In theaterland is het festivalseizoen inmiddels in volle gang. Oerol geeft het startsein, en vanaf dat moment pakken theatermakers hun decor bij elkaar en trekken de hele zomer langs stad en land om hun voorstelling aan de man te brengen. En de toeschouwer plukt zijn regenponcho weer uit de kast om weer en wind te kunnen trotseren. Iedere zomer kent ook zijn hits. Zomerhits zoals op de radio zijn er ook in het theater; fijne voorstellingen die overal weer opduiken: Barry van Het Syndicaat en ISH en De helaasheid der dingen van Afslag Eindhoven. Leuk én handig want dan hoef je ze niet te missen als ze op Oerol uitverkocht blijken. Maar het is voor festivals met veel zomerhits ook makkelijk scoren, het publiek komt dan toch wel. Bovendien begin je je na een tijdje toch af te vragen hoe dezelfde voorstelling op verschillende festivals voor locatietheater kan staan. Het wordt dan een kwestie van snel opbouwen en spelen, terwijl iedere locatie anders is. Gelukkig is er soms ook nog ruimte voor kleinschalige voorstellingen die speciaal voor één plek gemaakt worden.
Het Amsterdamse Over het IJ Festival begint donderdag 1 juli en is het kleinere, stadse broertje van Oerol. Het festival geeft makers de ruimte om locatietheater te maken op het terrein van een oude scheepswerf. Daar komen sympathieke en verrassende voorstellingen uit voort die echt om de plek draaien. Zestien korte voorstellingen van studenten die de opdracht kregen om in een zeecontainer iets te maken. Of jonge makers die helemaal hun eigen gang kunnen gaan. Shanti Straub maakte samen met acteur Anne Stam een voorstelling over twee mensen die moeten vertrekken van de NDSM-werf.
En het duo Knapper&Malschaert zetten het project dat ze op Oerol begonnen voort, en in plaats van de Waddenzee hebben ze nu een bouwplaats als decor. Locatietheater en ervaringstheater zijn termen waar makkelijk mee gestrooid wordt in theaterland en in een festivalzomer. Vaak ook onterecht, maar gelukkig niet bij deze jonge makers op Over het IJ.