Sony mag de Walkman onlangs dood verklaard hebben, het Utrechtse Le Guess Who? Festival staat bol van muzikale vernieuwing, en wordt dit jaar afgesloten met een avond die gecureerd wordt door het label The Tapeworm. Met een bonte revue aan geluidkunst, noise, electropop, triphop, installaties en videokunst bewijst THE TAPEWORM COMES ALIVE! op 28 november dat de analoge en cassettecultuur springlevend is.
Tekst: Sven Schlijper
Tapegeschiedenis
Laat in de negentiende eeuw wordt al geëxperimenteerd met analoge bandopnamen. Het zal echter tot vlak voor de Tweede Wereldoorlog duren voordat in Duitsland een praktisch werkend systeem uitgevonden wordt dat lijkt op wat we kennen als audiotape. Bedrijven als BASF, AEG en Ampex trekken in die jaren de kar, en na de oorlog nemen de ontwikkelingen een ware vlucht.
Van twee naar drie, vier en acht sporen was geen grote stap meer. De 8-track werd geboren, maar sloeg buiten de Verenigde Staten niet of nauwelijks aan. Voor thuisgebruik werd door muziekfanaten wel vaak de bekende spoelenrecorder gebruikt, die je zo nu en dan nog op grootvaders zolder of op een vlooienmarkt tegenkomt. De kwaliteit van die opnamen die je met zo’n apparaat kunt maken, is nog steeds verrassend hoog. Geen wonder dus dat in menige professionele studio ook vandaag de dag nog gebruik gemaakt wordt van (Ampex) bandrecorders. Kytemans nieuwe studiocomplex is zelfs helemaal analoog ingericht, en de comebackplaat ‘Zeitgeist’ van The Smashing Pumpkins maakt volop gebruik van analoge taperecorders; juist vanwege het typsiche ‘verzadigde’ geluid, met analoge vervorming.
Praktisch zijn spoelenrecorders niet; daarom werd de compact cassette (voor in je Walkman) in de jaren ’70–’80 al snel de standaard voor niet-professionele muziekliefhebbers. Miljoenen mensen gingen de straat op met een Walkman en konden zo hun muziek altijd meenemen. Het moge duidelijk zijn waarom de compact cassette van de jaren zeventig tot late jaren negentig naast de lp - en later de cd - het meest gangbare format was voor vooraf opgenomen muziek; voor home-recording zelfs lange tijd het enige.
De voorbespeelde tapes zijn al lang uit de winkelrekken verdwenen en hoewel de compact cassette nog een hele tijd dapper weerstand heeft geboden, heeft de opkomst van audioboeken (mindere kwaliteit maakt bij spraak alleen toch weinig uit) en microcassettes voor voice-recorders niet kunnen voorkomen dat de cassette het in de jaren negentig moest afleggen tegen nieuwe digitale ontwikkelingen. In eerste instantie, dankzij de opkomst van de mini-disc als draagbaar format van hogere geluidkwaliteit, met verbeterd gebruiksgemak (direct naar een gewenst nummer ‘zappen’ bijvoorbeeld) en vervolgens de mogelijkheid om zelf cd’s te branden. Een paar jaar later waren die formats zelfs alweer achterhaald; nu wisselen mp3’s over het internet met gigabytes tegelijk van plaats en thuis met groot gemak van harde schijf naar mp3-speler.
Muzikale tapecultuur
Audiotape is al vroeg ontdekt door geluidkunstenaars en experimentele muzikanten en componisten. Karl Heinz Stockhausen, Pierre Schaeffer en de school van de Musique Concrète zijn de voorlopers op het gebied van het letterlijk opsnijden van geluidbanden, maar ook in het overal en nergens opnemen van ‘gevonden geluiden’ en die inpassen in ‘symfonische’ composities. Audiotape maakte het ook mogelijk om muziek en geluidkunst te produceren die niet langer uitgevoerd kon worden door muzikanten. Delays, echo’s en het heen- en weer blijven ‘stuiteren’ van geluid van de ene naar de andere band, brachten totaal nieuwe sonische mogelijkheden waarvan velen dankbaar gebruik maakten. Niet alleen in de voorhoede overigens, ook in meer populair vaarwater. Zonder de technische vooruitgang in audiotape waren meesterwerken van Frank Zappa of The Beatles en The Beach Boys nauwelijks denkbaar geweest.
Het mag dan ook weinig verbazing wekken dat in de jaren sinds Stockhausen en Schaeffer vele generaties geluidkunstenaars en componisten zijn blijven experimenteren met audiotape. In heel recente tijden vinden we in Wouter van Veldhoven een prima en verrassend jong voorbeeld van iemand die hedendaagse composities opbouwt uit weinig tot niets meer dan gemanipuleerde audiotape; van spoelenrecorders tot compact cassettes.
Tapeworm fragment 2 by hard//hoofd
Tegenwoordig steken bands als Deerhunter en The Dirty Projectors hun liefde voor het format niet meer onder stoelen of banken en brengen ook weer cassettes uit, vaak met exclusief materiaal. Een zekere nostalgische romantiek kan hen daarbij niet ontzegd worden. Die spreekt ook voluit in het boek ‘Mixtape: The Art of the Cassette Culture’ van Thurston ‘Sonic Youth’ Moore. Volgens Moore is de filosofie achter het liefdevol bijeenrapen en op volgorde zetten van gekozen nummers - en het in veel gevallen zelf ontwerpen van een hoesje voor een compilatiecassette - ook een waardevol sociaal gegeven: een manier van communicatie door middel van muziek en liefde voor juist die specifiek gekozen nummers op de mix-tape.
Inmiddels is een ware subcultuur ontstaan waarin experimenteel werk op cassette een klein, maar gestaag groeiend publiek heeft gevonden dat met aanschaf een fysiek en, zeker door de vaak beperkte oplagen, aardig ‘uniek’ product bemachtigt dat niet over het hele web zwerft, waardoor de waardering in de luisterervaring vis-a-vis het werk ook verandert. Je moet er immers een tapedeck voor hebben en als je geen auto-reverse hebt de cassette omdraaien. Ook klinkt een cassette voor “cd-oren” aanmerkelijk anders, waardoor je gaat opletten hoe de artiest in kwestie de beperkingen van het releaseformat in de vorm van een cassette al dan niet gebruikt heeft tot zijn of haar voordeel. Experimentele muziek die anders wellicht vermalen was tussen de biljoenen mp3’s op het internet of nooit uitgebracht had kunnen worden (of nooit gemaaakt zou zijn, waar er immers ook specifiek voor het cassetteformat gecomponeerd wordt), vindt zo een publiek via labels als Ash International, Tochnit Aleph en The Tapeworm.
The Tapeworm
Nomen est omen voor The Tapeworm, want als een soort lintworm baant het label zich een weg door de vastgeroeste structuren van een muziekindustrie die moord en brand schreeuwt vanwege teruglopende verkopen, maar natuurlijk gewoon zelf de boot gemist heeft door niet te luisteren naar de wensen van de consument. Die wil óf een fysiek product dat meerwaarde heeft óf een vrijelijk verkrijgbaar product dat ook nog eens van redelijk slechte kwaliteit mag zijn. Voor dat laatste betaal je niet, voor het eerste trekt men grif de portemonnee. Concertkaarten vliegen immers bij steeds hoger wordende prijzen bij de vleet de deur uit en deluxe edities van platen en cd’s vinden gretig aftrek. Het run-of-the-mill cd-product heeft zijn langste tijd gehad; de koper wil exclusiviteit en bonuswaarde. Die kan liggen in een mooie uitvoering qua artwork, extra nummers, audiofiele kwaliteit of exclusiviteit. Of, zelfs, in een gelimiteerde cassette.
Tapeworm fragment 3 by hard//hoofd
The Tapeworm bracht in augustus 2009 ‘Spool’ van turntablemagiër en –bassist Philip Jeck uit in een oplage van 250 exemplaren die razendsnel uitverkocht. De derde release van de hand van Stephen O’Malley was nog sneller weg. De naam van het label zoemde rond over forums; op eBay dook de O’Malleytape op voor aardige bedragen en mensen begonnen zich af te vragen wie of wat The Tapeworm was. Enigmatisch in ieder geval en weinig spraakzaam, maar gelieerd aan het grote Touch (noem het géén platenlabel!). Inmiddels heeft The Tapeworm met een vast schema van twee releases per maand een palmares opgebouwd waarop ook Biosphere, Fennesz, Derek Jarman, Jean Beaudrillard, Simon Fisher Turner en Leslie Winer prijken.
The Tapeworm hult zich graag in steevast uniforme zwart-witte hoezen en laat het gepresenteerde werk het verhaal vertellen. Dat is een historie die niet uitgaat van een nostalgische liefde voor het cassetteformat, maar juist van een hedendaagse visie. De beperkingen van de cassette stellen de muzikanten voor uitdagingen. De één (Simon Fisher Turner) gebruikt de cassette - zoals Schaeffer eerder deed - voor veldopnamen en verknipt deze. Leslie Winer neemt op haar boombox in de slaapkamer rokerige avant-triphop op, en Biosphere knutselde op zolder electropopdeuntjes in elkaar. Techno-DJ Stefan Goldmann neemt geen pompende set op, maar speelt gitaar en wel zo dat als je op een auto-reverse deck de cassette ‘flipt’ de beat precies gelijk staat en je in dezelfde ‘fase’ door kunt luisteren. Zo kun je met één knop en één cassette dus zélf de compositie nader bepalen.
__________
___________
www.paume.nl
www.tapeworm.org.uk/
www.tapeworm.org.uk/ttw25.html
www.leguesswho.nl