Naar aanleiding van Bevrijdingsdag schrijft Loren Snel over hoe we in Nederland omgaan met de zwarte pagina's uit onze nationale geschiedenis. Tijd om dat verleden niet langer te ontkennen, maar het onder ogen te zien. Tijd om ons erdoor te laten kwellen, als echte canonmasochisten.
Vier maanden nadat ik een kamertje in Berlijn had gevonden, werd ik gevraagd te vertrekken. Mijn Duitse huisbazin gaf me een zure glimlach en een A4. Waarom ze dit nu pas deed? Al maanden had ik me als iets viezig op haar vloer moeten voelen, een vlek op haar geweten waar ze vanaf wilde. 'Three weeks is the legal term', antwoordde ze. Ik knikte en las: 200 woorden en haar naam.
Auw.
Eenmaal met mijn koffers in de trein liet ik Berlijn en het winterland dat het van Amsterdam scheidde voorbijgaan. Waarom had ik de knusse Nederlanders voor de kille Duitsers ingeruild? Wat moest ik van hen?
Tegen de tijd dat mijn trein langs ’t IJ gleed – de stad glom als in onschuld gewassen – drong iets tot me door. Ik had me al eens eerder emotioneel laten folteren door een Duitser.
Hij werkte aan een bureau vlak bij het mijne in de start-up. Lang, ernstig, baard en bril. Zware truien en gebogen schouders, alsof hij constant iets berouwde. Hij had toen, en lang nadat ons Lana Del Rey-sprookje uit was, een magische uitwerking op me. Van zijn stramme trots en zoenlippen, schaarse complimenten en regelmatige krenkingen werd ik een behoeftig wrak. Ik bleef bij hem alsof ik me rot wilde voelen. Alsof ik iets van zijn gedrag wilde begrijpen, of internaliseren.
Ook hij had het simpel gehouden. Na een week geen contact kreeg ik mail: 200 woorden en zijn naam.
Auw.
Vanaf Amsterdam Centraal nam ik de bus naar mijn ouders. Aan de eettafel brieste ik mijn hypothese. 'Ze haten zichzelf! Dus kunnen ze onze imperfecties ook niet hebben. En ze zeggen nooit sorry. Want dan zouden ze iets slechts gedaan hebben. En fouten, die mogen niet meer hè!' Mijn ouders glimlachten flauwtjes naar elkaar, schonken wat water bij de wijn.
Kijken wij naar Duitsland – en kijken Duitsers naar Duitsland – dan zien we allebei nog altijd de oorlog. Al ruim 70 jaar zijn ze Het Schuldige Volk. Dat doet wat met je. Jongvolwassen Duitsers beweren graag dat hun ouders alle lasten gedragen hebben. De stilte, schaamte en schuldgevoelens. Zij zijn gewoon vrij, hoor. Ze kunnen gaan en staan en zeggen wat en waar ze willen. Goed. Mooi. Dan nu kop dicht, keihard werken en nooit meer fouten maken.
Het tegendeel is waar. Jonge Duitsers kennen hun vaderlandse schuld zo goed, dat ze haar geïnternaliseerd hebben. Ze zijn constant bij schuldbewustzijn, het is hun enige modus. Duitse late-night show host Jan Böhmermann zegt het zo: 'Germans are proud of not being proud'.
Auw.
Wij hebben als Nederlanders nooit derderangs doodzonden onze toekomst in hoeven te zeulen. Wij hebben geen schuld om bewust van te zijn. Wij hebben toch onze canon?
'Zij overvielen ons. Anne Frank werd gered. Nou ja, bijna dan. We waren in ieder geval allemaal verzetsstrijders. NSB-wattes? Nee hoor, in Indonesië waren het de Japanners die herrie schopten. Wij hadden het juist gezellig gehouden. Oké, nog vragen? VOC? Oh, daar gaat de bel. Huiswerk: tien redenen waarom J.P. Coen een held was!'
Op de muur onder het Holocaustmonument in Berlijn staat een nummer onder het woordje ‘Netherlands’. Het is zo groot, zo monstrueus, dat mijn keel ervan dichtslibt en mijn ogen gaan prikken. Achter de tranen in mijn kop speelt ondertussen dat oude liedje: Oh, wat werd ons aangedaan. Oh, die Duitsers nog aan toe. Ik vervloek mijn eindexamen geschiedenis en loop huilend de tentoonstelling uit.
Dit is waar het op neerkomt: ik haat onze canon en benijd de Duitsers. Ik wil, net als zij, mijn vaderlandse zwarte feiten voelen branden. Daarom ben ik hen op wezen zoeken. Heb ik lopen lijden onder Duitse zelfhaat gemunt uit schuld. De Europese grootgebruikers van sm, wereldkampioenen Schuldig Voelen, heb ik mij de klappen van hun zweep laten leren.
Ik weet dat ik niet de enige jonge, progressieve Nederlander ben die is gaan hunkeren naar een zuivering van onze canon. We weten dat er lijken in de rood-wit-blauwe kast zitten. We zijn Nederlanders. We zijn schuldig. Gooi die kast open, roepen we. We aanvaarden de straf die ons toekomt.
Sinterklaas was in dat opzicht onze gateway drug. Zwarte Piet is Racisme wint sinds 2014 aan kracht. Er zijn er meer van ons aan boord gesprongen dan ooit. Het credo was voor de witte supporters iets als 'het kan gewoon écht niet'. Dat zei ook de Britse eindredacteur van het studentenblad in Leeds waarvoor ik ooit een stuk over onze schaamtevolle traditie schreef. Ik kromp ineen van haar walging.
In die onbehulpzame houding ben ik sinds de gateway drug blijven zitten. Zo bezocht ik ooit de lancering van het boek Roofstaat. Twee kilo aan Nederlandse oorlogsschuld. Ik liet tranen tijdens de presentatie. Ik heb het boek nooit gelezen.
We weten dat zowel het Nederlandse onderwijssysteem als de moderne geschiedkunde tekortschieten. Beide zijn ons nog te wars van diepgang en balans. Maar in plaats van roepen om of zoeken naar genuanceerde informatie, bedienen we ons van een preventief en hard en Duitsachtig schamen. We lieten het racisme van Zwarte Piet ook jarenlang in onze naïeve nalatigheid passeren, zo redeneren we. Wie weet welke smerige zaken we nog meer aan het negeren zijn. Wie weet hebben we straks de feiten op tafel over de zogenaamde politionele acties, of het aantal NSB’ers, of Srebrenica. Goed. Prima. Wij schamen ons alvast.
En wat voelt dat goed. Het is mijn heerlijke buutvrij, mijn diepe, holle schaamte. Immers, wanneer ik mij schaam voor mijn geschiedenis, me door haar laat folteren, ontken ik haar in ieder geval niet. Maar, kennen doe ik haar ook niet.
Auw.
Weten waarom Zwarte Piet écht niet kan, is belangrijker dan dat van de daken schreeuwen. We hebben context nodig voor catharsis van onze canon. Zonder context kweekt zelfs het meest progressieve volk niets dan canonmasochisten. En van een kleurloos schuldig voelen worden we – zie Duitsers – slechts onbehulpzaam en onverbiddelijk, voor onszelf en zodoende voor anderen.
Daarom hebben ook de slachtoffers van de geschiedenis voor wie we zo graag boete doen niets aan onze krokodillentranen. In plaats van hun onze blote billen aanbieden en vragen of we een reparatief pak slaag mogen krijgen, kunnen we beter gaan zitten, onze mond houden en luisteren. En dan pas huiveren.
Pas wanneer we erachter zijn waar onze schuld moet branden, kweken we grond vruchtbaar genoeg om de toekomst op te bouwen.

Loren Snel (zij/haar, 1992) is schrijver, essayist en redacteur. Haar debuutroman Muze verschijnt najaar 2023 bij uitgeverij Prometheus. Loren studeerde literatuur, taalkunde en boekwetenschap en in 2015 werd ze geselecteerd voor het Schrijfzomerkamp van uitgeverij Das Mag. Haar verhalen, poëzie en essays verschenen eerder bij Hard//hoofd, de Nederlandse Boekengids en Seizoenszine.

Rueben Millenaar is een illustrator die werkt in Groningen. Hij houdt zich het liefste bezig met maatschappelijke kwesties in beeld te krijgen. Vaker dan niet resulteert dat in het tekenen van naakte mensen.