‘You are fat’, zei mijn kennis toen ze me na jaren weer zag. Ze keek er zelfvoldaan bij, alsof ze me net een enorme dienst had bewezen. Mijn vader en ik hadden haar net opgehaald van Schiphol, waar ze die dag vanuit Mali - waar ze woont - naartoe was gevlogen. We zaten tegenover elkaar in een taxibusje , en ik had gemerkt dat ze me al langer aan had zitten staren. Ik keek haar waarschijnlijk vragend aan, want ze herhaalde zichzelf: ‘You’re fat, from your pictures years ago I thought you were very skinny’. Mijn vader zag mijn ietwat verbolgen reactie en probeerde me te sussen met een achteloze: ‘Her body is ok, she’s keeping control’. Ik stamelde nog een sarcastische: ‘Well, thanks I guess’, terwijl mijn medepassagiers alweer verder praatten.
Een stroom van lelijke, onzekere gedachten ging door me heen. Heb ik niet juist erg gezond gegeten en geleefd de laatste tijd? Als een Afrikaan - iemand vanuit een cultuur waarin je al snel ‘te dun’ wordt bevonden - mij al dik vindt, ben ik dan niet wel erg zwaar? Kan ik dan mijn eigen observaties dan nog wel vertrouwen? En wat bedoelde mijn vader met ‘she’s keeping control’, dat klonk alsof ik mijn lichaam nog maar net kon bedwingen, voordat het uit haar voegen zou barsten?
De opmerking van mijn kennis bleef langer hangen dan ik zou willen. Daar schaamde ik me voor. Als het al zo was, was ik dan als feminist van midden dertig niet zelfverzekerd genoeg om me niets aan te trekken van willekeurige, kortzichtige schoonheidsidealen? Ik volg juist met plezier vrouwen op Instagram die strijden voor diversiteit en representatie van allerlei soorten lijven in de media. Ik juich toe hoe volle vrouwen de term ‘dik’ veelvuldig terugeisen om het stigma te doorbreken. Waarom hield zo’n onbenullige, oppervlakkige opmerking me zo bezig?
Lichamen komen in allerlei vormen en maten, en ik kijk graag met bewondering naar vrouwenlijven; volle heupen en buiken, lange slanke benen, rollen en lijnen, ik vind het allemaal prachtig. Zelf zie ik als ik in de spiegel kijk een gezonde vrouw van 35 die goed voor haar huid en haar zorgt en leuke kleding draagt. Iemand die genoeg beweegt, maar ook van pasta, toetjes en wijn houdt, en rondingen heeft. Maar bovenal, en voor mij het belangrijkste: iemand die blij en helder uit haar ogen kijkt. Ik ben dus best oké met mezelf.
Waarom hield zo’n onbenullige, oppervlakkige opmerking me zo bezig?
Toch ben ik een product van de westerse maatschappij. Al sinds ik tijdens mijn adolescentie Susan Bordo’s Unbearable Weight las, ben ik hard aan het werk om aangeleerde maatschappelijke regels en verwachtingen rondom mijn lichaam te ‘ontleren’. In haar boek beschrijft Bordo hoe vrouwen(lichamen) in de westerse maatschappij onderworpen worden aan de verwachting zo weinig mogelijk plek in te nemen. Zo zegt ze: ‘pre-occupation [with fat, diet and slenderness] may function as one of the most powerful normalizing mechanisms of our century, insuring the production of self-monitoring and self-disciplining “docile bodies" [...]. Wij vrouwen en onze ‘docile bodies’, oftewel volgzame lichamen, zijn dus al decennialang druk met het uitoefenen van zelfcontrole, en het kleinhouden van onze lichamen. Het zit ons vanuit de maatschappij zo ingebakken, dat we het ‘slank moeten zijn’ hebben geïnternaliseerd.
Precies zoals mijn vader zegt dus: ‘haar lichaam is oké, want ze houdt de controle’. Dat lijkt dus voor vrouwen de grote graadmeter te zijn om waardig beschouwd te worden: of je jezelf in controle kan houden of niet. Zo ving ik recentelijk op hoe een jonge vrouw in een kledingwinkel zuchtend voor de spiegel stond in een felroze, nauw aangesloten jurk. Toen de winkelmedewerkster vroeg hoe ze de jurk vond, antwoordde ze (dus niet direct op de vraag) dat ze net was bevallen en ze daarom een voller lichaam had. ‘Wat triest’, dacht ik terwijl ik zelf een broek paste, ‘dat we het gevoel hebben onszelf voor onze natuurlijke staat te moeten verantwoorden’. Ook merkte ik het bij een familielid, die jaren geleden na een groot kerstdiner sit-ups deed om calorieën kwijt te raken, en ‘s ochtends gelijk op de weegschaal stond om te kijken of ze was aangekomen. ‘Hoeveel weeg jij eigenlijk’, vroeg ze me daarna getergd, om me in haar zelfmarteling mee te sleuren.
Wij vrouwen en onze ‘docile bodies’, oftewel volgzame lichamen, zijn dus al decennialang druk met het uitoefenen van zelfcontrole, en het kleinhouden van onze lichamen.
De geïnternaliseerde zelfcontrole (of eigenlijk: zelfkastijding) waarmee vrouwen opgroeien voelt als een soort gevangenschap. Op welke manier ik als vrouw ook ‘aanwezig’ ben of me vrij voel (ongesteld zijn, een mening uiten, sensualiteit uitstralen, fysieke ruimte innemen), het wordt nog vaak afgestraft. Vrouwelijkheid is, aldus Bordo, namelijk nog steeds synoniem aan ‘alien’ (anders dan de norm, namelijk ‘de man’), onderdanig en instinctief. Een dik lichaam is daarom in onze cultuur zoveel meer dan alleen ‘gewoon een voller lichaam’. Ik stel het me voor als een soort fysieke wereldkaart waarop negatieve maatschappelijke constructen geëtst worden. Iets dat met behulp van media en reclame in allerlei sociaal-culturele aspecten terugkomt: wat we kopen, wat we leren en wat we vinden.
Dus ook al ben ik een 35-jarige feminist die al meer dan 15 jaar leert over maatschappelijke constructen, toch worstel ik nog met de discrepantie tussen mijn interne zelfbeeld, en externe standaarden die mijn gedachten beïnvloeden. Het verschil tussen hoe ik geniet van mijn fysieke vrouwenlichaam als mijn vollere dijen en billen een spijkerbroek vullen, en hoe ik, als ik iets slanker en lichter ben, me gesterkt voel in mijn ‘sociale’ vrouwenlichaam als diezelfde broek om me heen ‘hangt’. De sleutel om die twee te verenigen zit hem denk ik in het accepteren van het vrouwelijk lichaam als een neutraal en menselijk systeem. En het verwerpen van de vrouw als ‘alien’, zoals Susan Bordo beschrijft.
De opmerking van mijn kennis tijdens de taxirit bleek al dichterbij die neutraliteit te liggen dan ik dacht. Als ik mijn vader een paar dagen later spreek, lijkt hij mijn oncomfortabele reactie niet vergeten te zijn. ‘You know "fat" is just Creole slang for "not skinny", right? She was just saying you have a body’.

Aisha Mansaray (zij/haar, 1988) studeerde Engelse taalwetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Is o.a. columnist van Hard//hoofd en OneWorld, en hoopt ooit zo goed te worden als Amerikaans schrijfster Vivian Gornick.

Anna June (1994) is een illustrator uit Leiden en werkt voor verschillende opdrachtgevers. Haar tekeningen gaan vaak over ‘hoe mensen doen’, dieren, identiteit en ongemak. Ze is oprichter van het Leidse makerscollectief ROEM, een stichting die jonge makers ondersteunt en samenbrengt.