Ze leven in stinkende hokken, maken vreemde geluiden en scheiden een abominabele geur af: de pubers zijn vreemde wezens. Toch is al die ranzigheid ook ergens goed voor. Maartje brengt een ode aan de puber, compleet met puberfoto's van redactieleden van hard//hoofd ter illustratie.
Pubers stinken. Gelukkig kom je daar pas achter als die periode voor jou al voorbij is. Het is een van de slimme trucjes van de natuur. Net zoals dat het stresshormoon cortisol ervoor zorgt dat een vrouw vergeet hoe gruwelijk de bevalling was, zodat ze nog eens een kind zal baren, krijgen pubers zelf bijzonder weinig mee van hun puberteit. Niet alleen de stank, ook hun lelijkheid en weerbarstige humeur gaan volledig langs hen heen. Eenmaal volwassen deins je echter bij de confrontatie met een stinkende puber verschrikt achteruit. Dat. Nooit. Meer.
Ik herinner me nog goed hoe mijn jonge, engelachtige zusjes plotseling één voor één veranderden in stinkbommen. Hun kamers roken naar iemand die uit principe geen deodorant gebruikt maar wel een marathon loopt in een wollen trui en die als aandenken blijft dragen tot de volgende wedstrijd. Mijn puberzusjes roken naar ranzige festivalbandjes. “Kun je nagaan wat er gebeurt als je vier of vijf van die hormoonbommen met stuiterbalenergie in je klaslokaal hebt”, bevestigt een goede vriendin mijn observatie. Zij is docent op een middelbare school en werkt regelmatig in puberlucht die als chemisch wapen kan worden ingezet. Toch lijken pubers zelf nergens last van te hebben. En dat is maar goed ook, want als zij zichzelf konden ruiken, zouden ze bij bosjes vallen, niet vanwege de geur, maar uit schaamte.
Pubers stinken omdat hun zweetklieren zich ontwikkelen, het is een onderdeel van een grote transformatie: die van kind naar mens. Van alle zoogdieren lijken onze baby’s nog het minst op waar ze vandaan komen. Bovendien kunnen ze helemaal niets. Kinderen zijn eigenlijk een andere diersoort. Bioloog Midas Dekkers vergelijkt ze in het prachtige boek De Larf dan ook met insecten, die net als mensen een metamorfose ondergaan. Een baby is net de larf van een meikever. “Een raar, bloot, geleed, witachtig, kazig ding waarvan niemand zich ooit kan voorstellen dat het een kever wordt.”
De metamorfose waarin de mens geslachtsrijp wordt, begint over het algemeen tussen het tiende en veertiende levensjaar. In deze puberteit maakt het kind zoveel geslachtshormonen aan dat het gemiddeld 22 kilo zwaarder en 30 centimeter langer wordt. Hoewel volwassenen nog steeds testosteron, oestrogeen en progesteron in hun lijf hebben, is hun portie geslachtshormonen niet te vergelijken met wat pubers te verwerken krijgen. Deze overdosis aan hormonen zorgt voor alle lichamelijke eigenaardigheden die zo kenmerkend zijn aan pubers. Denk aan de penetrante zweetgeur, glimmende puistenkoppen, vette haren, hoge stemmen, muizentietjes, vlassige snorren, lange ledematen en hier en daar een plukje schaamhaar.
Pubers zijn nog niet af, en misschien vinden we ze daarom wel zo afstotelijk. Een halve larf in popstadium is nog altijd viezer dan een heel insect. Toen ik de redacteuren van hard//hoofd vroeg of zij voor dit artikel puberfoto’s wilden opsturen, bleken die opvallend moeilijk te vinden. Ook in de fotoalbums bij ons thuis, die toch altijd liefdevol door mijn moeder zijn volgeplakt, vond ik weinig foto’s uit deze periode. Voor een deel is dit eenvoudig te verklaren: de meeste pubers hebben een hekel aan foto’s. Zo stak redacteur Laura van der Haar op veertienjarige leeftijd stiekem haar middelvinger op, elke keer dat er een fotocamera op haar gericht werd. Toch gaan ook ouders niet vrijuit. Zodra hun kroost de eerste tekenen van puberteit vertoont, vinden ze het een stuk minder aandoenlijk. Niet voor niets zijn er talloze boeken en workshop die ouders in dit moeilijke proces bijstaan. Op een forum van Viva verwoordt Cameron10 alvast het angstbeeld van veel moeders: “Ik zou het doodzonde vinden als het luchtje van mijn kind door zo’n ranzige stank zou verdwijnen. Hebben echt alle tieners dat en verdwijnt dat lekkerste luchie voor altijd? Ik kan het me van mijn jeugd totaal niet herinneren.”
Het kind verliest rond zijn elfde levensjaar zijn kinderluchtje en daarmee verliest de moeder haar kind. Zij krijgt er echter niet gelijk een volwassene voor terug. De puber maakt namelijk niet alleen een lichamelijke groeispurt, ook het brein is volop in verbouwing. De gebieden die verantwoordelijk zijn voor organisatie en rationaliteit worden pas in de puberteit ontwikkeld. Enkele jaren later is het lichaam volgroeid, toch is de tiener dan nog niet klaar. Geestelijk en emotioneel moet hij nog volwassen worden. Tot ongeveer zijn zestiende groeit het taal- en emotiegebied in de hersenen. Na deze piek neemt de hersenmassa af. Er wordt als het ware gekozen welke verbindingen belangrijk zijn en welke niet. Waarschijnlijk zit juist in die reorganisatie de kwaliteit en ontwikkeling van het brein, maar dit proces gaat gepaard met heftige emotionele uitbarstingen. In het ouderlijk huis wordt met deuren gesmeten en de tiener trekt zich terug in zijn cocon om daar stinkend, zwetend, boos en verdrietig, laagje voor laagje in een mens te veranderen.
Grote veranderingen zijn vaak moeilijk en lelijk. Pubers zijn de etterende korsten waaronder een roze velletje groeit. Ze zijn vervelend, opvliegend, emotioneel, verwarrend en slonzig. Paradoxaal genoeg zijn ze te veel met zichzelf bezig om dit te zien. Daar komt bij dat empathie pas laat in de adolescentie wordt ontwikkeld waardoor tieners ook nog eens zo verschrikkelijk egocentrisch kunnen zijn. Vorig jaar (2012) schreef hoogleraar Eveline Crone het populair wetenschappelijke boek Het sociale brein van pubers dat een antwoord moest zijn op alle puberwanhoop in onze maatschappij. In dit boek verklaart Crone het frustrerende pubergedrag. De prefrontale cortex (het hersengebied verantwoordelijk voor organiseren, plannen en impulsbeheersing) zou bij pubers nog niet rijp zijn. Het boek was een groot succes, er werden meer dan vijfenzeventigduizend exemplaren van verkocht. Ouders begrepen eindelijk wat er met hun kind gebeurd was, en jongeren hadden het perfecte excuus om nooit meer hun huiswerk te maken.
In het tijdschrift De Psycholoog [pdf] heeft professor Willem Koops felle kritiek op Eveline Crone. Volgens hem zorgt haar boek ervoor dat ouders gaan denken dat niet hun kind maar zijn brein aan het puberen is. Zolang de prefrontale cortex niet af is, kunnen we niets beginnen, is de gedachte. Koops wijst erop dat Crone in haar boek niet het hele verhaal vertelt, en dat zij bovendien zelf in een later gepubliceerd wetenschappelijk artikel haar stelling herziet. Adolescenten kunnen zich best langdurig concentreren, ook wanneer hun onvolgroeide brein hen daarbij in de weg staat, schreef Crone daar. Anders dan volwassenen hebben tieners echter vaak emotionele motieven. Zij kijken vooral naar kortetermijneffecten. Een goed cijfer halen is leuk, maar sociale contacten zijn van levensbelang. De ontwikkeling van de prefrontale cortex is een stormachtig proces, maar het is overdreven te stellen dat pubers als stuurloze breezerblikjes in een golfslagbad dobberen. Net als volwassenen zijn ze toch meer dan alleen hun brein.
Puberale viezigheid, zowel lichamelijk als emotioneel, is dus goed te verklaren. Gierende hormonen en halfgare hersenen, geen wonder dat het een beetje stinkt en wringt. Veel lastiger is het om te beredeneren waarom wij, als maatschappij, zo allergisch op pubers reageren. Zelfs verschijnselen waarvan we de natuurlijke oorzaak kennen, willen we het liefst zo snel mogelijk uitroeien. Producten voor jeugdpuistjes zijn niet aan te slepen, ieder deodorantmerk heeft wel een mierzoete meisjesvariant en voor ouders is er een overweldigend aanbod aan opvoedcursussen, tienerchecklists en puberworkshops. Voor de puber onderstrepen deze producten nog maar eens dat zijn situatie behoorlijk gênant is.
Er zijn culturen waarin de puberteit feestelijk wordt gevierd. De puber is niet alleen geslachtsrijp maar ook volwassen en krijgt verantwoordelijkheden die daarbij horen. In onze samenleving gebeurt het tegenovergestelde. Over pubers wordt vooral geklaagd, maar ze zijn in ontwikkeling en daarom krijgen vooral hun hersenen en hormonen de schuld. Ironisch genoeg duurt de puberteit steeds langer. Juist doordat pubers geen verantwoordelijkheid hoeven te nemen, blijven ze hangen in een trage, ranzige metamorfose.
Kinderen zijn geen mensen en pubers zijn iets daar tussenin. Daarom plaatsen we wel kinderfoto’s op Facebook, maar wordt het bewijs van onze puberale modegrillen ver weggestopt. Nu we eindelijk ‘af’ zijn, worden we er liever niet meer aan herinnerd. Bovendien leveren puberfoto’s het onomstotelijke bewijs dat je ooit iemand anders was, en dus waarschijnlijk ook niet voor altijd zult blijven wie je nu bent. Een horrorscenario, want als er iets nog viezer is dan pubers, dan zijn het natuurlijk de bejaarden.