Een oude man probeert op te staan uit zijn stoel en zijn vrouw kijkt toe. Samen dwarrelen ze terug in de tijd, in een verhaal dat ook achterstevoren te lezen is.
Maria draaide zich om en liep de kamer uit. Petrov staarde naar het bruine plastic, de hoorn, de zwart met witte cijfers.
Zijn starre billen raakten het leer en zijn ogen werden naar het tafeltje naast het raam getrokken. Het tafeltje met de telefoon, ver buiten zijn bereik. Zijn gedachtes vormden woorden die hij niet kon uitspreken. Zijn hand vol opstaande aders wilde naar de hare reiken, haar tegenhouden, niet weg laten gaan, maar hij bewoog niet.
*
Maria torende boven hem uit en hij leek kleiner te worden, zijn ogen als een niet-begrijpend konijn in een kooi, zijn snorharen trillend. Ze greep hem onder zijn oksels en zette hem op zijn voeten, waarna ze hem ondersteunde en naar binnen leidde. Daar zette ze hem op zijn rode leren stoel, met uitzicht op het raam aan de overkant van de kamer. Zo keek hij naar de berg waar hij zo van hield dat hij er goddomme nooit weg van had willen verhuizen, ook niet voor haar.
Maria’s zucht ging diep door haar borstkas, haar buik, haar benen. Het liet haar leger achter dan eerst – onrust manifesteerde zich in haar handen en een kriebel drong zich op in haar ingewanden. Hij was het weer aan het proberen. Nee, ook als hij dacht haar niet nodig te hebben zou zij laten zien dat ze haar belofte aan hem na zou komen. Zij zou voor hem zorgen, ook al kon hij haar niets meer teruggeven. Ze trok nog een blouse recht aan een hangertje, liep met zelfverzekerde stappen op hem af.
*
Hij had Ludya’s nummer uit zijn hoofd geleerd. In gedachten voelden zijn vingers de toetsen van de telefoon in de woonkamer, maar ze tikten op zijn been, klaar om hun dochter een laatste keer om hulp te vragen. De getallen draaiden al dagen door zijn hoofd, ze omcirkelden Maria. Zijn handen zochten grip aan de muur. Met een enorme inspanning kwamen zijn billen van de bank. Even. Een pijnscheut door zijn kuiten, zijn handen glipten los. Hij landde terug op het bankje, voelde de kracht van de klap door al zijn wervels. Als rollende stenen die landden in zijn nek.
‘Je vader is mijn verantwoordelijkheid, Lud. Jij hebt je werk, je studie – het is belangrijk dat je je daarop richt.’ Maria’s woorden schoten scherp door hem heen en lieten hem stil achter, geen onderdeel van het gesprek. Ludya fluisterde in zijn oor toen ze wegging: ‘Als je wilt, maak ik je kamer klaar. We hebben uitzicht over de rivier.’
Ik zoek geen manier om van je af te komen, Petr. Maria’s stem echode door zijn hoofd.
Uren zat hij buiten op het bankje, terwijl hij opkeek naar de bergen. Zijn gedachten gleden over de toppen, over hoe hij Maria had beloofd dat ze later op huwelijksreis zouden gaan, wanneer er geld was, wanneer er tijd was. Hoe haar ogen glommen en haar naar de verte leken te verplaatsen, alsof ze er al was. Ze wachtte op hem.
Ze klaagde nooit. Misschien was dat wel het ergste. Hij wist dat hij haar beperkte, haar tegenhield om te doen wat ze wilde, maar ze weigerde hem hier slecht over te laten voelen. Elke keer als hij erover begon, kapte zij het gesprek af. Na een tijdje stopte hij met praten, maar hij stopte niet met denken. Hij zocht naar een manier om van zichzelf af te komen, om haar los te knippen en het leven te geven wat hij haar gunde, wat ze verdiend had, driedubbel.
*
Met extra kracht sloeg Maria de sokken uit tegen haar dijbeen. De huid voelde beurs, maar ze ging door. Waarom kon hij niet gewoon om hulp vragen? Ze weigerde naar hem te kijken als hij het stug bleef proberen, zonder haar te vragen of ze wilde helpen. Terwijl ze een grijze sok met een knijper aan het rek hing, ging er een lichtblauwe vlinder op haar hand zitten. Ze stopte met bewegen en keek. De vlinder wreef zijn vleugels langs elkaar, op zijn gemak op Maria’s hand. ‘Waar ben je allemaal al geweest, vlindertje?’ Maria fluisterde naar haar hand. Er stond geen wind, maar de haren op haar arm gingen rechtop staan. De vlinder verschoof even van plaats en vloog toen weg. Ze volgde het gefladder over het veld zolang mogelijk, stelde zich voor hoe de vlucht zich voortzette over de bomen, steeds hoger de berg op. Maria bleef naar boven kijken, haar hand nog op de natte sok.
Twintig jaar geleden waren ze nog naar de top geklommen. Kleine, slingerende paadjes, soms slecht begaanbaar door lentelawines. Ze klauterden over omgevallen bomen en bij het laatste stuk zekerden ze zich elke stap. Het was de hoogste plek waar ze ooit geweest was, ze woonden er al jaren vlak naast. Petrov had altijd beloofd de bergtoppen van zijn jeugd aan haar te laten zien. In plaats daarvan kwamen er kinderen, crisis, winter. De jaren echoden. Bij Petrov telden ze harder dan bij haar. Vroeger leek tijd veel minder uit te maken dan nu. Nu zat hij stil en bewoog zij. Zijn haar was wit en dat van haar nog zwart, zoals het zijne was geweest.
*
Petr, dit is jouw thuis. Hij moest naar de telefoon komen, Ludya bereiken. Ja zeggen. Hij mocht hoe dan ook niet vallen. Hij zette zijn handen naast zich neer en zette zich af. Hij dreigde door zijn pijnlijke polsen heen te zakken. Hij kwam niet omhoog.
Hij dacht dat met de jaren bewegingen voorzichtiger en bedachtzamer zouden worden. Hoe Maria nu zijn natte pantalon uitschudde toonde meer daadkracht dan ooit. Routineus en in stilte. De broek was van dezelfde maker als de broek die hij droeg toen hij haar vroeg of ze hem wilde trouwen. Haar bewegingen waren zeker, maar zacht geweest. Ze zei: ‘Ja Petrov, ja,’ terwijl ze zijn uitgestoken hand met haar beide handen vastgreep. Nu schreeuwden haar handen naar de was, terwijl ze niets zei, hem niet zag.
Hij probeerde een glimp op te vangen van waar ze naar keek, maar ze stond half van hem weggedraaid, te ver weg om haar ogen te kunnen zien. Zelfs de laatste jaren zag hij wanneer hij haar aankeek de diepblauwe ogen die ooit fel afstaken bij het wit van haar lange jurk. Ze doorboorden de sluier die haar gezicht bedekte met een stralende levendigheid. Dat was de echte Maria, op volle kracht, gevoed door wat haar nieuwe leven haar beloofde.
Het gras was al lang niet meer gemaaid en verschillende veldbloemen brachten kleur aan in het tafereel. Ooit plukte hij de bloemen voor hij ging maaien en maakte er een enorm boeket van voor Maria, zo groot dat de bloemen haar glimlach aan de andere kant van de bos verborgen. Nu stond ze middenin het veld, driftig in de weer met de was. Met strenge, krachtige bewegingen sloeg ze de broeken en hemden een voor een uit, voordat ze ze met knijpers aan het rek hing. Zonder om te kijken.
*
Een glinstering speelde om haar lippen toen ze dacht aan de eerste keer dat ze hem zag. Hij knipte kaartjes in de bus, en zijn pet was scheefgezakt van de inspanning. Toen zij aan de beurt was had ze, voordat ze het doorhad, de pet recht geschoven. Ze hadden geen woord gewisseld, maar vanaf die dag nam ze vaker de bus, en keek ze of ze in het silhouet van de conducteur zijn wilde haren onder het petje uit zag komen voordat ze instapte.
Nu wist ze op elk moment van de dag waar hij was. Waar ze hem achterliet, daar bleef hij.
*
Het lukte niet om los te komen van de zandkleurige muur. Alle kracht vloeide weg uit zijn ledematen en ademde diep van de inspanning. Het grasveld voor hem strekte zich zo’n honderd meter uit tot aan de bosrand, waar de grond meteen steil omhoogliep. Het huis lag in een kleine kom, omhuld door groen.
Petrov zette zijn handen op het stenen bankje en spande zijn beenspieren aan. Er gebeurde niets.
Beeld: Mont Sainte-Victoire en Château Noir door Paul Cézanne (ca. 1905)