Het is niet makkelijk om recensent te zijn. In alle sectoren heb je ondankbare beroepen, en in het theater is dat - net als bij veel andere kunstrichtingen - de recensent. De recensenten worden vaak gezien als de tandartsen onder de theatermakers, de notarissen van de kunst, de verschoppelingen te midden van de artistieke elite. Niet te verwarren met de producenten, want in tegenstelling tot de recensenten bestaat voor hen wél de mogelijkheid om veel geld te verdienen.
Het schrijven van een goede recensie is ingewikkelder dan je denkt. Het talent om met een beperkt aantal woorden de geschikte hoeveelheid informatie over te brengen en een eigen handtekening te gebruiken zonder de objectieve blik te verliezen, is maar aan weinigen gegeven. Daarnaast is uitstekende kennis van zaken vereist, en het talent om je aan geen van bovenstaande regels te houden als het je écht aan het hart gaat. Omdat ik theaterwetenschap heb gestudeerd, een studierichting waarin het niet ondenkbaar is dat men kiest voor een loopbaan als recensent, heb ik me vaak moeten verhouden tot dit vreemde ambt. Graag zou ik een paar ervaringen op dat gebied met jullie willen delen.
Zo bezocht ik eens een festival in Maastricht. Daar herkende ik al snel de weelderige haardos van de mij welbekende jonge theaterrecensent Oscar Kocken. Hij werkte voor het festival volgens de methode van Walking Talking. Je zal deze term wellicht niet meteen begrijpen, maar het hield in dat deze schrijver/columnist/presentator/theatermaker - dat heb ik van de website www.oscarkocken.nl - tussen de verschillende voorstellingen wandelde (walking) en na afloop gesprekken met de bezoekers had (talking). Er bleek echter veel onbegrip te zijn over een deze toevoeging aan het programma: de bezoekers waren zich niet bewust van het bestaan, laat staan het belang, van deze nagesprekken. Een treurige zaak.
Mijn volgende ‘ontmoeting’ was met één van de belangrijkste recensenten van het land: Wilfred Takken, recensent voor NRC Handelsblad. Ik werkte voor een toneelgezelschap op de publiciteitsafdeling en moest hem bellen om zijn aanwezigheid bij het toneelstuk Mannetje met de lange lul te verzekeren. Voorafgaand aan het gesprek maakte ik me een beetje zenuwachtig. Wilfred Takken was de recensent waar ik het steevast mee oneens was: alle toneelstukken die ik prachtig vond kraakte hij af, alles wat ik niks vond was voor hem goed theater. Het leek mij dus een zeer onaardige man. Ik schatte hem ongeveer midden vijftig, stug en onaardig, en ik achtte de kans groot dat hij me uit zou lachen. Of erger: dat hij me niet te woord zou willen staan, aangezien ik maar een eenvoudige stagiaire was. Het bleek echter een fris figuur, losjes pratend aan de telefoon. Hij maakte het onvermijdelijke doch komische grapje over piemels. Vervolgens is hij echt gekomen naar het betreffende toneelstuk en heeft een recensie geschreven. De recensie was - naar verwachting - vervelend, maar toch was ik verbaasd. Mijn vooroordeel was ontkracht.
Mijn laatste ontmoeting is ongetwijfeld de meest positieve. Bij een lezing over een toneelstuk naar een tekst van Elfriede Jelinek (een nobelprijswinnares die postmoderne feministische teksten schrijft) was, naast een hoogleraar theaterwetenschap, Marijn van der Jagt uitgenodigd als spreker. Zij is recensent voor onder andere Vrij Nederland. De lezing opende met een tamelijk theoretisch verhaal, waarna menig paar wenkbrauwen in een frons stond en de woorden ‘interessant’ en ‘beeldtaal’ door de zaal gonsden. Toen het tijd was voor Marijn klom een roodharige, hippie-achtige vrouw met een mooi gezicht op het podiumpje. Ze begon uitbundig te vertellen hoe ze met haar dochter onderuitgezakt op de bank steevast naar Gooische Vrouwen keek. Op spitsvondige wijze bracht ze het belang van tv in verband met het analyseren van 'hoge' cultuur. Een onverwacht bruggetje werd geslagen naar het hedendaags feminisme van Linda de Mol, we kregen een geweldig fragment uit de serie te zien en mijn avond was gemaakt.
Nog steeds als ik mensen gewichtig hoor spreken over theater óf als ik voor de zoveelste keer een dvd van Sex and the City aan het kijken ben, denk ik regelmatig aan Marijn van der Jagt en hoe haar praatje dusdanig tot de verbeelding sprak. Het belang van de recensie was hiermee voor mij niet aangetoond, het bestaansrecht van de recensent wel verdedigd.
Voor meer vooroordelen over recensenten en de verdediging daartegen:
Zeiksnor in zaal met vrienden – tien misverstanden over theaterkritiek, door Wilfred Takken (NRC Handelsblad, 8 juli 2005)