Intenties om (nog) gelukkiger/gezonder/succesvoller te leven? Filosofe Lieke Knijnenburg onthult hoe de kapitalistische samenleving deze intenties in ons programmeert, en hoe we ertegen in opstand kunnen komen. Een bevrijdend essay over tijdverspilling, zelfverwoesting en liefde.
Het stelt gerust als iemand je vertelt dat het prima is om met een kater de tijd aan je voorbij te zien glijden terwijl je je afvraagt waar die goede gesprekken van gisteren in godsnaam ook alweer over gingen. Het is niet erg, sust Marian Donner: je bent niet zomaar brak, je bent een onderdrukkend systeem aan het ondermijnen.
Ter voorbereiding op een zomer vol verspilde tijd, katers en inefficiëntie, las ik Donners Zelfverwoestingsboek. Een tegengif voor de zelfhulpindustrie die is opgetuigd om ons mooier, succesvoller en gelukkiger te maken, als we onszelf maar disciplineren én blijven consumeren. De zelfhulpindustrie gedijt op onze onzekerheid, op de overtuiging dat er iets mis is met ons, of in ieder geval voor verbetering vatbaar. Een dwaling volgens Donner. Het probleem ligt niet bij het individu maar bij de steeds nauwer wordende normen van schoonheid, een geslaagd leven en de liefde. Er is steeds minder ruimte voor falen, lelijkheid en onproductiviteit. Problemen en pijn moeten we zien als kansen om van te leren en sterker van te worden.
De wetenschap verschaft normen over wat gezond is en dus ‘goed’
We laten onszelf runnen als een kippenfabriek waar de maximale winst uit wordt onttrokken. Michel Foucault beschreef deze vorm van machtsuitoefening rond 1980 als ‘biomacht’: geschreven en ongeschreven regels zorgen ervoor dat we netjes in de pas lopen en succesvol functioneren in de maatschappij. Door onszelf te zien als 'human capital' en daarnaar te handelen, zijn we berekenbaar en dus bruikbaar. De overheid stelt regels op om de nationale gezondheid te bewaken, denk aan vaccinaties, verplichte verzekeringen of de accijns die wordt geheven op tabak. En de wetenschap verschaft normen over wat gezond is en dus ‘goed’. Neem het BMI, een simplistisch meetinstrument waarmee je kunt berekenen of je overgewicht hebt. Het vastgestelde normale BMI spoort mensen aan zelf het goede gewicht na te streven.
Een impuls om te werken aan je eigen gezondheid, alleen maar goed toch? Nee. Want al die wetten en nauwer wordende normen gaan gepaard met een toegenomen controle en dwingen een manier van leven af die zeker niet iedereen gelukkig maakt. Wie afwijkt van de norm wordt afgestraft, wettelijk of door de veroordeling van zijn medemens. Het stigma op overgewicht is een pijnlijk voorbeeld. We beschouwen vet niet alleen als teken van ongezondheid, maar ook van slecht karakter, falen en immoraliteit. Of zelfs: een kostenpost voor de samenleving. Daarbij komt nog dat we geluk steeds meer begrijpen in termen van vitaliteit of gezondheid.
Kun je dan niet ongezond en gelukkig zijn?
‘Jawel!’, lijkt Donner te willen schreeuwen. Of zoals ze gevat stelde in een interview met Trouw: ‘Als ik voortaan elke dag naar de sportschool ga, leef ik misschien wel langer, maar de kans is groot dat die gewonnen tijd precies overeenkomt met de tijd die ik in de sportschool heb doorgebracht. Of er valt een steen op mijn hoofd.’
Stop met braaf en gezond leven en omarm je eigen onvolkomenheden
Verzet begint volgens Donner bij ons eigen lichaam en bij hoe we ons persoonlijke leven leiden. Stop met braaf en gezond leven en omarm je eigen onvolkomenheden en de ellende die het leven net zo goed behelst. Zo ondermijnen we volgens Donner een systeem dat ons gebiedt almaar in onszelf te investeren. Met andere woorden: 'We moeten stinken, drinken, bloeden, branden en dansen.'
Donners pleidooi voor hartstocht en overgave doet een beetje denken aan de vurige Friedrich Nietzsche. Als Nietzsche ergens van gruwde, dan was het wel wat hij de ‘nihilistische mens’ noemde. Boeken schreef hij vol over dit afgestompte schepsel dat niet handelt vanuit zijn eigen overtuigingen, maar zich netjes aan de regels houdt, omdat iedereen het doet of omdat de bijbel dit dicteert. Deze getemde mens leert zijn persoonlijke verlangens te overkomen in dienst van een hoger ideaal dat hij niet zelf heeft gesteld. Vervreemd van zijn persoonlijke drijfveren loopt dit kuddedier altijd netjes in de pas. Maar, zo schreef Nietzsche in De antichrist: ‘wat is funester dan te werken, te denken en te voelen zonder innerlijke noodzaak, zonder diep-persoonlijke keuze, zonder lust?’
De nihilistische mens van Nietzsche lijkt verdacht veel op de homo economicus, het radartje in de kippenfabriek van vandaag. Hoe vaak wegen we onze handelingen af aan de maatstaf van nut in plaats van ons gevoel? Ik vraag het mij wel eens af wanneer ik schuldbewust de seconden laat wegtikken tot de volgende aflevering van een of andere pretentieloze serie. Kan ik mijn tijd niet beter besteden? Soms lijkt alles waar ik gewoonweg zin in heb bij voorbaat al verdacht. Nog eentje dan. Deze verloren avond heb ik vast nodig zodat ik morgen weer dubbel zo hard aan de slag kan.
We gaan massaal hard op festivals om maandag die bullshitjob weer te kunnen verdragen
Maar zo val ik juist weer ten prooi aan de logica van de homo economicus: ik praat zelfs het nutteloze goed in het licht van de uiteindelijk herwonnen energie. Een manier waarop we ook de zelfverwoesting rechtvaardigen. Soms hebben we het nodig onszelf even flink te bedwelmen om daarna de alledaagse realiteit weer te confronteren. Of gaan we massaal hard op festivals om maandag die bullshitjob weer te kunnen verdragen.
We lijken te vergeten dat we in eerste instantie mensen zijn die zich niet laten voorspellen door algoritmes, maar handelen vanuit onberekenbare, persoonlijke hartstochten. Mensen die zich af en toe ellendig voelen en daar geen wijze lessen uit willen trekken. Mensen die zich soms even flink laten gaan, gewoon omdat iemand zegt nog eentje dan.
Onze hartstochten en ellende blijken nergens zo duidelijk als in de liefde. Tegenwoordig spreken we vaak over liefde in termen van rationele keuzes, nut en investeringen, maar alles in de ervaring van liefde lijkt zich hiertegen te verzetten. Een partner vind je niet door een wensenlijstje af te vinken. Zoals telkens maar weer blijkt uit mislukte matches in datingprogramma’s, kan geen enkele wetenschap de liefde voorspellen.
Liefde overvalt je, waarbij al het andere – werken, studeren, eten, zelfs slapen – ineens niet meer belangrijk lijkt. Ik investeer allesbehalve in mezelf als ik op een feestje wijn blijf bestellen in de hoop dat die ene vent nog komt opdagen. Evenmin als ik nachtenlang wakker blijf omdat ik de liefde (voor eventjes) heb gevonden. En in plaats van wijze lessen te trekken uit mijn liefdesverdriet blijf ik er soms liever lekker in hangen, luisterend naar een melancholisch album op de achtergrond. Met één troostende gedachte, namelijk: als het kapitalistische systeem teert op de berekenbare mens, dan is de verliefde mens een heuse rebel.
Lieke Knijnenburg (1994) rondt nu haar onderzoeksmaster filosofie af, maar durft zichzelf nog geen filosoof te noemen. Ze schrijft graag, staat liever achter de bar dan voor de bar en werkt als webredacteur bij De Groene Amsterdammer.
Veerle van der Veer Veerle van der Veer (1993) is illustrator. Ze kan eindeloos reflecteren op de relatie tussen mens & natuur en daar volgen dikwijls vervreemdende tekeningen uit.