Roos woont sinds kort in Antwerpen. Menig Belg vraagt zich af wat haar er - in vredesnaam - toe bewogen heeft om Amsterdam voor België te verruilen. Roos daarentegen merkt het verschil niet zo. Of moet de cultuurschok nog komen?
“Ah, ‘ne Hollander! Zijt ge van Roosendaal? Breda?” De man die mij in het voorbijgaan had gevraagd naar wat kleingeld, stond stil. In mijn onhandige gestamel (ik had net boodschappen gedaan, geen geld meer, en de witte kool onder mijn arm begon zwaar te worden) had hij mijn Nederlands snel herkend.
“Ge zijt van Amsterdam! En ge woont hier! ..Maar in Amsterdam.. daar is’t veel beter, nie? Ja toch zeker.. Ik zou teruggaan als ik u was, in Amsterdam is ‘t beter.” Dat betwijfelde ik, maar zonder hem tegen te spreken sjouwde ik mijn kool naar het smalle Antwerpse huis waar ik vijf dagen eerder in was getrokken. Hoewel het waarschijnlijk niet moeilijk was voor deze man zich een beter leven voor te stellen elders, en dat dat elders door deze toevallige ontmoeting Amsterdam was, moest ik afgelopen week weer aan hem denken.
Ik las een essay in de bijlage van de Groene Amsterdammer rond het thema Nederland en België. Auteur Marc Reugebrink beschrijft zijn ervaringen als Nederlander in België, waar hij nu ruim een decennium woont. Volgens Reugebrink kijken de Vlamingen nog altijd op naar Nederland, ook al is het minder dan voorheen. “Het minderwaardigheidscomplex van de Vlaming maakt van het grote voorbeeld dat Nederland in veel opzichten nog steeds voor hem is, tegelijkertijd datgene wat hij ten diepste haat, omdat het hem terugwijst naar wat hij als zijn eigen kleinheid beschouwt.” Zijn leven in België confronteert Reugenbrink met een Nederlandersschap waar hij zich eerder niet bewust van was, en met Nederlandse kenmerken die hij zelf vooral aan de Randstedeling toedichtte. Het is typisch Nederlands, zo ontdekte hij, dat de eigen waarheden, gebruiken en omgangsvormen als normaal worden beschouwd, “zo normaal dat het niet bij de Nederlander opkomt dat het hier om hoogstens een Nederlandse normaliteit gaat.” Die houding voedt blijkbaar nog altijd dat minderwaardigheidscomplex, en samen met een scala aan culturele, historische en religieuze verschillen een dieper wordende kloof tussen Vlaanderen en Nederland.
Raken we werkelijk van elkaar vervreemd? Is Nederland dat wat de Vlaming het diepste haat? Mijn Antwerpse huisgenoten en ik kijken elkaar verbaasd aan. We hebben allebei het idee dat er toch veel samenwerkingen zijn en pogingen elkaar te begrijpen. Behalve de Groene publiceerden het NRC Handelsblad en De Standaard vorige maand gezamenlijk een themaweek over taal, en de recent verschenen documentairereeks Het België van... waarin zes bekende Belgen een introductie geven van hun land, blijkt een populaire cursus voor de geïnteresseerde Nederlander.
Want België is een fascinerend en onvoorspelbaar land, met bovendien een groot respect voor kunst en cultuur. Nu eens wordt niet tegen Nederland opgekeken: het huidige Nederlandse beleid is een schrikbeeld voor velen, en er wordt trots geconcludeerd dat cultuur in België niet onlosmakelijk verbonden is aan de markt. In een ander artikel in de eerder genoemde Groene Amsterdammer, zegt theatermaker Anneke Bonnema dat er in België nog heilige huisjes zijn, terwijl die in Nederland al zijn gesloopt. Waar in Nederland alles gezegd moet kunnen worden, hebben Belgen een soort voorzichtigheid en niet zo snel een mening klaar. Het is een bescheiden beleefdheid, die de Belgen voor Nederlanders vaak zo sympathiek maakt, in combinatie met een eigenwijsheid, die ik nog het best kan beschrijven aan de hand van het uitzicht vanuit mijn badkamer.
Een prachtig voorbeeld van bricolage, zoals mijn huisgenoot het noemt. Het is een eigengereide zelfbouwcultuur die in dit onoverzichtelijke, onlogische stukje stad de achtergevels, schuurtjes, bijgebouwen en tussenbouwsels aan elkaar verbindt. Het is de verdeeldheid, die paradoxaal genoeg de Belgen met elkaar verbindt, die ook als een rode draad door het België van bijvoorbeeld journalist David van Reybroeck loopt.
Maar wacht eens even, het uitzicht vanuit mijn badkamer als metafoor voor de Belgische volksaard? Is dat niet wat ver gezocht? Ik had bedacht om een verhaal te schrijven over mijn eerste twee maanden als nieuwe inwoner van Antwerpen. Maar hoe ik het ook probeer, dit wil maar geen verslag worden van een cultuurshock. Vrienden en vriendjes brachten mij de afgelopen jaren al vaker naar België, dus toen ik twee maanden geleden besloot Amsterdam te verruilen voor een andere stad, was Antwerpen een voor de hand liggende keuze. Antwerpen lijkt voor mij, geboren en getogen in Amsterdam, niet veel exotischer dan Groningen of Maastricht. Ik vergeet dan ook altijd dat ik een internationaal treinkaartje moet kopen, of dat ik hier niet altijd kan pinnen.
Natuurlijk zijn er verschillen, maar hoe meer artikelen ik lees over de verschillen tussen Nederland en België, hoe minder ik geneigd ben een stelling in te nemen over wat “typisch Belgisch” is. Ik stuitte op een reportage van de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon, die in 1946 Nederland per autobus bezocht. “Moeten wij, een vreemd land bezoekend, de dingen aanteekenen die ons van elkander scheiden, of moeten wij de dingen zoeken die ons vereenigen? Het beste is vanzelfsprekend, objektief, te blijven in alles, en de kleine dingen aan te teekenen die in hun merkwaardigheid, in hun verscheidenheid, de essentie zullen geven van wat het vreemde land in wezen is.”
Zelf ondervind ik eigenlijk maar weinig grote verschillen, en ik herken mezelf noch mijn Belgische vrienden niet in de generalisaties over Nederlanders en Belgen. Wannneer ik met mijn Nederlandse huisgenoot die hier al drie jaar woont, zoek naar algemeenheden over Belgen, hebben we toch net te veel uitzonderingen in onze vriendenkring om de regel te bevestigen. Waar Marc Reugebrink zich in België juist meer en meer een Nederlander voelde, voel ik me er steeds minder eentje. Toen ik vorige week onderweg van Antwerpen naar Amsterdam een tussenstop maakte in Rotterdam, liep ik langs een gevel met de tekst “De meeste mensen zijn andere mensen”. Ik besefte dat ik Nederland al nauwelijks ken, laat staan België. Ik ken Amsterdam vooral, Rotterdam redelijk, en Antwerpen een beetje. Als ik al niet eens kan zeggen wat “typisch Nederlands” is, wie ben ik om te zeggen wat “typisch Belgisch” is? In plaats van te stellen dat Belgen anders zijn en als in een zoekplaatje de tien verschillen aan te kruisen, is het interessanter de kleine, merkwaardige dingen te onthouden. Het verschil zit vaak maar in een klein hoekje, of een toevallige ontmoeting.