Berlijn heeft een beer, Venetië een leeuw, Locarno zelfs een luipaard, en bij ons kan er niet eens een koe vanaf. Emy kijkt vooruit naar het Nederlands Film Festival en vindt het geweldig dat in een serieuze telefilm uitspraken voorbijkomen als ‘Wat moet dat moet’ en ‘Het is zoals het is’.
Er wordt neergekeken op de Nederlandse film en de neerkijkenden zijn wij, de Nederlanders, met ons eeuwige calimerocomplex. We gaan nog redelijk massaal naar Gooische Vrouwen of naar de nieuwste Giphart-, Kluun- of Noortverfilming, maar verder roepen we om het hardst dat het toch niets voorstelt.
Daar is natuurlijk wat voor te zeggen. Onze actrices komen op de fiets naar hun premières, in confectiejurkjes. In de films is het bloot zelden functioneel en zijn de dialogen stroef, bot, of beide. Onze belangrijkste filmprijs: het Gouden Kalf. Berlijn heeft een beer, Venetië een leeuw, Locarno zelfs een luipaard, en bij ons kan er niet eens een koe vanaf. Een kalf dus, een gouden kalf, met een halve stiekeme blik naar de God die we hebben afgezworen, omdat we het niet kunnen laten onszelf en alles waar we ooit in durfden te geloven te bespotten. En dan onze budgetten: Woody Allen kreeg miljoenen toegesmeten van elke grote Europese stad naar keuze, opdat hij er zijn reclamefilm zou maken. Behalve van Amsterdam. In crisistijd, vond Eberhard, hoor je niet zoveel geld aan films te besteden. Als het geen crisis was geweest had hij Woody vast ook geen zak met geld gegeven.
Kneuterigheid, dat straalt van de Nederlandse film af. Maar is dat zo erg? Het is even een omschakeling, maar probeer het eens: de Nederlandse film waarderen om wat ze is. De Nederlandse film is niet bombastisch als de Amerikaanse (op uitzonderingen als de films van Dick Maas en New Kids na), niet erotisch als de Franse, niet peinzend als de Duitse, niet gepassioneerd als de Italiaanse. Misschien krijgt elk volk de cinema die zij verdient. De cinema die bij haar past. De Nederlandse film geeft een beeld van ‘De Nederlander’ die Maxima niet kon vinden – van de zwijgzame Groningse boer in De Poolse Bruid (1998) tot de sombere Zeeuwse jongeren die hun dorp maar niet uit kunnen komen in Wilde Mossels (2000; tagline: ‘Geluk is een uitgestrekt landschap’) en de lompe grootstedelingen in euthanasiefilm Simon (2004; random filmquote: ‘verander jij eens heel snel in een naakt wijf’). We zijn nuchter, horkerig, bot, maar dromen ook stiekem of minder stiekem van meer. In de betere Nederlandse film wordt die horkerigheid ontroerend en die nuchterheid hilarisch. Ik vind het bijvoorbeeld geweldig dat in een serieuze telefilm getiteld Cop vs Killer (2012) zowel rechercheurs als criminelen op de meest spannende momenten droge uitspraken doen als ‘Wat moet dat moet’ en ‘Het is zoals het is’.
Cop vs Killer is een van de vele films die dit jaar te zien is tijdens het Nederlands Film Festival (eregast Jeroen Willems speelt ‘killer’ Mirko). Een paar dagen Nederlands Film Festival is de beste manier om ervan overtuigd te raken dat de Nederlandse cinema wel wat voorstelt, juist doordat ze klunzigheid, botheid en horkerigheid durft te laten zien (misschien niet anders kan). Op het NFF kun je terugzien wat er dit jaar verschenen is, zoals Doodslag, met Theo Maassen in de rol van ambulancebroeder die uitgelachen wordt door een cabaretier, Deal, volgens regisseur Eddy Terstall zelf zijn meest geslaagde film, waarin langs elkaar heen praten tot kunst wordt verheven, of de prachtige documentaire Anton Corbijn, Inside out, waarin Corbijn zo peilloos eenzaam overkomt.
Je kunt zien wat nog gaat komen, premières van Bowy is binnen, waarvan Hanna Bervoets het script schreef, The Domino Effect (de nieuwste Paula van der Oest, over de economische crisis) of Het meisje en de dood (Jos Stelling). Documentaires voordat ze op tv komen: De Regels van Matthijs, over autisme, Gesneuveld, over de ambtenaren van het Ministerie van Defensie die aan familieleden moeten vertellen dat hun dierbare overleden is, De man met 100 kinderen, over een onzekere Limburger die dankzij zijn internetverbinding een massa kinderen weet te verwekken.
Ga vooral naar de korte films, die zijn altijd goed. Je nostalgie naar de analoge film wordt gevoed met het verzamelprogramma 'Lang leve celluloid!'. Of laat je leiden door de smaak van Martin Koolhoven en Ronald Simons en naar hun NFF-versie van Cinema Egzotik, met de cultfilms De mantel der liefde (1978) en Wildschut (1985). Je kunt Jeroen Willems Brel horen zingen (verering of verkrachting?). Of je kunt naar de kinderfilms, waar we echt meesters in zijn (denk aan Minoes, Iep!, Madelief: Krassen in het Tafelblad). Op het NFF draaien onder meer Oscarinzending Kauwboy, Mijn avonturen door V. Swchwrm en Nono, het Zigzag Kind.
In die laatste film zingt Isabella Rosselini. En River Phoenix herrijst in de première van George Sluizers Dark Blood. Leuk natuurlijk, maar hopelijk straalt er niet te veel van de glamour van die internationale sterren af op de Nederlandse film. Laat die ‘lekker gewoon’ blijven, nuchter en horkerig.