je tegenspeler niet omlaag wil in prijs, moet je hem/haar een voorzet geven. Ik doe zoals mijn moeder het me geleerd heeft en gebruik de combi-klem. Je suggereert de aankoop te combineren met een ander product en zet zo de verkoper klem. Nu moet hij/zij wel iets doen.
'Als ik die waterkoker er nou bij doe?' 'Die doe ik van 160 naar 100. Je bent een student hè, dus daar heb ik de prijs op aangepast.' Ik zeg niets. Het mannetje draait z'n hoofd weg en is stil. Hij houdt vol, maar ik voel het vlees onder mijn handen verzwakken, dus ik verstevig mijn greep. Op bijna dramatische wijze trek ik m'n portemonnee tevoorschijn, haal al m'n geld eruit en zeg: '160, dat is alles wat ik heb.' Ontevreden geeft hij toe: 'Zoek maar of je meer hebt; je kunt ook met creditcard betalen.' 'Heb ik niet.' 'Ok, geef dan maar alles en dan kun je komende week die overige 40 komen brengen.' Nu is het alles of niets, dus ik zeg: 'Nee, het is 160 of we hebben geen deal.'
Het mannetje glimlacht en loopt naar achter om een grote plastic zak te pakken. Hij stopt de twee kartonnen dozen voor me in de zak en vraagt: 'Wat studeer je?' 'Nu alleen Hebreeuws, maar ik heb m'n studie een paar weken geleden afgemaakt.' Ik geef hem het geld en met een glimlach geeft hij me de grote zak aan. 'Ga maar leren en word professor!'
'Dag, meneer.'