De moeder van Vivian Mac Gillavry heeft zo’n dertig jaar gewerkt als psychotherapeut. Vivian merkt dat veel mensen om haar heen tegen levensvragen aanlopen waar ze graag met iemand over zouden praten. In deze twee-delige serie gaat ze naar aanleiding van deze vragen met haar moeder in gesprek over geluk, verandering, loslaten en relaties.
Als kind maakte ik vaak grapjes over dat ik was opgevoed door psychologen. Mijn vader, mijn moeder en mijn tante, die mijn hele jeugd in het huis naast ons woonde, zijn alle drie psychotherapeut. Hoewel het zo nu en dan vervelend was dat er ook wanneer ik daar geen zin in had aandacht was voor mijn gemoedstoestand, zie ik er nu vooral de voordelen van in.
Want soms lijkt het alsof mensen bepaalde levenslessen onvoldoende hebben geleerd. Op school krijg je wel les in geschiedenis en wiskunde maar niet in relaties onderhouden, je emoties onder woorden brengen, of überhaupt bij je gevoel komen. Misschien zijn het zaken die je van je ouders zou moeten leren, maar hoe geef je dat soort vaardigheden aan je kinderen door als je dit zelf nooit hebt geleerd?
Aangezien niet iedereen drie psychotherapeuten in de familie heeft, vroeg ik mijn moeder om wat advies te delen.
Het valt mij op dat vrienden die tegen bepaalde levensvragen aanlopen, aangeven behoefte te hebben aan iemand die hen ondersteunt bij het vinden van een antwoord. Ook al zijn ze inmiddels ‘volwassen’. In die zin heb ik geluk, want ik heb altijd mijn moeder om lastige vragen aan te stellen.
Mijn moeder begon als pedagoog en volgde daarna de opleiding tot relatie- en gezinstherapeut met een specialisatie in echtscheidingsproblematiek. In de jaren daarna volgde ze de opleiding tot psychotherapeut. De afgelopen 30 jaar heeft ze als psychotherapeut gewerkt.
Aangezien niet iedereen drie psychotherapeuten in de familie heeft, vroeg ik mijn moeder om wat advies te delen. In dit deel van de interviewserie sprak ik vooral met haar over verandering, in het volgende deel over ruzies en relaties.
De afgelopen dertig jaar had je een eigen praktijk als psychotherapeut. Zijn er grote ‘trends’ geweest in de problematiek die je daar tegenkwam?
Een trend die me de afgelopen jaren opvalt is dat het lijkt alsof iedereen tegenwoordig in therapie moet, omdat mensen denken dat je somber voelen, niet perfect zijn of niet altijd gelukkig zijn, niet ‘goed’ is. Het risico is dat er te snel gesproken wordt over bijvoorbeeld een depressieve stoornis of angststoornis. Maar streven naar geluk als levensdoel, zo werkt het leven niet. Gelukkig groeit tegenwoordig weer meer het besef dat zingeving en betekenis de ingrediënten zijn waar het om draait in het leven en dat je af en toe somber of ongelukkig voelen ook bij het leven hoort. Daarvoor is psychotherapeutische hulp lang niet altijd nodig. We hebben dingen niet altijd in de hand.
Waarom denk je dat mensen het gevoel hebben dat ze wel continu gelukkig moeten zijn?
Ik denk dat dat onder andere te maken heeft met de veranderende, jachtige, prestatiegerichte maatschappij. Social media en jezelf daarbij ‘vergelijken met anderen’ lijkt ook een rol te spelen.
Waar het leek alsof de wereld open lag en alles bereikbaar was, blijkt het vaak toch tegen te vallen en dat kan gepaard gaan met verdriet, somberheid, frustratie en boosheid op hoe de wereld in elkaar zit.
Zijn de zorgen die mensen hebben specifiek voor deze tijd of van alle tijden?
In de ontwikkelingsperiode van kind naar volwassene ben je bezig met identiteitskwesties. Als puber en adolescent spelen er vragen zoals: wat kan ik? Wie ben ik? Wat wil ik? Wat doe ik? Dat zijn goede vragen om jezelf te stellen. Daar horen ook periodes van onzekerheid en somberheid bij. Ook volwassen mensen kunnen daar last van hebben in de diverse fases van hun leven. Het zijn heel wezenlijke en existentiële vragen. Wat kan helpen is erover praten met anderen. Met dierbaren om je heen, met vrienden of familie. Als die er niet zijn dan kunnen je sombere gevoelens verergeren en langdurig worden. Dan is het goed om te kijken of je op een andere manier ondersteuning kunt vinden. Bijvoorbeeld bij een psycholoog. Dus die onzekerheid en somberheid is iets van alle tijden vind ik.
Jouw generatie is natuurlijk wel in een andere tijd en anders opgevoed dan die van mij, de naoorlogse-opbouw generatie. Wij waren blij met de eerste zwart-wit tv of een douche die werd geïnstalleerd. Bij jullie generatie is er aan de ene kant een enorme verwenning. Er is overvloed van van alles en veel is mogelijk. De komst van internet heeft de wereld enorm vergroot. Maar gelijktijdig blijkt dat het ‘maakbare leven’ er eigenlijk niet is. De wereld is niet zo maakbaar als we jullie wellicht hebben voorgehouden en naar hebben opgevoed. Daarnaast zijn jullie nu opgezadeld met veel onzekerheden die wij niet hadden in onze tijd. Jullie staan dus voor heel andere taken en zorgen. Waar het leek alsof de wereld open lag en alles bereikbaar was, blijkt het vaak toch tegen te vallen en dat kan gepaard gaan met verdriet, somberheid, frustratie en boosheid op hoe de wereld in elkaar zit. De wereld lijkt op losse schroeven te staan en dat is heftig.
Uit eigen ervaring merk ik dat ik, zelfs als ik me er bewust van ben, vaak in dezelfde valkuilen trap. Bijvoorbeeld weer teveel hooi op mijn vork nemen terwijl ik weet dat ik juist nee zou moeten zeggen. Waarom is het eigenlijk zo moeilijk om iets te veranderen in je leven?
Dat is een hele brede vraag. Sommige dingen zijn niet zo moeilijk om te veranderen, maar bij sommige gedragingen is verandering inderdaad erg lastig. Dat heeft te maken met ingesleten denk- en gedragspatronen. Sommige daarvan heb je als kind al aangeleerd. Die automatismen kun je wel afleren, maar dat alleen al kost veel tijd en moeite. Daarna moet je een nieuwe gewoonte aanleren en ook dat kost moeite. Het komt neer op jezelf de tijd geven en veel oefenen met vallen en opstaan. Dat is echt wel hard werken, maar ook zo de moeite waard als je tegen patronen aanloopt waar je zelf last van hebt.
Hoe oefen je dat bij een psychotherapeut?
Dat is afhankelijk van welke methodes je gebruikt als therapeut. Ik begin vaak met inzoomen op de gedragspatronen aan de hand van vragen.
Om als voorbeeld te nemen: iemand vertoont conflictvermijdend gedrag en wil assertiever zijn. Dan beginnen we met de vraag wat speelt er precies? Wat denk je in bepaalde situaties? Wat voel je? Hoe gedraag je je dan? Wat is het gevolg ervan? Is dit iets dat je vanuit huis hebt aangeleerd? Ik geef uitleg en opdrachtjes, een raad soms ook boeken hierover aan.
Ik hoef namelijk niet perfect te zijn, ik mag fouten maken.
Een cliënt die last heeft van bepaalde patronen gaat dus bij zichzelf na: in welke situaties gedraag ik mij op welke manier? Gedraag ik me bij iedereen op zo’n manier, of alleen bij bepaalde mensen in mijn omgeving? Vervolgens kijken we naar welke gedachten (bijvoorbeeld irreële gedachten of vastgeroeste overtuigingen), gevoelens, en gevolgen daaraan gekoppeld zitten. Dan worden deze gedachten door mij als therapeut samen met de cliënt onderzocht en bevraagd, waarbij duidelijk wordt dat deze niet helpend zijn maar wel van grote invloed op je gevoelens en gedragingen en het gevolg daarvan. Vervolgens verzamelen we alternatieve, reële, helpende gedachten, waardoor je je beter kan gaan voelen en je je anders kunt gaan gedragen, hetgeen een prettiger gevolg kan geven. En dan is het een kwestie van hier juist buiten de therapiekamer mee oefenen en in de volgende gesprekken een en ander terugkoppelen.
Dit hele proces van gedragsverandering gaat gepaard met vallen en opstaan. Zo kan een conflictvermijdend persoon zich tijdens het oefenen met de gedragsverandering 'conflicten niet meer uit de weg gaan' zich ‘agressief’ gaan gedragen. Dat komt vaak omdat diegene zich van binnen (nog) bang voelt, maar wél aan het oefenen gaat met voor zichzelf op te komen. Vervolgens oefen je met doseren: op welke manier kan ik adequaat opkomen voor mijzelf?
Kan je een voorbeeld geven van hoe dat eruitziet?
Stel: je bent bang voor je baas. Bang dat zij je niet goed genoeg vindt, dat ze vindt dat je te veel fouten maakt, dat je toch niks goed doet, net als vroeger toen je zo’n gevoel al had als kind. Dat zijn geen helpende gedachten om te hebben. Die gedachten beïnvloeden je gevoelens negatief en je gedrag daardoor ook. Zo kunnen ze ervoor zorgen dat je je klein opstelt als zij in de buurt is of dat je dichtklapt tijdens een vergadering. Het gevolg daarvan is dat je nog banger bent dat zij je niet goed genoeg vindt, etc.
Zo’n patroon doorbreek je door die gedachten en gevoelens te onderzoeken. Gebeurt dit automatisch? Waar komen die gedachten en gevoelens vandaan? Is het een overtuiging geworden, een reële of een irreële gedachte?
En dan?
Dan kun je jezelf afvragen: maar inmiddels ben ik dat kleine kind toch niet meer? Is het misschien zo dat ik de overtuiging dat ik het niet goed doe eens moet laten varen? Hoe kan ik meer helpende gedachten ontwikkelen en daarmee een prettiger gevoel over mijzelf krijgen? Ik hoef namelijk niet perfect te zijn, ik mag fouten maken.
Is het zo simpel als het gewoon ‘loslaten’?
Het is allesbehalve simpel. Het is moeilijk dat te doen, maar aan de hand van gesprekken, oefeningen, voel- en denkwerk, kan je vooruitkomen. En sommige dingen blijven wellicht altijd een beetje bestaan. Je kunt je karakter niet veranderen en dat hoeft ook niet. Maar als je bepaalde zaken wilt veranderen in je leven, kan je op deze manier bijvoorbeeld een nieuwe gewoonte ontwikkelen. En zelfs dan is het goed om te accepteren dat je soms vervalt in een oude gewoonte. Dat is geen ramp. ‘Vol goede moed met oefenen weer voorwaarts!’ zou ik zeggen. Uiteindelijk wil je als therapeut je cliënt helpen (weer) op zichzelf te vertrouwen met regie in eigen hand.
Waarom geeft een psycholoog doorgaans niet gewoon duidelijke opdrachten, à la ‘als je dit doet wordt het leven gemakkelijker’?
Psychologen geven wel ‘opdrachten’ hoor en ik kan als therapeut naast je staan en je zeker ook tips geven, maar je moet uiteindelijk zélf de stappen zetten. Als je zelf geen stappen zet, dan kun je in je stemming/houding/gevoel blijven hangen. Daarbij is het soms wel nodig om eerst samen te onderzoeken en te ontdekken hoe het komt dát je in die stemming, die houding en/of dat gevoel blijft hangen. En daarvoor zijn lang niet altijd veel gesprekken nodig.
Mensen kunnen gevangen zitten in oude, vastgeroeste patronen, ook binnen relaties.
Datzelfde geldt voor partners. Ook hen geef ik tips mee. Zo geef ik onder andere bepaalde relatie- en communicatieregels mee aan hen. Bijvoorbeeld om tijdens gesprekken niet te generaliseren. Let maar eens op hoe vaak mensen in een ruzie tegen elkaar zeggen: Jij doet altijd dit. Of jij doet nooit dat. Dan zit de ander al op het puntje van zijn/haar/diens stoel klaar om zich te verdedigen: “dat is helemaal niet waar, ik doe niet áltijd dit of nóóit dat. Maar jij ….” Luisteren naar wat de ander eigenlijk zegt, is er dan vaak niet meer bij. Als een stel bijvoorbeeld oude koeien uit de sloot blijft halen, leg ik het gesprek stil. Dat helpt niet om verder te komen. Maar wellicht liggen er nog kwetsingen (van huis uit of later ontstaan individueel of binnen de relatie) onder de verwijten en dan is het belangrijk om daarover eerst een basaal gesprek te voeren en daarin helderheid en inzicht te krijgen.
Er zijn dus wel degelijk adviezen te geven maar uiteindelijk moet je het toch echt zelf doen. Ik ga niet met een stel mee naar huis om aan de eettafel te checken of ze zich aan de gemaakte afspraken houden. Mensen kunnen gevangen zitten in oude, vastgeroeste patronen, ook binnen relaties. Dan is er motivatie en inzet nodig van beiden om ook zelf te veranderen. Dat is hard werken, maar het is ook zo de moeite waard om in plaats van toenemende verwijdering weer onderlinge verbondenheid te kunnen voelen.
Als mensen nu zelf aan de slag willen met deze thema’s, welke boeken raad je aan?
Ik (k)en mijn ikken van Karin Brugman, Patronen doorbreken van Hannie van Genderen, Gitta Jacob en Laura Seebauer, en De kunst van het ongelukkig zijn van Dirk de Wachter.
Volgende week publiceren we het vervolginterview waarin Vivian met haar moeder in gesprek gaat over ruzies en relaties.
Beeldcredits: Chaise longue, anoniem, naar Victor Léon Michel Quétin, 1878 - in of na 1904.