24 juni was het Veteranendag, een dag die gemengde gevoelens oproept bij een deel van de Papoea-gemeenschap in Nederland, zo ook bij de jonge Iskandar Bwefar. Tijdens de 10e editie in 2014 werd hij hardhandig door de politie opgepakt toen hij met de Morgenstervlag naar de Nieuw-Guinea veteranen wilde zwaaien. Ordeverstoring zou de reden zijn, maar volgens hem speelde er iets anders. Acht jaar geleden was het de oud-militairen voor het eerst verboden tijdens het veteranendefilé te lopen met de Morgenster, de vlag van de Papoea’s. Waarom gebeurde dat? En wat had Iskandar Bwefar met die veteranen te maken?
Het is niet de selfie die de 25-jarige Iskandar Bwefar in Den Haag had willen maken, als hij tijdens Veteranendag op zaterdag 28 juni 2014 de camera van zijn iPhone op zichzelf richt. Hij drukt af en een paar klikken later staat de foto op Twitter. Meest opvallende object op het plaatje: de roestvrijstalen wc-pot die naast zijn gezicht op de achtergrond te zien is. Onmiskenbaar van het type dat je vindt in een politiecel, want inderdaad, de Haagse politie heeft hem zojuist achter slot en grendel gezet, laat Iskandar Bwefar zijn volgers weten. Hij is die ochtend vroeg in zijn woonplaats Zwolle op de trein gestapt, om in Den Haag naar de door het centrum marcherende Nieuw-Guinea veteranen te zwaaien. Mannen van ver in de zeventig, die ruim vijftig jaar eerder in de jungle strijd leverden met Indonesische paratroepers. Inzet van hun toenmalige strijd: het behoud van Nieuw-Guinea en het ideaal van de onafhankelijke Papoeastaat. Iskandar wil naar ze zwaaien met de Morgenstervlag, de vlag van de Papoea’s. Het is deze veteranen namelijk voor het eerst in tien jaar verboden, om met deze vlag in het veteranendefilé te lopen.
Maar van zwaaien komt niet veel, het loopt allemaal anders. Op social media gaat Iskandars zelfportret onmiddellijk viraal. De eerste ‘celfie’ is geboren. Het is het Twitterversum niet ontgaan dat hier een man in een cel is opgesloten zonder dat de politie hem, zoals de regels voorschrijven, zijn telefoon en zijn andere spullen heeft afgenomen. Zijn linnen riem zit zelfs nog om zijn jeans en zijn Nike-sneakers zijn ook nog steeds gestrikt met veters, als de celdeur in het slot valt. De achteloosheid waarmee hij achter de tralies is gezet, staat in schril contrast tot de goed gecoördineerde, hardhandige manier waarop drie agenten hem daarvoor tegen de stoeptegels van de Kneuterdijk hebben gedrukt. Tien agenten hebben Bwefar naar een gereedstaand politiebusje afgevoerd. Maar zijn ze nu vergeten hem te fouilleren alvorens hem op te sluiten? Niet helemaal, want voor hij achter achter de tralies belandt is één ding hem wel afgenomen. Dat is de rood-wit-blauwe doek waar het allemaal om te doen is geweest: de Morgenstervlag. Daarmee had Iskandar de veteranen willen laten zien dat de vlag toch aanwezig is, om het verbond te eren tussen de oud-militairen en de Papoea’s.
In 2014 levert het incident even nieuws op als het door verschillende media wordt opgepikt, daarna verdwijnt het al snel weer uit de aandacht. Maar wat is het verhaal achter Iskandar Bwefars zwaaipoging? Waarom is het de veteranen verboden om te defileren met een vlag waar ze vijftig jaar eerder, in opdracht van de Nederlandse regering, hun leven voor in de waagschaal hebben gesteld? En hoe kon een eenvoudig voornemen om met een vlag te zwaaien zo uit de hand lopen?
Het incident kan hij zich nog herinneren als de dag van gisteren, vertelt Iskandar acht jaar later, als ik hem voor het eerst ontmoet. Hij heeft er nog nooit echt over gesproken met een andere Papoea. ‘Jij bent de eerste’, zegt hij tegen mij. ‘Buiten mijn broers en zussen dan’, voegt hij er lachend aan toe vanachter zijn havermelk cappuccino. Hij is de zoon van een Papoeavader en een Nederlandse moeder, net als ik. En al was mijn moeder Indisch-Nederlands, het geeft me een gevoel van verbondenheid. Contact met andere Papoea’s, buiten zijn broers en zussen, heeft hij niet. Nooit gehad. Dat intrigeert mij nog meer; waar komt die band met die vlag en de veteranen vandaan? Daarnaast is er nog een reden waarom Iskandars verhaal mij zo boeit: de Morgenstervlag is ooit, in 1961, ontworpen door mijn vader, Nicolaas Jouwe, een van de grondleggers van het Papoeanationalisme.
We hebben afgesproken in een nieuw koffieparadijsje aan de Wilhelminakade in Rotterdam, de stad waar hij sinds een jaar of zeven met zijn vriendin woont. Samen runnen ze een bureau in audiovisuele marketingcommunicatie dat vlak om de hoek zit. Als creatieve professional voelt hij, jonge dertiger, zich helemaal thuis in de kosmopolitische buzz op de Kop van Zuid. Ik heb hem opgezocht om te praten over wat er die dag precies is gebeurd en om zijn verhaal achter die gebeurtenis te horen. ‘De eerste tijd wilde iedereen er met mij over praten. Maar ik was er op een gegeven moment wel klaar mee,’ zegt hij. Daarom wilde hij ook geen klacht indienen; ondanks dat hij aan het incident diverse schaafwonden over hield en een schouder die maandenlang pijn deed. Dat het incident in 2014 even landelijk nieuws was, maar toen weer snel uit de aandacht verdween lijkt onvermijdelijk in de moderne nieuwscyclus. Vijftig jaar eerder gebeurde eigenlijk iets vergelijkbaars met Nieuw-Guinea, inmiddels is die kwestie uit het collectieve geheugen verdwenen.
Nieuw-Guinea is Nederlands laatste kolonie in de Oost.
Nieuw-Guinea is Nederlands laatste kolonie in de Oost. Na de Indonesische onafhankelijkheid, eind 1949, blijft dit gebied onderdeel van het koninkrijk. Inzet is om de Papoea’s te begeleiden bij de vorming van een onafhankelijke staat. Maar Indonesië heeft zijn zinnen gezet op inlijving van het gebied en het conflict om Nieuw-Guinea escaleert snel. Tussen 1950 en eind 1962 zendt de regering in Den Haag maar liefst 30.000 soldaten naar het gebied. Eind jaren vijftig duiken steeds meer Indonesische infiltranten op. Op 5 april 1961 krijgen de Papoea’s een eigen parlement, de Nieuw-Guinea Raad. Aan de democratische verkiezingen hiervoor doen de Papoea’s met groot enthousiasme mee. In sommige kiesdistricten is de opkomst negentig procent. Op 1 december 1961 wordt de vlag van de Papoea’s voor het eerst officieel gehesen, naast de Nederlandse driekleur. De nieuwe vlag bevat ook de kleuren rood, wit en blauw, een symbolische keuze van ontwerper Nicolaas Jouwe. Opvallend element in de Morgenster, zoals hij de vlag noemt, is de witte ster van hoop in het rode veld van strijd.
Op dat moment vinden op diverse plekken schermutselingen en beschietingen plaats tussen Nederlandse en Indonesische militairen. Tot een grootschalig treffen komt het niet. Om de Indonesische infiltranten op te sporen in de jungle staan Papoeaverkenners de Nederlandse soldaten bij. De inzet van Papoea’s bij het conflict tussen Nederland en Indonesië is een van de vele onbekende verhalen in de geschiedenis van Nederlands Nieuw-Guinea. Veteraan Joop Bergsma vertelde in 2012 aan Trouw hoe belangrijk die inzet was: ‘Wij moesten patrouille lopen om die eenheden te onderscheppen en zonder Papoea's waren we nergens. We kenden de weg in het oerwoud niet. Daar waren geen wegen en soms moesten we ons met een parang (een kapmes, red.) een weg door de jungle hakken. Zij hoorden bijvoorbeeld aan het geroep van de vogels dat er ergens wat aan de hand was. Ze hebben ons niet alleen gesteund maar ook hun leven voor ons in de waagschaal gesteld. Met hun inzet hebben zij vele Nederlandse levens gespaard.’ Een van die Papoea’s is de vader van Iskandar, Thon Bwefar, die op dat moment 25 is – net zo oud als Iskandar is in 2014.
‘Ze hebben ons niet alleen gesteund maar ook hun leven voor ons in de waagschaal gesteld.’
Iskandar heeft zich tot 2014 niet veel bezig gehouden met de Papoeakant van zijn familie. Contact met de Papoeagemeenschap in Nederland heeft hij niet. Maar het bericht dat veteranen in 2014 niet meer met de Morgenster mogen defileren, raakt hem onverwachts diep. Vanwege zijn vader. ‘Het voelde als een miskenning van wat mijn vader samen met die mannen gedaan had.’ Eigenlijk heeft hij zijn vader niet zo goed gekend, vertelt hij. ‘Ik kan me geen echt gesprek met mijn vader herinneren, waarin hij over zichzelf vertelde. Hij was al relatief oud toen hij mij kreeg, drieënvijftig, en hij was ziek. Mijn vader overleed in 1999, toen ik tien jaar was. Wat ik van zijn verleden weet, heb ik gehoord van mijn moeder en mijn broers en zussen. Hij is in 1936 geboren in Takar, een dorpje aan de noordkust van Nederlands Nieuw-Guinea, tweehonderd kilometer ten westen van de hoofdstad Hollandia. Hij kwam als wees ter wereld. Zijn moeder stierf in het kraambed en zijn vader was een paar maanden daarvoor overleden. Een tante en oom hebben hem opgevoed.’ Thon Bwefar moet een bijzonder sterk en eigenzinnig jongetje geweest zijn, weet Iskandar uit de verhalen. ‘Hij heeft ooit op jonge leeftijd zijn neef gered van een zoetwaterkrokodil, die hij eigenhandig heeft gedood.’ Het lijkt een sterk verhaal, maar zijn oudste broer heeft de gebeurtenis van verschillende kanten, tijdens een reis naar de geboorteplaats van zijn vader, bevestigd gekregen. ‘Iedereen kende daar het verhaal van Thon Bwefar die gevochten had met een krokodil en als winnaar uit de strijd was gekomen.’ De jonge Thon Bwefar kan niet goed overweg met zijn opvoeders. ‘Op een dag liep hij weg van huis en verbleef een paar weken in de jungle. Op zijn dertiende lieten zijn oom en tante weten dat hij beter bij zijn broer in Hollandia kon gaan wonen. Hij is toen naar Hollandia gelopen, een wandeling van tweehonderd kilometer! Eenmaal in Hollandia ging hij bij de scouting en een jaar of tien later werd hij gerekruteerd door de Binnenlandse Veiligheidsdienst om schuilplaatsen van Indonesische soldaten in het oerwoud te traceren.’
Maar Nederland trekt in het conflict om Nieuw-Guinea aan het kortste eind. Op het slagveld van de internationale politiek maakt de Indonesische president Soekarno strategisch gebruik van de Amerikaanse vrees voor de groeiende Sovjetinvloed in dit deel van de wereld. Daarnaast weet hij het nieuwe netwerk van gedekoloniseerde landen in Afrika en Zuidoost-Azië aan zich te binden en voorkomt zo dat Papoeanationalisten hierbij aansluiting vinden. In dit door de grootmachten gedomineerde steekspel kiest Nederland eieren voor zijn geld en laat de beloften aan de Papoea’s voor wat ze zijn. In de zomer van 1962 gaat de Nederlandse regering onder Amerikaanse druk akkoord met een spoedig vertrek en met de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië. De Papoea’s blijven verdrietig en vol ongeloof achter. Ook voor de militairen is de afloop bitter. Weinigen kunnen zich onttrekken aan het gevoel dat hun vertrek neerkomt op verraad van de Papoea’s. Op 1 oktober 1962 worden de Nederlandse vlag en de Morgenster gestreken en breekt een overgangsperiode onder VN-bestuur van een half jaar aan. Het is duidelijk dat Iskandar Bwefars vader gevaar loopt als hij na de overdracht in Nieuw-Guinea blijft. Gelukkig kan hij gebruik maken van een regeling voor de repatriëring van Molukkers naar Nederland en komt op een Amsterdamse zolderkamer terecht.
De Papoea’s blijven verdrietig en vol ongeloof achter.
In 1968 trouwt Thon Bwefar met de politiek actieve, Amsterdamse Nel. Ze hebben elkaar ontmoet in de trein, op de terugweg van een Papoeabijeenkomst in Nederland. ‘Mijn moeder is altijd in politiek geïnteresseerd geweest. Ze wilde begin jaren zestig eigenlijk ook naar Nieuw-Guinea gaan, maar dat kwam er niet meer van door de overdracht.’ Het paar krijgt negen kinderen, Iskandar is de jongste van het stel. Ze gaan in Zwolle wonen. ‘Het was een heel witte omgeving waarin we opgroeiden. De eerste keer dat ik echt besefte dat ik er anders uitzag dan de andere kinderen, was toen ik een jaar of acht was. Voor die tijd besefte ik dat niet zo. Tijdens de gymles vroeg een stagiaire aan de klas: “wie is Iskandar?” Een meisje riep toen: “die bruine daar!” Ik stond toen net in de bergruimte en ik weet nog dat het even door merg en been ging. Ik dacht: o ja, ik ben bruin en jullie niet. Ik geloof niet dat ze het verkeerd bedoelde, het was gewoon een manier om iemand met een opvallend kenmerk aan te wijzen. Ik ben ook een keer voor “Papoea” uitgescholden. Maar de jongen die dat deed, wist niet wat het betekende. Buiten ons gezin wisten mensen niet echt iets over Papoea’s en Nieuw-Guinea. Dat mijn vader daar vandaan kwam, hield ik niet per se geheim, maar ik liep er ook niet mee te koop.’
In Zwolle groeit bij de vader van Iskandar het gemis. Hij wil zijn broer graag nog een keer bezoeken maar dat kan niet, omdat hij op een dodenlijst staat. ‘Dat was misschien niet zo vreemd, gezien zijn werk indertijd voor de Nederlandse troepen.’ In 1996 hoort Thon Bwefar dat zijn naam eindelijk van de lijst is geschrapt. De tickets zijn snel geboekt, Iskandar blijft in Nederland, en samen met zijn vrouw onderneemt hij de reis om zijn broer weer te zien. Net voordat Thon Bwefar en zijn vrouw voet zetten op Papoease bodem, overlijdt zijn broer. Op de terugweg in het vliegtuig ziet Nel dat er iets verandert in haar mans gelaatsuitdrukking. ‘Alsof hij ineens een ander mens was geworden, zei mijn moeder. Later begrepen we dat hij toen zijn eerste, kleine hersenbloeding moet hebben gehad. Hij kreeg daarna meerdere, grotere hersenbloedingen en ging snel achteruit.
‘Ik herinner me vooral een boze man met een kort lontje. ‘s Ochtends voordat ik naar school ging, ontweek ik hem het liefst en na schooltijd ik nam geen vriendjes mee naar huis. Dat mijn herinneringen aan hem vooral gekleurd zijn door de periode dat hij achteruitging, is pech. Mijn mooiste herinnering aan mijn vader is het moment dat ik hem weer zag toen ze terugkwamen uit Papoea. Ik was bij mijn zus, de autodeur ging open en daar zat hij met zijn benen al uit de auto en zijn armen uitgestrekt naar mij. Ik viel in zijn omhelzing.’
‘Je kan beter níet daar heen gaan met die vlag.’
Met de gedachte om zijn vader en zijn verbond met de veteranen van al die jaren geleden te eren, reist Iskandar op zaterdagochtend 28 juni 2014 af naar Den Haag. Een paar dagen eerder heeft hij bij een bedrijf in Urk een Morgenstervlag besteld. Eenmaal in Den Haag gaat Iskandar vanaf het Centraal Station naar het centrum. Hij kent Den Haag niet goed, maar volgt de weg naar de plek waar veel mensen staan te kijken: de straat waar restaurant Garuda is gevestigd, de Kneuterdijk. Als hij vanaf de Lange Voorhout de Kneuterdijk op wil lopen, houden een paar agenten hem staande. Ze vragen wat hij komt doen en of hij voor het defilé komt. Een van de agenten vraagt direct of hij ook een vlag bij zich heeft. ‘Dat vond ik al een beetje vreemd. Ik dacht: laat ik hem maar even tevoorschijn halen om hem te laten zien. Maar de agent zei: “Nee, ik weet al hoe die eruit ziet, dat heb ik op de briefing gezien. ” En toen wees hij in de richting van de Kneuterdijk en zei: “Je kan beter níet daar heen gaan met die vlag.” Dat vond ik nog vreemder, dus ik zei dat ik toch gewoon op straat met die vlag mocht lopen. Dat beaamde hij, maar hij zei ook dat het toch beter was als ik dat niet deed op de Kneuterdijk. Hij voegde er nog specifiek aan toe: “Zeg dat ook maar tegen de anderen.” Ik zei: “Ik ben hier alleen, ik ben niet met andere Papoea’s.” Uit zijn reactie merkte ik dat hij dat niet geloofde, maar ik kende niemand uit de Papoeagemeenschap buiten mijn familie. Na het gesprekje, liep ik verder met het gevoel: dit klopt toch niet? Ik ken mijn rechten en mag hier gewoon tussen het publiek lopen.’
Iskandar loopt de Kneuterdijk op achter rijen mensen die tegen de dranghekken aan naar langs marcherende veteranen kijken. Op de weg rijdt ook een motorrijder met een camera van de NOS. ‘Er waren meerdere camera’s op dat punt. Toen zag ik dat aan de andere kant van de weg de koning stond op een podium met andere hoogwaardigheidsbekleders. Ik dacht: dat is waarom die camera’s hier staan en waarom ze die vlag hier niet willen hebben.’ Het is de perfecte plek om langs de kant met de vlag naar de veteranen te zwaaien, vindt hij: schuin tegenover het podium met de koning. Na een minuut of twintig hoort hij omroepen dat de Nieuw-Guinea veteranen er aan komen. Hij vraagt aan de mensen die voor hem staan of hij vooraan bij het hek mag staan. De mensen wijken vriendelijk uiteen om hem door te laten. Ondertussen haalt hij de vlag uit zijn rugzak. Net als hij voor het hek staat en de vlag omhoog wil halen, grijpen een paar stevige handen hem vast en wordt hij hard naar achteren getrokken. Hij stribbelt tegen, spant zijn spieren aan maar voelt dat hij zijn balans verliest en wordt hard tegen de grond geduwd. Een agent in burger heeft Iskandars linkeronderarm vastgepakt en houdt die naast zijn hoofd in een klem vast. Tegelijkertijd drukt hij met zijn linkerarm en schouder Iskandars hoofd en nek tegen de grond. Een tweede agent in burger heeft de andere arm vast en drukt Iskandars torso eveneens tegen de grond. De derde agent in burger bekommert zich om de benen. Iskandar roept: ‘Jullie begrijpen het niet!’ En: ‘Is dit nu democratie?’ Hij roept nog wat over zijn vader, maar dan propt een vierde, geüniformeerde agent de Morgenstervlag in zijn mond. Zijn stem wordt verstikt. Het moment duurt gelukkig niet lang. Een vijfde agent hurkt naast hem met een set handboeien. Met vereende krachten wordt Iskandar op zijn buik gedraaid en geboeid. Vijf andere agenten in uniform hebben zich inmiddels in een kringetje om het spektakel heen geposteerd. Dan hijsen de agenten hem omhoog en voeren hem af.
De Haagse fotograaf Jan Kranendonk maakt 24 foto’s van het incident. Hij loopt die middag tussen het publiek op de Kneuterdijk. De meeste persfotografen staan op de perstribune bij het erepodium om in ieder geval de koning te kunnen fotograferen, vertelt Kranendonk terugkijkend op die dag. Maar hij zoekt liever tussen de bezoekers achter de dranghekken naar bijzondere plaatjes. Hij valt met zijn neus in de boter. ‘Op een bepaald moment zag ik even verderop plotseling mensen in beweging komen en hoorde ik geschreeuw, alsof er een opstootje plaatsvond.’ Met een paar snelle passen en zijn camera in de aanslag is hij ter plekke. In een flow begint hij te fotograferen. Een paar van zijn beelden belanden nog diezelfde dag op de sites van Omroep West en Nu.nl. Later leest hij pas wie en wat hij heeft gefotografeerd. ‘Het was een heftige ingreep met veel agenten,’ herinnert Kranendonk zich. ‘Het leek wel of ze hem stonden op te wachten.’
Daags na het gebeuren laat de politie weten dat de arrestatie had plaatsgevonden vanwege het verstoren van de openbare orde. In de Haagse gemeenteraad vraagt Groep De Mos hierover opheldering bij burgemeester Van Aartsen. Iskandar Bwefar is gearresteerd ‘voor het klimmen over een hekwerk’, laat de burgemeester op 8 juli 2014 weten. Maar Iskandar is op Veteranendag helemaal niet over een hekwerk geklommen, houdt hij tot op de dag van vandaag vol. Als hij werkelijk over het hek zou zijn geklommen, dan zou de politie hem eerst weer over het dranghek terug hebben moeten tillen. Uit de foto’s en de verklaring van fotograaf Jan Kranendonk, die snel ter plekke was, blijkt duidelijk dat hij achter de dranghekken tussen het publiek tegen de grond is gedrukt. Minister Ivo Opstelten van Justitie en Veiligheid lijkt zich dat in de weken na het incident ook te beseffen. In antwoord op kamervragen van het kamerlid Liesbeth van Tongeren (GroenLinks) zegt hij op 14 augustus dat ‘een toeschouwer (…) trachtte over een hekwerk heen te klimmen’. Waar burgemeester Van Aartsen het nog heeft over ‘het klimmen over een hekwerk’ zegt minister Opstelten een paar weken later dat de gearresteerde man ‘trachtte over een hekwerk te klimmen’, een belangrijk verschil.
Toch houdt de politie ook nu nog vol dat Iskandar over het hek is geklommen.
Toch houdt de politie ook nu nog vol dat Iskandar over het hek is geklommen. ‘Zoals destijds gemeld in reactie op de aanhouding van de heer Bwefar, is hij door ons aangehouden voor het klimmen over een hekwerk,’ laat politiewoordvoerder Chantal Margés weten. Over het gesprek dat agenten vóór het incident met Iskandar hebben gevoerd, waarin zij hem vertelden om met de vlag weg te blijven van de Kneuterdijk, zegt Margés dat het ‘vanwege het lange tijdsverloop, niet meer (is) te toetsen bij betreffende collega’s.’ Dat deze agenten die ochtend waren gebrieft over de vlag, wordt door Margés bevestigd. Maar, stelt ze, er is door burgemeester Van Aartsen geen speciale instructie met betrekking tot de vlag gegeven, zo heeft Van Aartsen achteraf verklaard. Iskandar is niet opgepakt vanwege de vlag die hij bij zich had. Toch zijn de dienstdoende agenten vooraf wel gewezen op de Morgenster. Bij grote evenementen of demonstraties wordt in een briefing namelijk besproken ‘welke (maatschappelijke) ontwikkelingen er spelen, al dan niet in directe relatie tot het evenement/demonstratie, die mogelijk kunnen zorgen voor eventuele ordeverstoringen.’ Tijdens de briefing op de bewuste dag is aan de agenten verteld ‘dat er een manifestatie van ongeveer 20 Papoea’s was aangekondigd die een groet wilden brengen aan Veteranendag en dat er Papoea’s mee zouden lopen in het defilé. Daarbij is een afbeelding van de Morgenstervlag getoond en als bijzonderheid aangegeven dat de vlag in Indonesië verboden is’, aldus woordvoerder Margés. De ingreep van de politie achter de dranghekken is door de langs marcherende groep Nieuw-Guinea veteranen niet opgemerkt. De stemming onder de veteranen is ernstig bedrukt door het verbod op de Morgenstervlag. Onder de veteranen is weken voor Veteranendag al beroering ontstaan. ‘We wilden op Veteranendag zelf proberen om die vlag toch mee te nemen,’ herinnert veteraan Rinus Leijs zich, ‘maar we werden op het Malieveld al teruggefloten. Het kon niet.’ Leijs is sinds 2018 voorzitter van de Vereniging Nederlands Nieuw-Guinea Militairen en was in 2014 bestuurslid. ‘Als veteranen hebben we altijd het gevoel overgehouden dat we de Papoea’s in de steek hebben gelaten. Maar het is de regering die de Papoea’s in de steek liet. Daar zou de regering zijn excuus voor moeten aanbieden.’ Leijs wilde hierover ook een statement maken toen hij tijdens de 4 mei Herdenking 2021 op de Dam een krans legde. Hij had hiervoor een tekst gemaakt die door zijn kleindochter zou worden uitgesproken in een filmpje dat tijdens de plechtigheid vertoond zou worden. ‘De kritiek op de regering hebben ze eruit gehaald. Maar er is wel een zin in gebleven dat er burgerslachtoffers in West-Papua zijn gevallen, omdat ze voor hun vrijheid streden.’ Het zit Leijs en met hem vele Nieuw-Guinea veteranen dwars dat de inzet van Papoea’s in het conflict met Indonesië vergeten en genegeerd is. In 2011 werd daarom op initiatief van de Nieuw-Guinea veteranen bij het Nationaal Indië Monument in Roermond een plaquette onthuld voor de gevallen Papoea’s. Een jaar later werd bij Bronbeek een monument onthuld om de Papoeastrijders te eren. Beide onthullingen werden druk bezocht door Nieuw-Guinea veteranen. In Bronbeek merkte de eerder genoemde Joop Bergsma over de financiering fijntjes op dat het Comité Papoea Monument, waarvan hij in 2012 voorzitter is, met de collectebus moest rondgaan. ‘We kregen geen geld van de overheid’, vertelde hij aan Trouw. ‘De regering wil vriendjes blijven met Indonesië.’
‘De regering wil vriendjes blijven met Indonesië.’
Indonesië heeft zich in de jaren voorafgaand aan 2014 actief ingespannen om de Morgenster te laten verbieden tijdens Veteranendag. Zo kreeg Hans Hillen tijdens zijn ambtsperiode als minister van Defensie in het kabinet Rutte I, bezoek van de Indonesische ambassadeur Retno Marsudi. ‘Ze vroeg me of ik kon regelen dat de vlag niet meer gevoerd zou worden tijdens het defilé’, herinnert Hillen zich desgevraagd. ‘Ze kon het zich niet voorstellen dat tijdens een officiële parade een revolutionaire vlag langs de koning werd gedragen.’ In de Indonesische provincie Papua, zoals voormalig Nederlands Nieuw-Guinea nu heet, is het verboden de Morgenster te hijsen. Er staan straffen tot vijftien jaar gevangenis op. Hillen: ‘Ik heb de ambassadeur verteld dat de vlag voor ons en voor de veteranen geen revolutionair symbool is. Die vlag symboliseert het verbond dat deze veteranen voelen met de Papoea’s en Nieuw-Guinea. Daarop zei ze dat ze dat niet kon uitleggen in Jakarta. Waarop ik zei: en dat is nou precíes uw taak.’
Dat de Morgenster vanaf 2014 effectief verboden wordt door uitsluitend regimentsvlaggen in het defilé toe te staan, wil Hillen niet wijten aan zijn opvolger Jeanine Hennis. ‘Ik had niet het idee dat zij dat verbod wel wilde doorvoeren.’ In antwoord op Kamervragen van kamerlid Van Tongeren (GroenLinks) heeft minister Hennis geantwoord dat het verbod een besluit van de organisatie is geweest en dat zij daarop geen invloed heeft uitgeoefend. Hillen veronderstelt dat het verbod op het voeren van de Morgenster te wijten is aan dienstijver: ijver van de organisatie om het politieke bestuur ter wille te zijn. Voor dit artikel zijn de vorige en de huidige voorzitter van het organiserende comité daarom benaderd voor een interview. Maar de toenmalige voorzitter van het Comité Veteranendag, Boele Staal, wilde niet reageren. Ook Jaap Smit, de huidige voorzitter van Comité Veteranendag voelde er kennelijk weinig voor om het een en ander in een gesprek toe te lichten. Op (enkele maanden lang) herhaalde verzoeken om een interview, ging Smit, in het dagelijks leven Commissaris van de Koning in Zuid-Holland, niet in.
‘Veteranen vallen niet onder de krijgstucht. Niemand kan veteranen iets verbieden of voorschrijven.’
Binnen de Vereniging Nederlands Nieuw-Guinea Militairen zijn in de jaren na 2014 verschillende stemmen op gegaan om tijdens het defilé toch gewoon de Morgenster te dragen. ‘We zouden in moeilijkheden komen, als we de vlag toch zouden dragen, zeiden ze in 2014. Maar wat zouden ze dan doen?’ vraagt Rinus Leijs zich in de aanloop naar Veteranendag 2023 hardop af. ‘Een paar zeventigers en tachtigers in de bak gooien?’ In 2015 leken de messen nog behoorlijk geslepen. Vlak voor Veteranendag van dat jaar stuurt de voorzitter van de vereniging Contact Oud Mariniers, Sjaak Severs, een mail naar alle leden, onder wie vele Nieuw-Guinea veteranen. Daarin schrijft hij over de Morgenster: ‘Het meevoeren van deze vlag in het defilé is van hogeraf verboden, teneinde de Koning bij het afnemen van het defilé niet te compromitteren. (…) Collegae die alsnog denken wel met deze vlag in het defilé te kunnen meelopen, zullen onderweg door de politie en/of Marechaussee uit het defilé worden verwijderd, met alle gevolgen van dien.’ Oud-minister Hans Hillen dacht er datzelfde jaar anders over. In een toespraak voor veteranen zei hij: ‘Veteranen vallen niet onder de krijgstucht. Niemand kan veteranen iets verbieden of voorschrijven. Veteranendag is er voor de veteranen, niet voor de projectorganisatie, niet voor de gasten op de tribunes.’
Wat Hans Hillen en de Nieuw-Guinea veteranen betreft, zou het verbod op het voeren van de Morgenster weer teruggedraaid moeten worden. Over de mislukte zwaaipoging van Iskandar Bwefar zegt Hillen: ‘Ik had die dag graag samen met hem en de Morgenster willen zwaaien naar de Nieuw-Guinea veteranen.’
Verschillende Nieuw-Guinea veteranen voeren de Morgenstervlag overigens toch mee tijdens het defilé, maar dan onder het uniform, laat Rinus Leijs weten. ‘Een enkeling heeft een kleine Morgenster op de mouw van zijn uniform laten naaien. Zo dragen we de Morgenster tóch.’
Dit verhaal is tot stand gekomen met financiële steun van de Stichting Luis in de Pels en het Mediafonds van de Provincie Zuid-Holland.
Nico Jouwe (hij/hem) is in 1959 geboren in Hollandia in Nederlands Nieuw-Guinea, als jongste zoon van Nicolaas Jouwe, oud-Papoealeider en ontwerper van de Morgenster. Hij was jarenlang actief als dagvoorzitter en richt zich momenteel als freelance journalist op biografisch onderzoek naar zijn vader en op onderzoek naar lokale Papoeagemeenschappen in Nederland.
Jan Kranendonk