Vivian Mac Gillavry voert gesprekken met vrienden over de discrepantie in het feminisme tussen theorie en keuzes in het persoonlijke leven. Hoe zit het met keuzevrijheid, als die keuzes niet altijd vrij zijn van een oordeel?
Vorig jaar volgde ik samen met vriendinnen het college ‘dissapointing the feminist’ van Katie Roiphe (in Spui25) in de hoop meer handvatten te krijgen voor hoe een goede feminist te zijn. Roiphe, die zowel als feminist en als anti-feminist wordt gezien, vertelde daar over de schijnbare discrepantie tussen de feministische overtuiging van vrouwen en de manier waarop zij hun dagelijks leven leiden. Ze legde uit hoe veel vrouwen zich sterk en krachtig uiten in hun openbare bestaan maar veel ‘zwakker’ in hun liefdesleven en privéleven, voornamelijk in relatie tot mannen. Het ultieme voorbeeld dat Roiphe geeft is feminist Simone de Beauvoir en haar romantische onderwerping aan Sartre. In hoeverre stellen de keuzes die (juist) deze feministische(?) vrouwen maken daarmee andere feministen ‘teleur’?
Roiphe sloot haar college af met de woorden: “Dat is waar ik aan heb gewerkt. Aan het erkennen van verwarring, het gedogen van tegenstrijdigheid, en het zonder schaamte ervaren daarvan, […] daarbij met Simone de Beauvoir te zeggen: “Het spijt me als ik de feministen teleurstel…”
Ondanks het streven van Roiphe om tegenstrijdigheid te gedogen, merk ik bij veel vrouwen in mijn omgeving dat zij alsnog bang zijn ‘het feminisme’ verkeerd uit te voeren. Waardoor komt dat? Zijn zij ook bang om feministen teleur te stellen en ervaren zij wel eens dat andere feministen hen teleurstellen?
Wanneer we napraten over het college geeft een van mijn vriendinnen aan dat zij het gewoon té verwarrend vindt om feminist te zijn (of zich zo te noemen) omdat het niet bij te houden is wat die rol dan precies inhoudt. “Een veganist heeft tenminste nog kaders om mee te werken, namelijk ‘geen dierlijke producten eten’ (en gebruiken?), daar waar de kaders voor een feminist soms een vat vol tegenstrijdigheden lijken.”
Het NRC schreef vorig jaar al dat het feminisme anno 2019 over alles en niets dreigt te gaan. ‘Het gaat over een orgasmekloof, gesis op straat, representatie, stereotypering, gelijke betaling, ongewenst contact en boven alles over keuzevrijheid. ‘Als er dan al een definitie is, klinkt vaak die van de Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie, die ‘feminist’ definieert als “een persoon die gelooft in de sociale, politieke en economische gelijkheid van de seksen.”
De definitie van feminisme is dus zo breed dat het lijkt alsof álles wat met keuzevrijheid en gelijkwaardigheid te maken heeft, onder de noemer feminisme geplaatst kan worden. Desalniettemin lijken we ondanks de ‘alles en niets’ definitie toch een (wellicht onbewust) collectief tegenstrijdig idee over feminisme en keuzevrijheid in stand te houden.
Uit angst voor een andere beoordeling, dan wel veroordeling van de seksen, hopen we dus zelfs dat onze ongeboren dochters de ‘juiste’ keuzes maken.
In het streven naar gelijkheid van de seksen worden man-vrouw rolpatronen aan de kaak gesteld. ‘Slutshaming’ is hier een goed voorbeeld van. Elke feminist zou zeggen dat je als vrouw evenveel recht hebt op seksualiteit als mannen. Wanneer een vrouw met veel verschillende mensen naar bed wil, is dat haar goed recht. Mijn (feministische) vriendinnen en ik vinden dat seksuele keuzevrijheid belangrijk is en dat vrouwen niet anders moeten worden behandeld vanwege die keuzes. Maar toch laten we die keuzes vaak sterk beïnvloeden door te doen wat sociaal wenselijk is. Zo zei een vriendin van mij, die gelooft in sociale gelijkheid van de seksen, het toch moeilijker te vinden als zij een dochter zou krijgen die met veel jongens naar zou bed gaan dan wanneer een zoon met veel vrouwen seks zou hebben. Dit heeft natuurlijk te maken met het label van ‘slet’ dat haar dochter dan riskeert. Uit angst voor een andere beoordeling, dan wel veroordeling van de seksen, hopen we dus zelfs dat onze ongeboren dochters de ‘juiste’ keuzes maken… Maar welke keuze is de juiste?
Als we vaststellen dat het speerpunt van feminisme het geloven in keuzevrijheid is, waarom zijn die keuzes dan vaak toch niet vrij van oordeel? Waarom is het dan überhaupt mogelijk een voor feministen teleurstellende keuze te maken? Dit viel mij bijvoorbeeld op in de kritiek die Emma Wortelboer kreeg op haar keuze haar seksualiteit te uiten. Zij gebruikt haar lichaam en seksualiteit openlijk op sociale media, maar wordt wel bevraagd en bekritiseerd over haar keuze dat te doen. Haar keuze, zoals het posten van sexy foto’s van zichzelf, ziet zij als feministisch omdat zij zich niet laat tegenhouden door regels over wat je wel of niet hoort te doen.
Scheer je je schaamhaar omdat jij het wilt? Prima! Scheer je je schaamhaar omdat je partner dat leuker vindt? Antifeministisch!
Blijkbaar vinden we het nog steeds lastig om feminisme te koppelen aan vrouwen die hun lichaam en seksualiteit expliciet uiten. Enerzijds ben je als feminist baas over je eigen lichaam en seksualiteit, anderzijds lijkt het erop dat je gemakkelijk de verkeerde keuze maakt.
Een jaar na het college van Roiphe praten mijn vriendinnen en ik nog steeds na. Tijdens een van deze gesprekken wordt het volgende gezegd: “Keuzevrijheid lijkt steeds meer op: elke keuze mag, zolang deze maar niet aan de wens van een man kan worden gekoppeld omdat dat de vrouw dan in een inferieure rol plaatst.” Hierdoor wordt vooral gereageerd op de reden van de keuze. Scheer je je schaamhaar omdat jij het wilt? Prima! Scheer je je schaamhaar omdat je partner dat leuker vindt? Antifeministisch!
Een andere vriendin benoemt het voorbeeld van golddiggers. Dat voorbeeld suggereert al snel ongelijkwaardigheid volgens haar. De rol van de vrouw is inferieur, want zij heeft geen gelijke economische, en wellicht sociale, positie en lijkt daardoor afhankelijk van de man. Maar er zijn voorbeelden van culturen waar dit niet als een inferieure rol wordt beschouwd.
Zo geeft antropoloog Christian Groes-Green het voorbeeld van vrouwen in Mozambique die een patronage relatie aangaan met rijke mannen. Dat soort relaties wordt vanuit een Westers feministisch oogpunt in eerste instantie dus gezien als een ongelijkwaardige relatie. Met de vrouw als inferieur, omdat zij een bepaalde vorm van afhankelijkheid aangaat. Maar in Mozambique worden deze relaties niet per se beschouwd als ongelijkwaardige relaties. De vrouwen zien hun patroon als gulle garantstaanders voor hun sociale veiligheid en vergroten zo hun economische zelfstandigheid. De patroon kan daarnaast juist afhankelijk zijn van deze vrouwen. Seks, loyaliteit en diensten die de vrouwen geven worden als transacties gezien voor het geld dat de mannen geven. De vrouwen gebruiken seks als een krachtig ‘middel’ om een bepaalde vorm van macht te verkrijgen over mannen. De vrouwen uit Mozambique hebben ten opzichte van Nederlandse vrouwen echter wel minder keuzes om economische zelfstandigheid te verwerven, wat problematisch kan zijn. De positie van vrouw in een patronage relatie hoeft dus niet inferieur te zijn ten opzichte van de man en dat zit ‘m in de cultureel gedefinieerde gelijkwaardige relatie tussen man en vrouw. In eerste instantie lijkt het golddiggerschap dus antifeministisch gedrag. Maar misschien zou het juist een verfrissend voorbeeld van feministische keuzevrijheid kunnen zijn (mits een vrouw hier bewust voor kiest en niet wegens een gebrek aan andere opties)?
We hebben telkens weer de keuze voor onszelf te bepalen wat gelijkheid of gelijkwaardigheid van de seksen dan precies inhoudt.
“Kan een vrouw zich feminist noemen terwijl zij gebruik maakt van een man met een hogere economische positie dan zijzelf om zo haar eigen economische positie te verbeteren?”, vraag ik aan een vriendin. Zij antwoordt aan de hand van de theorie van filosoof Luce Irigaray, die stelt dat in plaats van dat een vrouw zich zou moeten meten aan een man in termen van gelijkwaardigheid, we het moeten hebben over seksuele differentiatie. “Dat wil zeggen dat vrouwen een andere normatieve categorie voor zichzelf zouden moeten creëren. Dus als je zou zeggen, ik maak gebruik van een man die een hogere economische positie heeft om mijzelf te verbeteren dan ben je jezelf alsnog aan een bepaalde maatstaf aan het meten. Irigaray zou zeggen dat die maatstaf in principe is bepaald door de man. Op die manier zou je ervan uitgaan dat het een lineaire ontwikkeling is die de maatstaf vormt en dat, om gelijkwaardig te zijn, je op gelijke voet moet staan in plaats van je juist te richten op het feit dat er verschillende normatieve categorieën moeten worden gecreëerd. In die zin zouden we het gelijkheidsbegrip achter ons moeten laten.” “Maar, aan de andere kant”, vult zij haar antwoord aan, “het idee is misschien inmiddels ook wel weer achterhaald dat gender een spectrum is waarop iedereen zit. Dan gaat het eigenlijk niet over gelijkheid maar over jouw positie op het spectrum en dan kan je juist die verschillen vieren.”
Overal ter wereld bestaan er vormen van genderongelijkheid. Er zijn biologische en culturele verschillen tussen mannen en vrouwen. Maar we hebben telkens weer de keuze voor onszelf te bepalen wat gelijkheid of gelijkwaardigheid van de seksen dan precies inhoudt. Zo beschrijft antropologe Ortner dat (biologische) verschillen tussen mannen en vrouwen er wel zijn maar dat deze verschillen alleen betekenis van superieur of inferieur krijgen binnen het kader van cultureel gedefinieerde waardensystemen. Kan met dat besef, indien beide partijen zich gelijkwaardig voelen door wat zij inbrengen en hoe zij macht ervaren, dan toch een gelijkwaardige (machts)verhouding tot stand komen vanuit een economisch ongelijke startpositie? Want, om Adichie nogmaals aan te halen, “Culture does not make people, people make culture”.
Het blijft een lastige kwestie. Moeten we dan geen rekening meer houden met anderen in de keuzes die we maken? Uit alle gesprekken die wij het afgelopen jaar hebben gevoerd concluderen we dat we keuzes vaak maken op basis van interactie met andere mensen en dat het goed is om te reflecteren op waarom we die keuzes maken. Dat zal van tijd tot tijd tegenstrijdigheden met zich meebrengen. Een van de argumenten die verschillen de keren werd aangevoerd is dat we moeten proberen niet té veel bezig te zijn met anderen, anders zijn we het probleem aan het verschuiven van de juiste keuze maken in de ogen van de man, naar de juiste keuze maken in de ogen van de feministen. Waar het wellicht vooral zou moeten gaan om de juiste keuze in jouw eigen optiek.
Het nieuwe feminisme zou dan dus niet moeten gaan over keuzevrijheid maar vooral de vrijheid jouw keuze niet te hoeven verdedigen. Dit om zo de tegenstrijdigheden binnen het feminisme wat meer van elkaar, en van onszelf, te accepteren.
Beeld: Vivian Mac Gillavry