Een kort, anti-kapitalistisch verhaal van Emma Stomp over havermelk latte's, De Prestatiemaatschappij en mannen met bivakmutsen.
‘Heb je enig idee waarom je hier bent Bella?’ vraagt de vrouw die tegenover me zit. Ze lijkt verdacht veel op de actrice uit de Witte Reus reclame en kijkt me onderzoekend aan. Er zijn veel dingen die ik graag zou willen weten: hoe de vrouw aan mijn naam komt, waar we precies zijn en of het schilderij dat aan de muur hangt toevallig een replica van Miró is. Er is geen enkele manier waarop ik dit aan haar zou kunnen vragen.
‘Ik heb werkelijk geen idee,’ zeg ik.
Eigenlijk zou ik nog in bed moeten liggen, maar vanochtend werd ik ruw uit mijn slaap gerukt door twee mannen met een bivakmuts die me in een busje stopten. De hele autorit wist ik zeker dat ik vermoord zou worden door een gestoorde psychopaat, maar toen ik iets later een gebouw in werd geloodst dat nog het meest weg had van een chique hotel, begon ik toch weer te twijfelen. Ik werd niet in de boeien geslagen of bedreigd met een pistool, ik werd alleen maar naar deze kamer geleid door een vriendelijk uitziende receptioniste.
‘Je hebt echt geen idee?’
‘Nee.’
Ik snap niet waarom deze vrouw klinkt alsof ik op de hoogte moet zijn van iets waar ik overduidelijk nog nooit van heb gehoord. Bovendien word ik straks op mijn werk verwacht, eigenlijk zou ik Antonio wel willen bellen, maar mijn telefoon ligt nog thuis en het ziet er niet naar uit ik hier snel weg zal komen.
‘Goed, dan zal ik het je maar vertellen,’ de vrouw leunt achterover in haar stoel. ‘Zoals je waarschijnlijk wel weet leven we in een prestatiemaatschappij.’
Aan mijn glazige blik lijkt ze te kunnen zien dat het er niet echt duidelijker op wordt.
‘Gelukkig weten veel jonge mensen voor hun dertigste aan de verwachtingen van de prestatiemaatschappij te voldoen,’ gaat ze verder. ‘Ze richten bijvoorbeeld hun eigen bedrijf op, ze winnen de Olympische spelen, of ze schrijven een boek. Dat is natuurlijk fantastisch, maar in een prestatiemaatschappij is er helaas ook altijd sprake van verliezers.’
Ik krijg hetzelfde gevoel in mijn maag als toen Adriaan heel laat thuis was gekomen en hij maar niet aan me wilde vertellen waar hij geweest was.
‘En dat is waar wij om de hoek komen kijken, want in deze moderne maatschappij kunnen we geen verliezers gebruiken, of wel soms?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Precies, onze organisatie checkt in bij jonge mensen die het om een of andere reden nog niet echt gemaakt hebben. Jonge mensen die schulden hebben, in de bijstand zitten, of domweg nog geen carrière gemaakt hebben. En helaas moet ik mededelen dat jij ook bij die mensen hoort.’
In deze moderne maatschappij kunnen we geen verliezers gebruiken, of wel soms?
De vrouw staat op uit haar bureaustoel en opent een metalen kast die in de hoek van het kantoor staat. Ik vraag me af wat ze de rest van de tijd met deze kamer doen. Ondervragen ze hier de hele dag door mensen zoals ik? Of misschien is dit wel de werkkamer van de vrouw, waar ze dag in dag uit telefoongesprekken voert en zich inleest voor vergaderingen, al kan ik me dat bijna niet voorstellen. Nergens zijn foto’s van haar vrienden of familieleden te bekennen. Er is überhaupt niks persoonlijks te vinden in deze kamer, op het schilderij dat aan de muur hangt na.
De kast staat vol met zwarte mappen, de vrouw vist er eentje uit en gaat weer terug aan de tafel zitten. Ze bladert er doorheen en haalt er een paar papieren uit.
‘Klopt het dat je vijf jaar geleden al bent afgestudeerd?’
‘Ja.’
‘En je hebt een master geschiedenis gedaan toch?’
Ik knik.
‘En er staat hier dat je ook al vijf jaar in een koffiebar werkt.’
De vrouw kijkt me indringend aan. ‘Vind je dat zelf niet een beetje vreemd?’
‘Niet echt,’ zeg ik voorzichtig, want ik ben het wel gewend dat mensen verbaasd reageren op mijn beroep. Veel van mijn vrienden hebben hun rustige bestaan opgegeven voor een baan in de consultancy, iets dat ik zelf niet van plan ben om te doen. Vermoeid door de prestatiedruk, narcistische leidinggevenden en negatieve energie op kantoor slepen die vrienden me in het weekend mee naar één of andere hippe wijnbar, waar ze hun sluimerende alcoholisme redelijk goed weten te maskeren door te doen alsof ze wijnkenners zijn.
‘En je hebt ook niks aan extra-curriculaire activiteiten gedaan? Iets van vrijwilligerswerk, een bestuursjaar of zoiets?’
‘Nee.’
‘Hmmm.’ De vrouw vult iets in op het formulier dat ze voor zich heeft liggen.
‘Het is niet alsof ik niet mijn best heb gedaan,’ weet ik uit te brengen.
‘Sorry?’
‘Ik doe toch gewoon mijn best.’
De vrouw begint te lachen. ‘Ach, lieve schat, natuurlijk doen we allemaal onze best, maar dat is niet genoeg. Om onze economie draaiende te houden moet iedereen meedoen en het maximale uit zichzelf halen, en ik geloof niet dat jij dat doet.’
Er zijn wel vaker mensen in mijn leven geweest die hun onbegrip hebben geuit over mijn werksituatie, inclusief mijn eigen vader, en toch raak ik geëmotioneerd door haar opmerking.
‘Maar goed, er is nog hoop,’ zegt de vrouw. ‘We willen je graag een trainingsprogramma aanbieden. Is een baan bij een bank niet iets voor je? Daar staan ze echt te springen om zo’n slimme meid als jij.’
De nonchalance in haar stem raakt me misschien nog wel het meeste, alsof ze zomaar kan beslissen over mijn lot.
‘Ik werk al, ik draag bij op mijn eigen manier. Er zijn een hoop eenzame mensen die elke dag een kopje koffie komen halen.’ Voor ik het weet ben ik opgestaan uit mijn stoel om mijn woorden kracht bij te zetten. ‘Mensen die om een praatje verlegen zitten, die thuis problemen hebben, die bied ik een luisterend oor, elke dag weer. De zwervers die bij ons in de buurt rondhangen geef ik gratis koffie. Waarom is dat niet belangrijk?’
De vrouw kijkt me onbewogen aan en even bekruipt me het gevoel dat ze niet naar me geluisterd heeft. Dan gaat de deur open en komt er een cameraploeg naar binnen.
‘It’s a wrap!’ roept iemand.
Een paar mensen omhelzen me, inclusief de vrouw die me zojuist nog belachelijk maakte.
‘Gefeliciteerd lieverd,’ zegt ze. ‘Je hebt zojuist je debuut gemaakt in De Prestatiemaatschappij.’
Nu pas begrijp ik dat ze niet alleen maar lijkt op de actrice uit de Witte Reus reclame, maar dat ze het gewoon daadwerkelijk is.
‘Je deed het echt fantastisch,’ zegt een roodharige vrouw met een koptelefoon op.
Een productieleider legt een hand op mijn schouder en vraagt of ik nog even een handtekening op een formulier wil zetten. Hij vertelt me dat het concept bedacht is door Jared, een redelijk controversiële documentairemaker die de sociale experimenten niet schuwt. Voor zijn meest recente documentaire, waarbij hij asielzoekers en medewerkers van de IND één week lang van verblijfplaats liet ruilen, werd hij genomineerd voor een gouden Televizier-Ring.
‘Gefeliciteerd lieverd,’ zegt ze. ‘Je hebt zojuist je debuut gemaakt in De Prestatiemaatschappij.’
’s Avonds, als ik in bed lig lukt het me maar niet om in slaap te vallen. De beelden van de mannen in bivakmutsen blijven maar door mijn hoofd spoken: elke keer als ik bijna vertrokken ben krijg ik het gevoel dat iemand een hand op mijn schouder legt en ga ik weer rechtovereind in bed zitten. Voor het eerst sinds lange tijd mis ik Adriaan, waarschijnlijk zou hij zijn armen om me heen slaan en beginnen over onze laatste vakantie in Portugal, me proberen af te leiden met herinneringen aan zonnige bestemmingen en muggenbulten. Er is niemand die ik op dit tijdstip durf te bellen, morgen is het voor iedereen weer een dag vol belangrijke vergaderingen, dus sta ik op uit bed. Ik loop naar de keuken waar ik uit het kastje boven het fornuis een pakje sigaretten tevoorschijn haal dat ik bewaar voor crisissituaties. Er zitten nog drie sigaretten in, die ik achter elkaar op rook uit mijn slaapkamerraam terwijl ik toekijk hoe het langzaam licht wordt.
‘Wat is er met jou gebeurd meisje?’ vraagt Antonio als ik een paar uur later de koffiebar kom binnenlopen. Mijn rode lippenstift heeft blijkbaar niet geholpen.
‘Het is niks,’ ik trek mijn jas uit en hang hem in het opberghok waar we ook al onze schoonmaakspullen bewaren. ‘Ik heb gewoon niet zo goed geslapen. Heb jij de voorraad gecheckt? Of moet ik nog boodschappen doen?’
‘Nee,’ zegt Antonio. ‘Er is iets aan de hand. Heb je liefdesverdriet?’
Hij heeft zijn armen over elkaar geslagen en kijkt me ongerust aan. Wat moeten zijn dochters met hem boffen, al zullen ze hem zelf waarschijnlijk een bemoeial vinden.
‘Of is er iets met je familie? Is er iemand ziek?’
‘Nee,’ zeg ik. ‘Ik heb gewoon een vervelend gesprek gehad met iemand gisteren, maar ik wil er niet over praten.’
Antonio pakt me bij mijn schouders en dirigeert me naar een stoel. Ik moet er wel heel slecht uitzien vandaag.
‘Jij blijft hier, ik ga een latte met een dubbele espresso voor je maken.’
De warme koffiebeker geeft troost, ik neem er kleine slokjes van terwijl mijn ogen waterig worden. Huil ik nou?
‘Je moet met vakantie,’ zegt Antonio.
Waarschijnlijk zou hij zijn armen om me heen slaan en beginnen over onze laatste vakantie in Portugal, me proberen af te leiden met herinneringen aan zonnige bestemmingen en muggenbulten.
De wuivende bomen op Sicilië zijn precies wat ik nodig heb, net als de witte stranden en wijn die ik elke avond drink op een terras waar mijn aanwezigheid door veel flanerende mannen niet onopgemerkt blijft. Als ik terugkom ben ik het voorval met het televisieprogramma alweer bijna vergeten. Het leven neemt weer zijn vertrouwde ritme aan: ik maak dubbele en enkele espresso’s, luister naar de verhalen van mensen in de buurt en haal elke avond het grote zwarte bord waarop we onze koffie aanprijzen naar binnen. Totdat een meisje met roodgeverfd haar de koffiebar komt binnenlopen en me met grote ogen aan kijkt.
‘Oh mijn god, ben jij Bella van De Prestatiemaatschappij?’ vraagt ze.
Mijn rechterhand, waarmee ik havermelk aan het opschuimen ben, begint te trillen.
‘Ik geloof van wel,’ weet ik uit te brengen.
‘Mag ik je handtekening?’ vraagt ze.
Gehoorzaam zet ik hem op een wegwerpkoffiebeker.
Vanaf dat moment beginnen meer mensen in de koffiebar me te herkennen. Ze willen allemaal een handtekening of een selfie en ik doe wat me gevraagd wordt, totdat Antonio schreeuwt dat ze me met rust moeten laten.
Ik krijg aanvragen voor interviews in talkshows die ik allemaal afwijs, op internet word ik de nieuwe Alexandria Ocasio-Cortez genoemd die een vuist maakt tegen het kapitalisme en de mensen die me vroeger nauwelijks een blik waardig gunden roemen mijn televisieoptreden. Mijn aantal volgers op Instagram groeit explosief. Op internet wordt er een hoop quotes uit mijn bevlogen verhaal gedeeld, waarbij “Waarom gaat het in deze maatschappij alleen maar om je functietitel?” verreweg de populairste is. Een inventieve ondernemer besluit de quotes op goedkope T-shirts te laten drukken en voor 40 euro per stuk te verkopen. Het wordt gelijk een hype.
Emma Stomp (1994) schrijft over alles wat haar fascineert: van vreemde Mexicaanse gezegdes tot aan de mooiste uren in je lichaam. Eerder studeerde ze sociologie aan de UvA, waar ze nu werkt als communicatiemedewerker. Ze is dol op Wes Anderson films en vintagekleding en heeft minstens zo’n grote koffieverslaving als Lorelai Gilmore.
Sophie Smeets