Het is bijna middernacht, de groeilamp weerkaatst mijn gezicht violet in het keukenraam. De loopkrukken, die ik bijna weer weg kan doen, leunen tegen het aanrecht. Voor me op tafel staat een jampot met daarin een stekje van een begonia, dat ik van een tante heb gekregen. De vermoeidheid omhelst me van achteren en een moment sluit ik mijn ogen. Ik herinner me een flard van een droom; verschillende manen staan aan de hemel, hun schijnsels bewegen als zoeklichten over een ledige planeet. Sommige lichtbundels zijn zacht, strelen de huid en doen doorzichtig gras ontkiemen, andere bezitten een brandende straling die schroeisporen achterlaat.
Ik open mijn ogen, vanaf vrijwel iedere plank en keukenkast kijkt een plant op me neer. Elke dag toont het algoritme me artikelen, inspelend op de plantenobsessie van mijn generatie. De blaadjes van het begoniastekje zijn groen met krijtachtige vlekken. Via de vrouwen van mijn familie wordt hij al minimaal vier generaties doorgegeven. Enkele weken terug, in een café bij Volkspark am Weinberg, hoorde ik van mijn nicht over deze plant. Ik weet niet meer hoe we van onderwerp waren versprongen, maar even daarvoor had ze gesproken over haar angst voor de overerfelijkheid van schizofrenie. Hoe ze altijd het schuine oog had gevoeld van de andere vrouwen in de familie; zou ook zij van het padje raken?
Ik raap de streng op en houd ’m in m’n handen, de blaadjes glanzen.
Iets ritselt. Er is een streng van mijn vaderplantstek op de grond gevallen. Eerst dacht ik dat hij steeds strengen losliet door mijn slechte zorg of door de scherpe rand van de pot. Een tijdje legde ik daarom opgerolde watten onder de steeltjes. Later vertelde een Joodse vriend echter dat dit constante verkassen de natuurlijke verspreidingstactiek van de plant is en dat hij hierdoor de antisemitische bijnaam ‘de wandelende Jood’ draagt – inmiddels circuleert het alternatief ‘wandering dude’. Ik raap de streng op en houd ’m in m’n handen, de blaadjes glanzen. Net als de begonia had ik ook deze vaderplant in een jampotje gekregen – van een minnaar. Ik weet niet meer of het gebeurde voor - of nadat het hiv-verhaal zich tussen ons had ontsponnen.
Ik had zuurkoolstrudel met walnoten en geitenkaas gemaakt en realiseerde me pas tijdens het opdienen dat dit een recept is dat ik ieder keer weer maak voor potentiële geliefden. Aan het stadium waarin de hiv zich bij de minnaar van het stekje bevond, meende de GGD-arts met 90% zekerheid te kunnen zeggen dat ik de besmettingsbron was. Het moest een duivelse overdracht zijn geweest, via orale seks. In enkele dagen maakte ik een rouwproces door waarbinnen ik steeds terugkeerde bij dezelfde vraag: hoe kon ik dit doen met het lichaam waar mijn biologische moeder zo haar best voor had gedaan, en dat ik slechts in bruikleen heb gekregen? Later bleek dat hij de infectie door een ander had opgelopen, dat ik negatief ben.
Inmiddels is de stek van zijn vaderplant op meerdere plekken in mijn huis gaan woekeren. Ik open de deur naar het balkon, de avondhemel is bewolkt. Ik vind een lege pot die ik vul met aarde. Met een mes maak ik een klein maar diep gat. Ik neem niet eens meer de moeite om de vaderplant in het water te zetten en te wachten totdat hij wortels heeft. Zodra hij vochtige aarde voelt, kruipen zijn witte ledematen al van onder de oksels tevoorschijn. Ik trek enkele van de onderste blaadjes weg, steek de steel in de aarde en giet er het laatste beetje verveine thee uit de pot overheen.
‘Voel je de angst voor de schizofrenie nu?’ vroeg ik destijds aan mijn nicht tijdens ons gesprek in het café. ‘Niet echt meer, niet voor mezelf,’ antwoordde ze. We hadden de exacte cijfers opgezocht en vonden onderzoek dat uitwees dat er op de gehele bevolking zo’n 1% kans is om het te krijgen en wat zich bij tweedegraads verwanten verhoogt naar 2 tot 4%. Onderaan stond dat schizofrenie onbehandeld tot ‘veel lijden (bij patiënt en omgeving) kan leiden en arbeidsongeschiktheid kan veroorzaken’ – een beschrijving die uitermate Nederlands aanvoelde. We hadden het onderwerp afgesloten met de constatering dat we beiden over niet al te lange tijd dertig zouden worden, volgens statistici de grens waarna schizofrenie zich nog zelden openbaart.
Welke energie zit er opgeslagen in die planten, waarvan getuigen ze?
Ik maak een groter gat in dezelfde pot van de streng vaderplant en pak het begoniastekje. Even streel ik met zijn natte wortels over de lijnen in mijn handpalm. Ik denk aan een vriendin met een Afrikaanse en een Europese ouder, die stekjes van de tropische planten uit een koloniaal instituut in Parijs meenam. Welke energie zit er opgeslagen in die planten, waarvan getuigen ze, wat voor trauma’s en weerbaarheid zit er in opgeslagen en wat doen we met deze energie? Ik beeld me in dat ik via de begonia de aanwezigheid van mijn voormoeders kan voelen, de optelsom van kleine zorghandelingen die het organisme in leven hebben gehouden, de vibraties die hij heeft opgeslagen.
Toen ik mijn familie tijdens een verjaardag vroeg naar de verste voorouder van wie ze iets afweten, konden ze slechts drie generaties terugspringen: een man uit Duitsland die kapper en begrafenisondernemer was – soms beide tegelijk. Een Poolse vriend beantwoordde dezelfde vraag met de vlucht van zijn grootmoeder uit Oekraïne, minder dan honderd jaar terug. Hoe snel we alweer opgegaan zijn, onherkenbaar in de grote kluwen van levensvormen. Ik zet het begoniastekje in het gat en beeld me in hoe haar wortels zich zullen verweven met die van de vaderplant; een verstrengeling van verkregen en zelfverkozen leven. Ik druk de aarde aan.
Deze tekst kwam tot stand in het kader van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren (www.deburen.eu) in samenwerking met de stichting Biermans-Lapôtre.
Jori(k) Amit Galama is filmmaker en schrijver. Hen deed de opleiding Beeld en Taal aan de Gerrit Rietveld Academie en de master Artistic Research in and through Cinema aan de Nederlandse Filmacademie. Hun verhalen en teksten over kunst verschenen onder andere in Tirade, Metropolis M, Tubelight, Kluger Hans en De Revisor.
Caro D’hooge is een illustrator en designer uit Oostende. In 2019 startte ze als freelancer illustrator onder de naam Gorgeous Georges Studio. Haar werk weerspiegelt een Mid-Century esthetiek, waarbij zij haar eigentijdse stijl combineert met een zeer persoonlijke interpretatie die neigt naar een figuratief magisch realisme.