In de interviewserie ‘Tijdsvensters’ laten De Bedachtzamen steeds een creatieve denker reflecteren op het begrip ‘tijd’. Op Hard//hoofd reageren collega’s in stijl. Vandaag: filosoof Aldo Kempen reageert op de reflecties van filosoof Miriam Rasch.
Het is inmiddels juli maar voor mijn gevoel staat de klok sinds maart al stil. We hebben geen klooster buiten de stad meer nodig om te ervaren hoe ons tijdsbesef verandert in isolatie. Terwijl pre-corona een retraite voor de filosofe Mariam Rasch nog voelde als een anti-kapitalistisch tegengif, transformeerde voor menigeen de woonkamer moeiteloos naar home-office. Deze afzondering, nu het onder dwang gebeurt, lijkt juist de productiviteit te verhogen en daarmee onze kapitalistische samenleving op bepaalde manieren te versnellen. Hoewel een retraite en de tijdservaring die daarmee gepaard gaat een afkickstrategie leek voor het snelle kapitalisme, blijkt door de corona-crisis dat dit juist perfect verenigbaar is met de economische structuur waarin we leven. Hoe kan dit? En misschien ook, waarom leek het pre-corona nog alsof isolatie en autonomie over je eigen tijd haaks stond op onze kapitalistische samenleving? Kortom, wat is er veranderd?
De klok heeft ons aan banden gelegd
Walter Benjamin, zwaargewicht uit de culturele filosofie van de twintigste eeuw, stelde dat met de opkomst van de Westerse moderniteit, met behulp van de verspreiding van de klok, tijd steeds meer gezien wordt als iets dat homogeen, leeg en progressief is, in tegenstelling tot cyclisch en ritueel. Hoewel de klok begon als een effectieve manier om de tijd te categoriseren, transformeerde dit apparaat volgens Benjamin uiteindelijk ons ontologische begrip van tijd zelf: in de afgelopen tweehonderd jaar is het type tijd dat de klok meet gelijk komen te staan met hoe tijd is.
In de afgelopen tweehonderd jaar is het type tijd dat de klok meet gelijk komen te staan met hoe tijd is
Historici wijzen vaak op de vergaande arbeidsdeling die na de industriële revolutie tot stand kwam als belangrijkste reden voor de opkomst van deze ‘kloktijd’. De historicus E.P. Thompson laat zien dat vanaf de 18e eeuw er overal klokken opdoken omdat ze het arbeidsproces preciezer en productiever maakten. Toeleveringsketens konden beter gecoördineerd worden, en opzichters konden met hun stopwatches de snelheid waarmee arbeiders hun taken uitvoerden meten, bestuderen en perfectioneren. Hierdoor kreeg men steeds meer het idee dat de tijd iets is dat buiten ons om doortikt met een meedogenloos ongeïnteresseerd ritme, in plaats van iets dat zich uit in onze eigen handelingen. De klok brak met de cyclische tijd, waarin de toekomst de herhaling van het verleden was. Voortaan is de toekomst de ruimte waarin we het heden hebben geperfectioneerd.
Deze moderne ‘kloktijd’ heeft volgens Daniel Wildcat, professor in oorspronkelijke Amerikaanse cultuur, een grote rol gespeeld in het rechtvaardigen van West-Europese koloniale wensen. Zodra deze kloktijd namelijk geldt als de enige echte tijd, wordt het “onvermijdelijk dat in het grotere plaatje van de geschiedenis sommige volken gezien worden als ‘op tijd’, ‘vooruit op de tijd’ of ‘achter lopend’. Het maakt weinig verschil dat de wijzers van de klok in een cirkel lopen, aangezien de manier waarop we over tijd denken (en er naar handelen) is alsof deze cirkels wielen zijn die het pad genaamd vooruitgang afrollen’. Tijd (en daarmee ontwikkeling) kan binnen deze conceptie namelijk nog maar één kant op gaan: het moderne Westen. Lineaire progressieve tijd rechtvaardigt zo een manier van spreken waarin het Globale Zuiden ‘vast zit in de middeleeuwen’, en waarin wij hen moeten ‘helpen’ omdat we ‘voor’ lopen. Een bijproduct van de nieuwe visie op tijd in het Westen (namelijk tijd als ‘kloktijd’) was dus dat de hele wereld op één tijdsmeetlat werd gelegd — waarop het Westen zichzelf gemakshalve als vooruitlopend positioneert.
Tijd (en daarmee ontwikkeling) kan binnen deze conceptie nog maar één kant op gaan: het moderne Westen
Onder corona is dit éénrichtingsverkeer naar de toekomst tot stilstand gekomen. Tijd onder corona verloopt alles behalve in een statisch ritme en de toekomst lijkt onzekerder dan ooit — we kunnen niet zeggen of we aan het begin, midden of einde zitten van deze crisis. Een progressief en ritmisch verlopend tijdsbeeld loopt dus spaak. Aangezien een progressieve toekomstgerichte tijd samenhing met de verspreiding van modern kapitalisme en een rechtvaardiging vormde voor kolonialisme, lijkt het alsof de nieuwe ‘coronatijd’ een remedie zou kunnen zijn. Vanuit het bovenstaande historische perspectief is het begrijpelijk dat Rasch de tijdservaring onder isolatie (die zich niet laat kenmerken door het ritme van de klok) ziet als een breuk met een voortdenderende kapitalistische samenleving.
In quarantaine zijn we altijd op kantoor
Op het eerste gezicht lijkt werken in isolatie een ontsnapping aan een strak gereguleerd tijdsregime –- je kan namelijk vaak zelf bepalen wanneer je werkt en er is geen baas meer die je op je vingers kijkt. Echter, hoewel de negen-tot-vijf werkweek is verdwenen onder corona, lijkt ons economische systeem voor een groot gedeelte hier prima mee om te kunnen gaan. De transitie naar thuiswerken ging voor de grootste sectoren haast vlekkeloos. Bovendien, met het wegvallen van de werkplek en externe verplichtingen, blijken mensen juist langer te werken en productiever te zijn. Is dit verdwijnen van de werkplek, de werktijden en de aanwezige baas wel een bevrijding?
De cultuurcriticus McKenzie Wark analyseert in haar boek Capital is Dead: Is This Something Worse? deze nieuwe vorm van werken. Ze laat zien hoe in de afgelopen twintig jaar een samenleving is opgekomen in het Westen waar een immateriële productie van diensten, creativiteit en data centraal staat en waarin de scheiding tussen werk en vrije tijd steeds dunner wordt. Doordat haast alle materiële productie uitbesteed is aan het Globale Zuiden, blijft in het Westen een immateriële productie-economie over waarin nauwgezette temporele coördinatie minder nodig is. De productie van auto’s en grondstoffen is aan het verdwijnen in Europa en een leger aan creative/tech start-ups vult dit gat in de arbeidsmarkt. Binnen de kennisgerichte bedrijven heerst een ander tijdsregime — creativiteit ontstaat immers niet tussen negen en vijf maar juist daarbuiten.
Onze economie is vandaag de dag juist effectiever zonder opzichters en klokuren
Het negen-tot-vijf idee van fabrieksproductie is hierdoor tot een einde gekomen in het Westen. In plaats van minder te werken, werken we meer uren op steeds gekkere momenten. De noodzaak om de arbeider te meten met een stopwatch verdwijnt, aangezien de beste creatieve producten ontstaan buiten gezette uren. Midden in de nacht kan een ‘creative‘ misschien wel beter de nieuwe Nike-reclame bedenken dan tijdens kantooruren. Terwijl een fabrieksarbeider streng geklokt moet worden zodat het productieproces zo efficiënt mogelijk verloopt, hoeft een kenniseconomie de tijd niet langer strak in het vizier te houden. Onze economie is vandaag de dag juist effectiever zonder opzichters en klokuren. Bovendien hebben we door de opkomst van sociale media hebben zelfs onze vrije tijd ingeruild voor het managen van onze eigen ‘brand’. Wanneer we niet voor onze baas werken, marketen we onszelf door een interessant en verkoopbaar leven te leiden: na de werkdag nemen we nog snel een gefilterd kiekje met onze poké-bowl om te laten zien dat we lekker, bewust en gezond eten (en hot zijn).
Doordat mensen door de lockdown niet langer naar hun kantoor hoeven te komen, lijkt het alsof externe verplichtingen deels wegvallen. Maar het enige dat echt wegvalt, is het idee van de werkdag. Onder het mom van zelfbeschikking (‘je mag zelf weten wanneer je werkt’) wordt de productiviteit opgeschroefd en wordt het normaal om na het avondeten nog mailtjes te beantwoorden. Zelfs Miriam Rasch die de zelfbeschikking prijst die ontstond tijdens een retraite, beargumenteert dit vanuit een productiviteitsideaal (‘ik kon veel meer gedaan krijgen’). Kortom, met het verdwijnen van de werkdag en de werkplek is er een nieuwe vorm van werken ontstaan die haast nooit stopt. Het feit dat we zelf mogen bepalen wanneer we werken is een schijnvrijheid.
De burn-out samenleving
De Duitse filosoof Byung-Chul Han voegt hieraan toe dat deze schijnvrijheid van de klok en de baas ons niet eens gelukkiger maakt. In het boek Psychopolitics: Neoliberalism and New Technologies of Power beschrijft hij hoe burnouts en psychologische uitputting in het Westen steeds meer voorkomen. Dit komt, volgens hem, doordat de ‘creative’ (in tegenstelling tot de fabrieksarbeider) zich moet identificeren met zijn of haar werk om het überhaupt te kunnen maken. Zelfs als de ‘creative’ persoonlijk een hekel heeft aan Nike, moet diegene zich heel intensief inleven in het product om zijn of haar creativiteit te doen ontwaken. Of zoals Han het stelt: ‘Vandaag de dag is iedereen een zichzelf uitbuitende arbeider in zijn of haar eigen onderneming. Mensen zijn nu meester en slaaf in één. Zelfs de klassenstrijd is getransformeerd in een innerlijke strijd tegen jezelf’. In plaats van een externe baas, moet een leger aan ZZP’ers constant zélf hun creativiteit aanwakkeren en de zweep over de eigen concentratie heen gooien. Deze zweep valt niet alleen tussen negen en vijf— constant moeten we onszelf ‘in shape’ houden (via sporten, mindfulness en bijspijkercursussen) om onze eigen creativiteit maximaal te benutten. De schijnbare vrijheid om je eigen leven in te richten verhult zo de vergaande innerlijke uitputting die deze economische productievorm uitlokt.
Het feit dat we zelf mogen bepalen wanneer we werken is een schijnvrijheid.
De isolatie van de corona-crisis is dus, als we Han en Wark moeten geloven, perfect verenigbaar met onze economie. Terwijl Rasch haar tijd in retraite ziet als een ontsnapping aan een kapitalistische samenleving, kunnen we onze tijdservaring in lockdown misschien beter begrijpen als een gevolg van een veranderende economie. De manier waarop we tijd ervaarden tijdens de quarantaine is dus niet zozeer een anti-kapitalistisch tegengif maar eerder juist een verregaand gevolg van ons economisch systeem — ‘de tijd’ heeft zo eigenlijk de stelling van Rasch getoetst. Door de veranderde productievormen zorgt het verdwijnen van temporele markeringen (de negen-tot-vijf werkdag of het weekend) niet voor een hogere mate van vrijheid maar juist voor een uitbreiding van kapitalistische vormen van uitbuiting. Romantische fantasieën over het ontsnappen aan kapitalisme door isolatie blijken in de 21ste eeuw complexer dan gedacht — vrijheid is lastiger te winnen.
De ‘Tijdsvensters’-reeks is een project van De Bedachtzamen in samenwerking met documentairemaker Anna Peeters, gefilmd op de Buitenplaats in Doornburgh.