In een korte serie verwondert Ron zich over het gezelschap dat hij op zijn vriendenpagina aantreft. Deze keer: een selfie van drie vriendinnen.
Zondag in de UB. Lege werkbanken. Twee studenten iets verderop, in slaap sukkelend boven wettenbundels. Voor me een scherm volgeplempt met halfslachtige zinnen, bestaande uit woorden die overbodig of ronduit onjuist zijn. Als ik er naar staar zie ik alinea’s, door de enter die ik her en der aanbracht voor mijn eigen gemoedsrust. Onderaan in kleine lettertjes prijkt een bronnenapparaat met notities als @OPZOEKEN, @BRON?, @KLOPT DIT WEL? Ik wil mijn vuist rood slaan op het witte blad, schreeuwen tot ik schor ben, chocolade eten. Ik wil huilen, gewoon heel hard huilen.
Verman je. Doe iets nuttigs. Open je browser. Facebook. Ja, Facebook! Ik scroll. Ik scroll terug. Mijn blik gevangen door een selfie van drie lachende meisjes. De tekst die er boven staat: I think we will have to be friends forever. They know too much dirt…
Ik hoor ze schaterlachen. Charl Delemarre en Kensington schallend uit de laptop. Een veld van broodkruimels op het aanrecht. Twee meisjes van begin twintig op de bank, de derde verschanst in een versleten stoel. De ernst, als Annelies vertelt over die keer met twee jongens van dat leuke Olof-dispuut. Het opengesperde paar ogen, het wachten met knipperen tot na de reactie die komen zal. Fleur die enthousiast Neeeee uitroept en opbiecht dat zij zelf, als ze heel eerlijk is, alwéér voor het bijltje is gegaan toen haar ex weer eens op de stoep stond.
Het stilzwijgen van Carlijn. Verwachtingsvolle blikken vanuit de stoel. Vurige dagdromen over ranzige avonturen, desnoods met de eenzame jongen die ze Wodka Lime zijn gaan noemen, de loner uit de kroeg. Met een dildo erbij, of een worst uit het koelvak zo nodig. Iets, wat dan ook, om het totale gebrek aan rauwe ervaringen te compenseren – materiaal om heldenverhalen uit te smeden.
Illustratie: Josse Blase.
Zwieberende aangeschoten lichamen die zich keurig op een rijtje weten te schikken voor de onontbeerlijke selfie. Alle opgespaarde charme ingezet voor dit sinds binnenkomst verwachte moment. Glimlachende bekjes op het scherm, gevolgd door een tekst die er echt bij moet. Het uploaden naar Facebook, in de zekerheid dat het veelzeggend is, of althans grappig, leuk, gezellig (!). Waarschijnlijk een combinatie van het allemaal. Stel je voor, de overvloed aan likes die dit gaat opleveren.
In de verlenging de gedachtes in de rij voor de kassa, de dag erna. De oude heks die plots voor Annelies uitschiet naar de kassa die net geopend is, terwijl ze al een rij gekozen had, en daar dus gewoon had moeten blijven staan. Hangjongeren een plaag? Niets vergeleken met bejaarden in de supermarkt. Bonnetjes controleren, vragen of de bonus er wel afgehaald is, geld terugvragen, artikelen terugbrengen, papieren door de caissière laten invullen waar ze tien minuten mee bezig is, centen op de grond laten vallen, pincode vergeten, eeuwig gezeur...
Ze lacht, als ze denkt aan het berichtje van Jonathan vannacht – toen de meiden al naar huis waren. Had ze daar wel op in moeten gaan? Ze maakt het hem wel erg makkelijk. Had ze niet soms – hoofdschuddend: Ach, het was toch leuk? Pluk de dag – als ik het niet doe, doet een ander het wel.
In de rij voor de kassa voelt ze haar kontzak trillen. Ze bukt, zet het zware mandje neer; haar broek glijdt van haar billen. Net iets te ver. Snel grijpt ze haar leven uit haar zak. Het scherm is al aan, het lijstje notificaties van de laatste tien minuten vraagt om actie. Blauw: twee nieuwe likes, één reactie. Groen:
20.25u. Jonathan: ‘Heey. Morgen dus film bij mij?’
20.28u. Bram: ‘Ben er om 9 ;)’
20.28u. Bram: ‘xx’
Een opgewekte glimlach danst boven haar kin. Snel nog even douchen.
Ron Vaessen (1987) schrijft aan zijn debuutnovelle en is redacteur bij het Tilburgs universiteitsblad Univers.