In het Hoofd//stuk doen schrijvers een poging om de weg naar het verhaal vast te leggen. Welke tips hadden zij willen krijgen toen ze begonnen? Waar begin je, hoe begin je? Welk advies zullen ze nooit en dan ook nooit meer opvolgen? Lees het in het Hoofd//stuk. Wout Waanders is niet alleen dichter en deel van een sexy boyband, maar ook schrijfcoach. Advies geven is natuurlijk leuk en aardig, maar wat gebeurt er als je zelf vastloopt tijdens het schrijven? Kan je jezelf terug de inspiratie in coachen? Alvast een tip: pak geen rode pen.
‘Hee, wil je misschien even mijn tekst lezen, en zeggen wat je ervan vindt?’ Zo nu en dan verschijnt deze vraag in mijn inbox. En ook ik heb die vraag met regelmaat naar bevriende schrijvers gemaild, met in de bijlage een onlangs geschreven gedicht of verhaal waar ik nog niet tevreden over was. Maar tijdens het werken aan mijn debuutbundel Parkplan, merkte ik dat er iets vreemds was met die vraag. Inmiddels stel ik ‘m amper nog.
Dat kwam zo.
Ik kan sowieso altijd al goed twijfelen over van alles binnen mijn gedichten. Bij Parkplan was dat meer dan ooit. Nog nooit werkte ik aan zo’n omvangrijk project. Waar ik me gewoonlijk bezighield met allemaal afzonderlijke gedichten, of hooguit een reeks in een tijdschrift, moest ik nu nadenken over de verhouding en selectie van tientallen gedichten. Bovendien combineer ik in Parkplan mijn gedichten met tekeningen van pretparkattracties, wat het geheel aan mogelijke keuzes nog verder uitbreidde. Al snel lag mijn werkkamer bezaaid met attractie-ontwerpen en gedichten, in allerlei mogelijke versies. Hoe langer ik ermee bezig was, hoe meer ik begon te twijfelen.
Ik besloot een paar anderen om hulp te vragen. Ik legde ze mijn belangrijkste twijfelpunten voor, en vroeg ze hoe zij daarin zouden beslissen. ‘Hee, kun je deze twee versies even lezen, en zeggen welke je beter vindt?”
Ik probeerde een keuze te maken, maar bij elke keuze die ik maakte hoorde ik de tegenpartij al teleurgesteld ‘jammer hoor’ zuchten.
Hun meningen liepen echter nogal uiteen. De één koos voor oplossing A, de ander voor B. Om tot een besluit te komen, vroeg ik nog meer mensen om hun mening. De meerderheid heeft immers altijd gelijk, redeneerde ik. Om het overzicht te bewaren hield ik in een Excel-bestand precies bij wat iedereen van elk gedicht vond, gesorteerd per versie. Dat zou dan uiteindelijk, zo dacht ik, het enige echte inzicht geven.
Maar ook dat bracht me niet meer helderheid. Sterker nog: ik ging alleen maar meer twijfelen. Er was soms wel een meerderheid te vinden, maar de minderheid bestond uit stemmen die ik ook wel erg belangrijk vond. Moest ik die dan maar terzijde schuiven? Ik probeerde een keuze te maken, maar bij elke keuze die ik maakte hoorde ik de tegenpartij al teleurgesteld ‘jammer hoor’ zuchten. En omdat ik zo goed mogelijk naar alle feedback probeerde te luisteren, werd het steeds vager of ik keuzes maakte voor mezelf, of voor de feedbackgever.
Ik besloot het over een andere boeg te gooien en weer meer naar mezelf te gaan luisteren. Ik sloot me af en vroeg niemand meer om mee te lezen. In de plaats daarvan begon ik aan lange fietstochten en wandelingen, en schreef ik kladblokken vol met mijn gedachten. Als ik maar zo lang mogelijk erover nadenk, kom ik vanzelf wel een keer tot de kern, dacht ik.
Niets was minder waar. Ik liep heel veel, maar voornamelijk rondjes. Dezelfde rondjes rondom het meertje bij mij achter, en dezelfde rondjes in mijn hoofd. Ik boog me dagenlang over één en dezelfde zin. Maakte honderden schetsen van één en hetzelfde autootje. Terwijl: de zin bleek achteraf in zijn geheel niet nodig. En op de plek van het autootje hoorde eigenlijk een dennenboom te staan.
Zoals zo vaak kwam de oplossing toen ik het allemaal even weg had gelegd. Ik was me voor een paar dagen gaan richten op mijn andere werk. Daarna zag ik beter wat er aan de hand was.
Op dit punt in mijn verhaal is het noodzakelijk eerst wat uit te leggen over mijn andere werk. Naast schrijver werk ik twee dagen in de week op een Hogeschool. Daar ben ik schrijfcoach: ik begeleid één op één studenten die vastlopen met het schrijven van een scriptie, essay of verslag.
Waar zij een alinea eindeloos herschreven, tekende ik mijn autootje opnieuw. En waar zij docenten en medestudenten om feedback vroegen, vroeg ik het aan bevriende schrijvers. En bij beide was de uitkomst: het leverde geen enkel inzicht op.
Ik weet niet precies meer hoe het kwam, maar na een coachingssessie besefte ik opeens dat ik mijn hele bovenstaande twijfelverhaal dagelijks uit de monden van mijn studenten hoor komen. Ze vertellen me dat ze thuis eindeloos alinea’s en zinnen overdenken, naar een scherm staren. Ze herschrijven inleidingen, vragen om feedback aan docenten, begeleiders en medestudenten, en verzuchtten hun tegenstrijdige reacties. Ze zoeken allemaal tevergeefs naar die ene gouden instantie op basis waarvan ze hun keuzes kunnen maken.
Waar zij een alinea eindeloos herschreven, tekende ik mijn autootje opnieuw. En waar zij docenten en medestudenten om feedback vroegen, vroeg ik het aan bevriende schrijvers. En bij beide was de uitkomst: het leverde geen enkel inzicht op.
En vervolgens zag ik mezelf voor me. Hoe ik ze help. Want in die positie weet ik donders goed dat het niks uit gaat halen om ze nog meer feedback te geven op hun tekst. Nooit ga ik met een rode pen door hun tekst heen. Ook al vragen ze me erom: ik doe het niet. Het enige wat op zo’n moment namelijk werkt is praten. Ze lopen vast met wat ze willen vertellen. Dan moet je niet de tekst willen verbeteren, maar de schrijver. En dus ga ik met ze in gesprek; over wat ze willen maken. Waarom ze dat belangrijk vinden, wat het onderliggende idee is.
Door te vragen wat je wil, kun je beter beslissen wat er moet gebeuren. Studenten twijfelen over de formulering van een alinea in de inleiding, maar wanneer je vraagt wat ze met die inleiding willen bereiken, komen ze opeens tot het besluit dat die hele alinea niet nodig is. ‘Stom, dat ik dat nu pas zie’, zegt zo’n student dan. Maar dat is niet stom. Je hebt simpelweg iemand naast je nodig, die je met doorvragen dwingt daarover na te denken.
Wanneer je studenten ernaar vraagt, beginnen ze vaak vanzelf een logisch verhaal te vertellen. En op basis daarvan kunnen ze de juiste keuze maken. Simpelweg omdat ze weten wat ze zelf belangrijk vinden om te vertellen. En de docenten? De ervaring leert dat die dan ook tevreden zijn. Ze wilden in de grond niet per se hun voorkeur doordrukken, ze hadden simpelweg nog niet in de tekst terug gezien waarom een bepaalde keuze logisch was.
In de plaats van te vragen om feedback, ben ik met mensen gaan praten. Over mijn twijfels, over wat ik belangrijk vind.
Ik besloot dit toe gaan passen op mijn bundelproces. In de plaats van te vragen om feedback, ben ik met mensen gaan praten. Over mijn twijfels, over wat ik belangrijk vind. De meesten hadden mijn werk niet eens gelezen. Dat wilde ik ook niet: dat doe ik bij mijn studenten ook niet. Sommigen lazen zelfs amper poëzie. Maar desondanks, of nee, juist daaróm, vroegen ze door, en namen ze geen genoegen met antwoorden die er allemaal maar een beetje omheen drentelden.
De gesprekken leverden precies op wat ik graag wilde: ik werd gedwongen helder te formuleren, en kreeg zo ook helderheid over wat ik wilde. Vervolgens kon ik ook met meer zekerheid keuzes maken voor en tegen bepaalde gedichten, tekeningen en losse onderdelen.
Toen alles goed en wel helder voor me was, vroeg ik weer mensen om feedback. Pas nu kwam dat gelegen: de schrijver is geholpen, nu de tekst nog. Ze filterden er slordigheden uit en wezen me op inconsequenties waar ik anders overheen had gekeken. Ik had hulp aan een heleboel scherpe lezers. Voor revisie kun je nooit genoeg extra ogen hebben. En in een enkel geval was ik het er niet mee eens, maar nu kon ik het goed naast me neerleggen, omdat ik wist welke richting ik er wel mee op wilde gaan.
Als ik mezelf iets zou willen meegeven, is het wel dit: blijf met mensen praten over je werk. Voor een schrijver is taal het belangrijkste materiaal, en taal ontstaat wanneer je praat. Een zwijgende schrijver komt niet verder in zijn denken. Iemand die de keuzes in zijn werk aan anderen laat, ook niet. En hoezeer ik soms ook wil dat iemand anders me van de twijfel verlost, door simpelweg te zeggen: ‘zo zou ik het doen’, ik herken het nu als een moment van luiheid, een moment om een gesprek te ontwijken.
En wanneer iemand me weer eens een mailtje stuurt, met de vraag of ik even naar een tekst kan kijken, om te zeggen wat ik ervan vind, dan vraag ik eerst naar de achterliggende reden. Wil je dat ik gewoon een revisie uitvoer? Of heb je twijfels over bepaalde keuzes? Want als je twijfelt, ga ik niet lezen. Wel met je praten.
Parkplan is de debuutbundel van Wout Waanders en is uitgegeven door de Harmonie.
Op zoek naar meer tips over het begeleiden van schrijvers?
Brooks, Jeff. (1992) ‘Minimalist Tutoring: Making the Student Do All the Work.’, in: Writing Lab Newsletter 19.2, p. 1-4.
Flower, L. & Hayes, J. (1980). The dynamics of composing: making plans and jiggling constraints.
Cognitive processes in writing, 31-50.
North, S. (1984a). The Idea of a Writing Center. College English, 46.
Zit jij vol goedbedoeld advies en wil je ook een Hoofd//stuk schrijven?
Mail dan jouw tekst naar kiki@hardhoofd.com!
Wout Waanders (1989) schrijft poëzie en verhalen. Daarnaast treedt hij op met Boyband, een vijfkoppige literaire boyband. In 2020 verscheen bij uitgeverij de Harmonie zijn debuutbundel Parkplan, waarin hij gedichten combineert met pretparktekeningen. Parkplan werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs. Van 2019 tot februari 2021 was Wout stadsdichter van Nijmegen.
Christiaan Schulte