‘Als je hier maar geen column over schrijft,’ zegt schrijver, muzikant en goede vriend X die anoniem wenst te blijven en niets met deze column te maken wil hebben. We zijn een weekend op een sprookjesachtig eilanddorp om te werken. Zoals alle stedelingen hopen we dat de schone lucht wonderen zal doen voor onze geestesgesteldheid. We zitten echter in een duinpan, drinken slechte wijn uit de fles en X heeft me zojuist ‘cynisch’ genoemd.
X stelt mij vragen over zijn toekomstige geliefde, hoe je signalen juist opvangt, hoe je op casual wijze de ander mee uitvraagt. Ik antwoord dingen in de trant van ‘naar de bioscoop gaan kan leuk uitpakken, of niet, God is dood, welke zekerheden resten ons nog – right? Liefde is een hol construct bedacht door Hallmark, seks en vriendschap zijn inwisselbaar, liefde is een sinterklaasfeest, je moet alleen zelf de surprise papier-machéën, je mag niet tegen anderen vertellen dat hij niet bestaat want dan verpest je het feestje.’
'Het valt best mee met mij,' zeg ik.
Cynisch? Ik geloof gewoon niet in sprookjes. Volgens filosoof Anisthenes, de eerste cynicus, betekende cynisme juist het omgekeerde van associaties die we nu hebben zoals ‘verbitterd’ en ‘honds’. Het ging hem om het leiden van een eenvoudig leven, echt en schaamteloos, zonder culturele verfijning – een leven zonder youseum, literatuur en latte art dus. Als dat cynisch is, dan is dit dorp waar we nu zijn het ook. Gek genoeg voelt deze plek juist niet cynisch, en ikzelf inktzwart. Ik denk aan een collega die ‘verbittering’ omschreef als ‘te lang geen erkenning krijgen.’ Veel groepen uit de samenleving voelen zich alsof ze geen erkenning krijgen. De boeren, bijvoorbeeld. Ze leven hun leven zoals ze dat altijd gedaan hebben en worden in hun ogen plotseling als ‘fout’ bestempeld. Is verbittering dan de enige logische vervolgstap?
In dit dorp worden zeehonden met gehoorschade gered van baggerschepen en dolfijnen gered van het overschot aan zeehonden
Sprookjes bestaan soms. In dit dorp heeft de tijd stilgestaan. Op het kerkhof liggen een paar families met dezelfde namen, alles wijst op een kleine gemeenschap. De naam van de slager en de kaasboer herken ik. Het is zondag en uit het kerkje dat dapper wit afsteekt tegen de buien klinkt gezang. Niets is open op zondag. Niemand vapet. Niemand vraagt je een google review achter te laten.
Sprookjes bestaan niet. In dit dorp worden zeehonden met gehoorschade gered van baggerschepen en dolfijnen gered van het overschot aan zeehonden. In de wateren zwemmen door de opwarming van de aarde zeepaardjes. In dit dorp zijn mensen van kleur zeldzamer dan zeepaardjes. Een boerenvlag besmeurd met vogelpoep hangt te wapperen voor niemand in het bijzonder. Op plakkaten op de huisjes, de meeste zijn ook b&b's, prijkt nadrukkelijk dat dit oude arbeiderswoningen voor de eenvoudige man zijn. De vraagprijs begint bij een miljoen.
Sprookjes bestaan soms. In dit dorp is nergens een havermelkcappuccino te krijgen. Wel pannenkoeken met kaas van de schapenboer. De schapen worden door hem te fiets over de dijk gedreven. Eentje bleef achter en mekkert verbaasd in het weiland over haar domme keuze, een ander verstopt zich in de bosjes. ‘Ach, een verstekelingetje,’ zegt de boer tegen ons, maar we kunnen gewoon doorfietsen hoor. Hier is geen haast. Er is hier geen vintagewinkel, wel een boekenschuur waar je op basis van vertrouwen een euro in een melkbus kan stoppen. Vooral is hier een sense of belonging, gemeenschapszin. De kerk heeft een Dixie neergezet en watervoorzieningen geregeld voor de lokale marathon en de ondernemers helpen met opruimen. Er is een nadrukkelijk gevoel van wij en zij. Wij, dat zijn de locals, en zij zijn de toeristen en de import. In dit dorp zijn bedden voor iedereen in binnen- en buitenlucht, het is altijd vol maar nooit te vol om lastminute met de boot aan te komen. De wij en zij hebben elkaar volledig nodig, er is geen strijd.
Plotseling begrijp ik iets van het gevoel van de boeren, en hun onrust. Over dit sprookje, dat op knappen staat. Een sprookje waarvan mensen zoals ik zeggen dat het achterhaald is.
Sprookjes bestaan niet eeuwig. Jongeren trekken het dorp uit, de hoteleigenaar noemt haar grootste doelgroep 'grijs op reis.' De natuur is mooi, maar niet overweldigend, nu nog. In dit dorp kun je niet verdwalen, is er geen gevaar. Maar rond dit dorp is de continue dreiging van het water dat, door ons, langzaam buiten haar oevers treedt. We fietsen even later naar de zeehondenopvang, waar babyzeehond Puck zont in het pierenbad. Alle zeehonden die permanent in de opvang verblijven, zijn blind of kunnen door ander gebrek niet jagen.
‘Dus eigenlijk zitten we hier voor ons vermaak naar een hospitaal en gekkenhuis te kijken,’ zeg ik.
‘Uuuuw!’ zegt Puck.
We lachen en maken foto’s. Ik ben cynisch, dus ik koop geen sleutelhanger van Puck (‘Souvenirs zijn commercie!’). Ik kijk de hele dag jaloers naar de sleutelhanger die X wel kocht. Mij ontroer je niet zo gauw, denk ik op de fiets terug, en de tranen worden door de wind uit mijn ogen geblazen en ik kijk weg voordat X me vraagt: “Wat is er nou?”
Sprookjesachtig gaat de zon onder.
Cynismemeetlat: leg uzelf erlangs en u zult waarschijnlijk niet versteld staan van wat er gebeurt
Kruis aan wat van toepassing is
1 U heeft de brief van Zweinstein nooit gehad
1b U claimt dat u uzelf daarbij neer heeft gelegd
2 U hoort uzelf uitspraken doen als ‘de afbraak van de vakbonden heeft ons in de verdoemenis gestort!’
3 U schrijft de afzender op enveloppen omdat u eigenlijk nooit verwacht dat ze aankomen
4 U swipet iedereen naar links die zich ‘spiritual’ noemt
5 Het hoekje aardappels kunt u met droge ogen zien rooien, daar bent u werkelijk hard in
5 U noemt de meeneemkastjes met eieren aan de kant van de weg waar je pay-as-you-feel geld achter kan laten, die iedereen sympathiek vindt, een verdienmodel
6 U bent single
7 U loopt bewust doodkalm over het perron als de trein er al staat, hij zal toch voor uw neus wegrijden als u rent, en u gaat niet die mafketel zijn die nutteloos holt om een wegrijdende trein te halen, u niet, welnee, daar gaat-ie
8 U heeft niet gehuild om Mufasa
9 U huilt niet meer
10 U lacht niet meer
11 U overweegt boswachter te worden, maar u bent bang dat de dieren u doorhebben
12 U heeft een van de volgende werken gelezen: Nietzsche, Anisthenes, De Avonden, Brave New World, Verzameld werk – Kafka, Ik, Zlatan, Briefje van Jan, verpakkingssticker Paracetamol, u leest wel erg veel, weet u zeker dat u niet eens een keer uit moet?
13 U vindt gedichten onzin
14 U wordt steeds vaker met ‘u’ aangesproken
15 U dicht niet meer
Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.
Jill Heesbeen is een illustrator die graag werk maakt over de relaties tussen personen op maatschappelijk en op persoonlijk niveau. Zo laat ze je nadenken over de omgang met je medemens. Ook de relatie met jezelf (en de mentale problematiek die daarmee gepaard kan gaan) is een onderwerp dat ze graag verbeeldt.