Ze heeft een pet op met het logo van het fastfoodrestaurant, waar ik binnenloop omdat ik dorst heb. Ik zie voor me hoe ze vanmorgen gedachteloos haar staart door het gat aan de achterkant haalde, vlak voor ze door de klapdeuren liep en achter de balie terechtkwam.
Er klinkt een nummer van Britney Spears. Het ruikt naar friet. De kast met bekers en deksels is zo vol dat er af en toe iets uit op de grond valt. De tl-buis aan het plafond geeft fel licht, als de abri van een bushokje in de nacht.
‘Cola,’ zeg ik. Ze knikt. Cola.
Ik ben er niet de persoon naar een vreemde te vragen wat er aan de hand is. Bij een bekende is het al lastig. Emotie behoort toe aan het individu, die het hoort te beschermen als was het een pasgeboren baby. Ernaar vragen is er je prikkende vinger naar uitsteken.
Want het lijkt er even op dat ze huilt als ze naar de frisdrankautomaat gedraaid staat. Zoals mannen in Amerikaanse series dat doen wanneer ze zich schamen voor opwellende emotie - weggedraaid van tegenspeler en camera, naar een hoek waar de tranen buiten het zicht van iedereen kunnen worden weggedrukt. Dan draait ze zich om, met de cola in haar hand, en tegelijkertijd neemt ze een lange ademteug.
Ik kan vragen of het gaat. Hoe het gaat. Onze minuten kunnen meer zijn dan alleen maar cola.
Ze zet de papieren beker op de balie. Een halve liter, veel meer dan ik wil, maar een kleinere maat is er niet. Ik hoor de ijsklontjes zachtjes tegen elkaar tikken onder het plastic dekseltje. Ze grijpt blindelings opzij naar een bak met rietjes, pakt er één uit en drukt hem door het gaatje. Dat piept.
Ze kijkt naar de cola en zwijgt.
Dus zeg ik ook maar niets. Ik pak mijn bestelling op en keer me om. De enige woorden komen van de prullenbak die ik tegenkom op de weg naar buiten. ‘THANK YOU’, zegt de zware grijze klep in hoofdletters, maar dat kan niet voor mij bedoeld zijn.
-
Peter Zantingh schreef een verhaal bij een foto van Lucas Hardonk.