In een recent interview over zijn boek Ontvadering, oppert emeritus hoogleraar en schrijver Frank Koerselman dat mannen – en dan vooral vaders – flink moeten zijn, niet moet zeuren, niet klagen, vooral niet huilen. Blijkbaar heerst er een nijpend gebrek aan competente, rijpe vaders in een gefeminiseerde wereld die gedomineerd wordt door ontluisterend weke fenomenen als inclusiviteit en egalitarisme. Het is niet voor het eerst dat hij dat geluid laat horen. In een eerder interview met De Groene Amsterdammer deed Koerselman ook al zijn beklag over het ‘antimasculiene’ klimaat, dat mannen in bittere verongelijktheid of politiek correcte vrouwelijkheid zou jagen. Hun bestaansrecht ‘is onder vuur komen te liggen’, aldus Koerselman.
Hernieuwd vaderlijk gezag binnen een traditionele gezinsstructuur moet volgens Koerselman uitkomst bieden aan een wereld die overspoeld wordt door de tranen van gamende en wenende vaders. Een knoestige boom, dor en traanloos, doemt op voor mijn geestesoog. De droge vruchten aan haar takken zijn de afkeurende, doorgroefde koppen van rijpe vaders die me zullen redden van mijn stuurloze bestaan door me 'mild te bekritiseren'. Een overrijpe vaderkop stort afstandelijk ter aarde, rolt naar mijn voeten.
Verdoemd door vadertranen(?)
Ter illustratie van goed (groot)vaderschap voert Koerselman in NRC een huiveringwekkend staaltje Franse opvoedkunst ten tonele. De emeritus hoogleraar zit met zijn vrouw op een bankje in een park in Parijs, beschouwt een angstaanjagend tafereel van spelende kinderen die elkaar schoppen en slaan en prijst een opa die de vraag om troost van zijn gepeste kleinkind beantwoordt door het kind met zijn gezicht naar de pestkop toe te draaien: “défends toi!” luidt grootvaders pedagogische strijdkreet.
De dood van een kind zou het enige scenario zijn waarin een vrouw mannentranen mag zien
Ik ben waarschijnlijk niet de juiste persoon om de politieke implicaties van de lofzang van Koerselman op een verloren vaderlijke autoriteit te ontwarren. Mijn vingers zijn week, zo zacht, en mijn ogen vaak vol tranen. Ik wierp en werp me constant in de warme schoot van mijn moeder. Mijn opa duwde me nooit in de richting van pestkoppen om te kijken wat er zou gebeuren. Hij was te druk bezig met aardappelen schillen en fantastische verhalen vertellen over hoe hij zijn duim verloor om mij voor politiek correcte stuurloosheid en ander watjesgedrag te behoeden. Ik geloof zelfs dat ik mijn vader eens zag huilen. Door deze ervaringen gedoemd tot een eeuwig rondtollen in de primaire narcistische fase, schrijf ik nu iets over mannen- en vadertranen.
In de hoekjes van het internet waar mannenrechtenactivisten hun gal spuwen, tieren overpeinzingen over huilende mannen zoals die van Frank Koerselman welig. De consensus daar is dat mannen niet moeten huilen, zeker niet in bijzijn van hun ‘bro’s’ en al helemaal niet op plekken waar een vrouw hun schaamte kan zien. Het devies ‘huil nooit in bijzijn van een vrouw’, wordt soms behulpzaam genuanceerd met de bijdrage dat de dood van een kind het enige scenario is waarin een vrouw een mannentranen mag zien. Giftig, natuurlijk. Volgens Koerselman hebben we juist wijze, rijpe vaders nodig om te ageren tegen toxic masculinity. Wat moeten we met #maletears? Hoe kunnen we vaders laten rijpen?
Huilkamers: de nieuwe biechthokjes
Laten we eens in oplossingen denken! In The Crying Book beschrijft dichteres Heather Christle zogenaamde ‘crying rooms’: geluidsdichte ruimtes waarin ouders met huilende kinderen zich even kunnen verschansen om een film of mis niet te verstoren. Deze vindt men vooral in katholieke kerkgebouwen. Ze kunnen daar dubbeldienst doen als ruimte om in te biechten. Christle beschrijft het verhaal van een man die haar vertelde dat hij tijdens zijn eerste biecht zijn hart luchtte op overvloedige en intense wijze. De priester antwoordt hem kil en kort: ‘Keer je tot Christus.’ De man rent wenend weg uit de crying room.
De angst voor de tranen zal ervoor zorgen dat het kind zich onderwerpt aan het vaderlijke gezag
Misschien is zo’n kamer een uitkomst voor weke vaders. Volgens Wikipedia dient zo’n kamer voor wanneer een kind ‘out of control, disruptive enough to distract people’ is. En daar zit de crux. Dit is precies waarom we een vader, zij het een politieke vaderfiguur, een symbolische Vader of slechts de man die je moeder heeft bezwangerd, niet zouden moeten zien huilen: het leidt af!
Schrijver Julio Cortázar – een andere aanrader uit het boek van Christle – oppert enkele aanwijzingen in “Instructions on How to Cry”. Print deze uit en plak ze in de kamer. Plaats nu de (symbolische) vader in de crying room. Hij leest aldaar:
-
‘In order to cry, steer the imagination toward yourself, and if this proves impossible owing to having contacted the habit of believing in the interior world, think of a duck covered with ants or of those gulfs in the Strait of Magellan into which no one sails ever.’
Haal de nu droge, flinke vader uit de crying room. Hij is opgelucht, kan het kind ‘uitdagen’ en ‘confronteren met de realiteit’. Het kind heeft de vader niet zien huilen. Reserveer een enkele vaderlijke huilbui om het kind een goede psychologische oplawaai te geven, maar laat de rest van de tranen geruisloos biggelen in het isolement van de huilkamer.
De angst inboezemende zeldzaamheid van de tranen – als het zien van een Yeti of een wit wief – zal ervoor zorgen dat het kind zich onderwerpt aan het vaderlijke gezag. De uitzonderlijke huilbui die de status quo van wijze dorheid ondermijnt, zorgt dat het kind in het gareel blijft. Het wil niet het risico lopen dat het nog een traumatiserende huilbui uitlokt.
Mocht er nou geen huilkamer in de buurt zijn, dan volstaat het om een zak over het hoofd van de vader te trekken en het kind af te leiden met een korte, maar luide voordracht uit 12 regels voor het leven van Jordan Peterson.