Op Goede Vrijdag stak een jongen zijn penis naar mij uit. Het was iets voor achten, ’s ochtends, ik had net hardgelopen en wandelde het laatste stukje. In een smal straatje achter mijn huis kwam de jongen (een jaar of 26, donker kort haar, hij leek op Tighadouini van NAC maar had een minder lange baard) naast me lopen met zijn fiets. Steeds iets dichterbij. Ik dacht dat hij verdwaald was, vroeg wat er was, hij keek me wazig aan en zweeg. ‘Kan ik je helpen?’ drong ik aan. Hij keek naar beneden, ik volgde zijn blik.
Bij het politiebureau was dat het enige signalement dat ik met absolute zekerheid kon geven: hij was groot geschapen. Het beeld van zijn enorme stijve penis kreeg ik die dag niet meer van mijn netvlies, maar of hij nu een spijkerbroek droeg of een joggingbroek, en welke kleur zijn fiets was? Ik wist het niet zeker. Een blauw sportjasje dacht ik me te herinneren, en hij had grote, donkere, wazige ogen. Zijn kapsel leek een beetje op dat van mijn vriend. De vrouw achter de balie (blond lang haar, mijn leeftijd, eyeliner) maakte notities in haar blauwe Moleskine-boekje en riep haar collega’s op. Ik moest naar de Zedenpolitie op het hoofdkantoor voor aangifte, zei ze. Op dat moment kwam een mannelijke agent (eind 50, kalend, zonnebankbruin, lang postuur, ‘Amsterdams gezicht’) naast haar staan. ‘Nee, dat doen we niet hoor. Bij Zeden doen ze alleen verkrachtingen. Voor dit soort dingen heeft aangifte helemaal geen zin. Met zo’n signalement is de kans dat we hem pakken klein… Een aangifte belandt meteen in het archief. Ga jij maar lekker naar huis om te douchen.’ Hij bedoelde het ongetwijfeld heel vriendelijk.
Die middag ben ik nog een keer naar het politiebureau gegaan. Op mijn vraag waarom ik geen aangifte kon doen, het was, had ik gegoogeld, tenslotte 'schending van de eerbaarheid' wat mij was overkomen, kreeg ik een omslachtig antwoord.
Ja, nee, het kon wel, ze mochten mij natuurlijk niet weigeren, maar het had totaal geen zin. Ik zou een afspraak moeten maken en het zou veel tijd kosten. Echt, dat ze mijn melding hadden genoteerd was meer dan voldoende, zei dezelfde agent als die ochtend. Gedesillusioneerd droop ik af.
Ik had aangifte willen doen, niet omdat ik dacht dat het verschil zou maken, maar zodat het genoteerd werd. Dit voorval moest in het archief belanden, om te bewijzen dat dit soort dingen gebeuren, dagelijks. Om alle keren dat ik geen aangifte had gedaan te compenseren. De keer dat ik (15, rode krullen, onzeker) voor het eerst alleen door Amsterdam liep en een man (eind 40, bierbuik, leren jas) op mij af stapte met de woorden: ‘Zo lekkere tietjes heb je, zal ik die eens even lekker vastpakken?’ En de keer dat ik (16, rode krullen, extreem onzeker) bij Parkpop in het publiek stond en door een man (40? halflang haar, band T-shirt) in mijn kruis werd gegrepen. Die agressieve gravende vingers. De keer dat een man (eind 20, vale polo) zich tegenover mij in de trein zat af te trekken achter een pornoblaadje. Alle keren dat er schunnige dingen naar me werden geroepen tijdens het hardlopen. Dingen die als grapjes bedoeld waren, maar niet grappig zijn en zelfs behoorlijk intimiderend als je in je eentje in het donker loopt. Zo vaak had ik geen aangifte gedaan van deze kleine vergrijpen. Omdat ik wist dat het geen zin had, en omdat ik twijfelde aan de strafbaarheid.
Een week na de schending van mijn eerbaarheid werd ik gebeld door de Zedenpolitie. Mijn melding was opgedoken in hun systeem, of ik naar het bureau wilde komen om aangifte te doen. De agenten van Zeden zijn het tegenovergestelde van hun collega’s bij het bureau in mijn buurt: vriendelijk, intelligent, accuraat. Ik leerde dat het doen van aangifte altijd zin heeft. Omdat mijn signalement dan misschien niet heel nauwkeurig was, maar het wel enigszins overeen kwam met de andere drie aangiftes die waren gedaan van hetzelfde vergrijp in mijn buurt. Ik leerde dat vooral vrouwelijke hardlopers vaak worden lastiggevallen. Dat potloodventen in eerste instantie onschuldig lijkt, maar dat plegers van ernstige zedendelicten vaak beginnen met kleine vergrijpen. Door juist van deze kleine dingen aangifte te doen kan de Zedenpolitie een probleem signaleren voor het escaleert.
Anderhalve week later mocht ik opnieuw naar het kantoor komen om twee foto’s van verdachten te bekijken. Het waren pasfotoportretten, dus ik kon het niet met zekerheid zeggen.
Door geen aangifte te doen zeggen we indirect dat het oké is, dat elke man zich op ons mag aftrekken als we ’s ochtends aan het hardlopen zijn. Dat een buurtagent mijn melding wegwuift als ‘geen verkrachting, dus niet ernstig’ illustreert dat we dit soort egoïstische zelfbevrediging als maatschappij gedogen. Ook als je geen smartphone hebt – tip van de buurtagent: neem de volgende keer gewoon een foto van je potloodventer, dan hebben we een signalement waar we iets mee kunnen – is het feit dat je bent lastig gevallen meer dan genoeg reden om aangifte te doen.