In Re: kijkt hard//hoofd van een afstandje naar actuele zaken. Deze keer over een bioscoopbezoek en het contrast, of het gebrek daaraan, met de echte wereld.
Abdirhaman, een van mijn cursisten, zegt dat hij komende vrijdag niet naar de les kan komen. Hij heeft een sollicitatiegesprek.
"Oh ja, wat goed, waarvoor dan?", vraag ik.
“Een sollicitatiegesprek”, herhaalt hij, “voor werk”.
Ik lach hem geduldig toe: “Maar voor welke job dan?”
Hij fronst en zegt: “Gewoon, voor ’n job mevrouw.”
“Mevrouw”, dat blijft hij maar zeggen, hoewel ik mijn naam al meermaals op het bord heb geschreven. Zijn naam kost mij ook moeite. Abdirhaman schudt zijn hoofd als ik blijf aandringen: “Het maakt niet uit waarvoor. Werk is werk. Ik ken het adres, ik weet hoe laat ik er moet zijn, dat is het belangrijkste. Voor welke job het is, hoor ik dan wel.”
Wanneer de eindgeneriek van Steve McQueens 12 Years a Slave loopt, blijven de meeste mensen zitten, de bak popcorn nauwelijks aangeraakt, niet direct in staat om op staan en de beelden van zich af te schudden. In twee uur tijd zagen we hoe Solomon Northrup, een zwarte man die in het negentiende-eeuwse Washington wordt ontvoerd en in het zuiden als slaaf wordt ingelijfd. Hij verliest zijn identiteit, wordt gedehumaniseerd, vernederd en afgeranseld. “De enige manier om te overleven”, raadt een lotgenoot hem aan, “is om je zo stil mogelijk te houden, en te doen wat je gevraagd wordt. Laat niet merken dat je kunt lezen en schrijven, want an educated nigger, is a dead nigger.”
Northrup komt aanvankelijk terecht op de plantage van ene William Ford. Ford erkent het intellect van zijn slaaf, beschermt hem van belagers en verkoopt hem wanneer blijkt dat hij niet langer veilig is op zijn plantage. De wet laat het houden van slaven toe en de wet is de wet, Ford probeert er gewoon het beste van te maken. Dat maakt hem ‘een goed mens’.
Minstens twee derde van mijn cursisten leert Nederlands omdat ze zonder de kennis van het taaltje dat enkel wordt gesproken in anderhalf land, samen zo groot als een puist op de aardbol, niet kunnen werken. Zonder werk, geen papieren; zonder papieren, geen werk. Catch-22 van het zuiverste water. Abdirhraman was vroeger in Somalië ingenieur, in mijn klas speelt hij zonder morren een kinderachtig rollenspel waar elke puber zijn neus voor zou ophalen.
Vrijdag heeft hij een sollicitatiegesprek. Waarvoor, dat maakt dus niet uit. ‘Droomjob’ bestaat niet in het vocabularium van mijn cursisten. En iedereen, ook ik, lijkt dat normaal te vinden. Zo’n Abdihraman kan toch niet bezig zijn met ambitie of talent? We staan hier al in voor z’n hachje, je kunt ook niet alles hebben.
Ik ben een William Ford. De wet is de wet. En ik, in mijn leraarsrol, probeer er maar het beste van te maken: hen die verdomde taal machtig maken. Dat maakt mij ‘een goed mens’.
Na twaalf jaar komt de misdaad aan het licht. Een beambte uit het noorden komt het veld opgestormd met Northrups papieren. Het staat zwart op wit: hij is een vrije neger, geen slaaf. Voor wat het nog waard is, is hij gered en mag weer mens worden.
Op een ochtend tijdens mijn les komt er iemand binnengestormd met een dikke aktetas: “Hier zijn de papieren van Abdirhaman!", roept hij buiten adem. "En die van Quinta en Azizi en Pierre-René en, en, en, en, en….! Ze zijn vrij nu! Het was allemaal maar een vergissing!”
Eind goed, al goed.
Nee, natuurlijk niet.
Wanneer ik me uit de stoel heb losgemaakt en de zaal verlaat, zie ik twee zwarte vrouwen gearmd naar buiten gaan. Ze huilen: heftig en met diepe halen.
Is het vergezocht parallellen met het verleden te trekken? Belerend? Afgezaagd misschien?
Of is 'pijnlijk' het woord dat ik zocht?