Ik schrijf omdat ik boos ben terwijl iedereen me altijd lief noemt. Schrijven begint in mijn buik. Daar nestelt iets. Een opmerking blijft haken, een vraag komt los, een emotie wentelt om. Het begint bij ex-geliefden, mijn moeder, mijn beste vriendin, zusje, vader. Bij een buurman die me zegt dat hij blij is dat er nog meisjes zoals ik bestaan, bij een date die vraagt of hij in mijn mond mag klaarkomen om het beddengoed niet vies te hoeven maken. Ik zocht naar vrouwelijke schrijvers om me tot te verhouden en belandde bij een artikel van Marja Pruis voor de Groene Amsterdammer getiteld Rachel Cusk introduceerde vrouwelijke onderwerpen in de literatuur voordat het bon ton was. Hier werd ik een beetje misselijk van, want wat werd er bedoeld met ‘vrouwelijke onderwerpen’? Moederschap, huwelijk en scheiding, kwam ik na een snelle scan achter. Mijn misselijkheid bevestigde een onderliggende angst: dat werk over mijn leven als vrouw weggezet wordt als ‘vrouwenonderwerp’ of juist verguisd wordt omdat het niet past in het beeld dat we nog altijd van jonge vrouwen hebben.
Ik zocht door en vond het essay De consequenties van seks, waarin Basje Boer zich afvraagt hoe de opstand van de vrouwelijke schrijver eruitziet, of we haar rebellie wel herkennen. Volgens Boer verzetten mannelijke schrijvers zich al tijden tegen de generatie die voor hen kwam, tegen hun ouders, de kerk en de gehele samenleving, maar zou een vrouw schoppen, dan werd ze eerst niet eens uitgegeven. ‘Haar opstand is subtieler, het schrijven an sich is al een daad van verzet.’
Haar debuut werd in 1960 als schokkend ervaren, nu als romantisch en tuttig
Om de subtiliteit van deze rebellie aan het licht te brengen bespreekt Basje Boer het driedelige debuut The Country Girls van de Ierse Edna O’Brien. Na publicatie in 1960 werd haar roman als schokkend ervaren, nu als romantisch en tuttig. De uitgeverij betaalde haar vijftig pond om deze roman te schrijven. Van dat geld kocht ze cadeautjes voor haar twee jonge kinderen en een naaimachine voor zichzelf om haar man gerust te stellen. O’Brien baseerde de gebeurtenissen uit de roman op haar eigen jeugd, geïnspireerd door James Joyce’ autobiografische A Portrait of the Artist as a Young Man. Maar toen haar The Country Girls uitkwam, werd het verbannen en op bepaalde plekken zelfs verbrand.
Ik koop het boek via Marktplaats en volg een zomerweek lang Cait en haar vriendin Baba. De jonge hoofdpersonages groeien op, terwijl de nostalgische toon steeds scherper en harder wordt, en de wereld duisterder. Baba blijft knappe mannen verleiden en Cait wordt, voor de tweede keer, verliefd op een getrouwde vent. Ik ben erbij als ze een kind krijgen, een kind verliezen, een huwelijk kapotmaken voor een nieuwe liefde, zichzelf kapotmaken na het verlies van die liefde. De vrouwen die ooit jonge meisjes waren zijn nu cynisch geworden. Toch is mijn omslag van O’Briens roman zachtroze, met twee vrolijke meisjes in rokjes op een weide.
Tijdens het lezen in mijn campingstoel wacht ik vol spanning op de seksueel getinte passages die er ooit voor zorgde dat The Country Girls verbrand werd, maar wanneer Cait voor het eerst in bed ligt met haar geliefde moet ze slechts heel hard huilen. ‘Wat is er, lieverd, klein zachthuidje?’ vraagt de man en zij weet niet wat te antwoorden. ‘Ik vond het zo stom van mezelf dat ik in bed lag te huilen, vooral omdat ik overdag zoveel lachte en de indruk wekte zorgeloos gelukkig te zijn.’ In mijn campingstoel kom ik geen gedetailleerde seks tegen, geen stomend hete scenes. Het werk stemt mij vooral verdrietig. O'Brien beschrijft het verlangen om begeerd worden, een diepgewortelde hunkering waarmee je als meisje opgroeit. Werd dit werk verguisd omdat het een verlangen beschreef vanuit een vrouwelijk perspectief, in plaats vanuit een man? Ik lees namelijk geen drang naar neuken, maar een drang naar zonder schaamte je eigen verlangens mogen volgen.
Basje Boer beschrijft hoe ze inziet dat ze bepaalde boeken altijd heeft weggezet in een aparte categorie, de categorie van ‘het vrouwenboek’: een niche vol romantiek, sentimentaliteit en nostalgie. Het is een angst van mij om met mijn schrijfwerk te worden weggezet in die roze romannetjes hoek. Ik krijg buikpijn van de omschrijving ‘vrouwelijke onderwerpen’, blijkbaar omdat ik het als minderwaardig zie. Na dit inzicht is het de stempel ‘tuttig’ waar ik het meest van schrik, want wat betekent die stempel voor het meisje in mij dat zich herkent in Cait? En voor mij als vrouwelijke schrijver, die schrijft over mijn perspectief op liefde, seks en het leven van alledag?
Jezelf bekijken door de blik van schaamhaarverzamelaars
Negen jaar na het uitkomen van O’Brien’s debuutroman verschijnt in Nederland Turks Fruit (1969) van Jan Wolkers. In negen jaar kan veel veranderen, toch vraag ik me af: komt het door het verschil tussen Nederland en Ierland, tussen 1960 en 1969, of ligt het ergens anders aan dat Wolkers werd geprezen en nu wordt herinnerd als de aanstichter van de ‘seksuele revolutie’, terwijl O’Briens werk werd verboden vanwege de seksuele vrijheidszucht van haar hoofdpersonages? Het Nederland van 1969 schuifelde voorzichtig weg van de Christelijke ideeën rondom het vrome lichaam, en daar kwam Wolkers met gebalde vuisten, glijdende kutten en kleverige pikken. Hij werd een schrijver die door velen stiekem werd gelezen en door recensenten werd omarmd vanwege het doorbreken van taboes. Het hoofdpersonage van Turks Fruit verzamelt schaamhaar, verkracht zijn wulpse ex-vriendin Olga in haar oude meisjeskamer, waarna dit personage, dat Wolkers de naam van zijn werkelijke ex-vriendin gaf, sterft aan kanker. NRC jubelde destijds over Turks Fruit: ‘Zijn allerindividueelste emoties schrijft hij zo neer dat er een maximum aan identificatiemogelijkheden is.’ In O’Briens roman berooft het hoofdpersonage zichzelf van het leven, maar de recensenten achtten de diepte van haar allerindividueelste emoties niet baanbrekend of universeel genoeg.
Binnen deze beweging van de – zogenaamde – grote (mannelijke) bevrijders van de seksualiteit, moet ik ook denken aan Phileine zegt Sorry (1996) van Ronald Giphart. In havo 3 stond dit boek op de verplichte leeslijst. Mijn vriendinnen en ik keken stiekem slechts de film. We vonden het wel spannend, maar begrepen er niet veel van. We vonden het vooral een beetje overdreven: die seksscènes, al het ‘ge-kut’, dat neporgasme in het café. Waar sloeg het op? Nu, jaren later, verbaas ik me over de seksualiserende male gaze die zonder twijfel op ons bordje werd gelegd. In 2003 noemde een mannelijke journalist in Trouw Phileine voorafgaand aan de verfilming ‘het nieuwe vrouwelijke rolmodel’: ‘Ze is heerlijk grof, ook nog eens knap, niet bang om grenzen te overschrijden en ver te gaan om haar liefje Max te behouden.’ Uiteindelijk moet ze als grofgebekt stoer wijf aandoenlijk sorry zeggen. Blijkbaar wordt dat verwacht van baldadige vrouwelijke hoofdpersonages: dat ze hun excuses aanbieden.
Mijn vriendinnen lezen niet (meer)
Ondanks de poging van mijn middelbare school om een seksueel bevrijd vrouwelijke hoofdpersonage aan tienermeisjes voor te schotelen, lijken mijn vriendinnen literatuur te zien als iets dat niet over hen gaat. Daar word ik boos van. (Niet op mijn vriendinnen.) Wie stopt met lezen na de leeslijst blijft achter met een beeld van literatuur over twee soorten vrouwen: de hoer en de lieveling. Ik snap dat het moeilijk is om boeken dan nog een kans te geven, maar waar het Nederland van 1969 behoedzaam wegkroop van de Christelijke moraal, doen hedendaagse schrijvers afstand van de overheersend masculiene ideeën in de literatuur. Er wordt geschopt tegen de Aristotelische verhaalstructuur, de opbouw van een held die naar een climax toewerkt wordt losgelaten en oeroude rollen als die van de moeder (lang slechts een hysterische Medea óf heilige Maria) krijgen meer invulling. Langzaamaan ontstaan er vrouwelijke personages van vlees en bloed. Mijn boekenkast raakt er mee gevuld. Het is een verademing om jezelf te herkennen na allerlei verplicht lees- en kijkvoer met werkelijkheden die zo ver van de jouwe afstaan.
Ik dacht niet: ik wil haar zijn, ik dacht tot mijn opluchting: haar ben ik al
Personages als Hannah Horvath (gespeeld en geschreven door Lena Dunham) in de serie Girls (2012 – 2017) bereiken onze studentenkamers via beeldschermen. Hannah blijft maar vallen voor de onbetrouwbare Adam, spendeert haar avonden met vriendinnen of naakt met een bak ontbijtgranen op bed. Hannah draagt crop tops met een ontblote navel, al past haar lichaam niet in het Victoria Secret-schoonheidsplaatje. Ze heeft grote dromen én is vies, grappig, egoïstisch, lief, begeerlijk. Ik zag Hannah en dacht niet: ik wil haar zijn, ik dacht tot mijn opluchting: haar ben ik al. Lena Dunham pitchte haar personages destijds als: ‘They’re beautiful and maddening. They’re self-aware and self-obsessed. They’re your girlfriends and daughters and sisters and employees. They’re my friends and I’ve never seen them on TV.’ De serie werd bekritiseerd om de geprivilegieerde blik, maar het was een eerste blik. Een blik vanuit eigen ervaring, zoals we nog altijd zoveel meer ervaringen en verhalen nodig hebben. Niet alleen op beeld, ook in het land der literatuur moet dit aangemoedigd worden.
Ook Fleabag (2016, gespeeld en geschreven door Phoebe Waller-Bridge) en I May Destroy You (2020, gespeeld en geschreven door Michaela Coel) tonen hoe veelzijdig vrouwen zijn. In I May Destroy You wordt het hoofdpersonage Arabella gedrogeerd en verkracht tijdens een avond uit. Een verhaal als dit wordt snel zwaar en geportretteerd als het verhaal van een slachtoffer. Arabella is echter niet slechts iemand die iets vreselijks is overkomen, ze is zelf ook iemand die grenzen overschrijdt. Ze is schrijver, vriendin, dochter, mens. Ze is boos, verdrietig, uitzinnig, vol dromen, vol passie, vol moedeloosheid.
Achter mijn navel besta ik uit velen
Voor mijn afstudeeronderzoek aan de HKU nam ik me eerst voor om niet over mezelf te schrijven. Ik dacht dat een onderzoek aan de hand van persoonlijke ervaringen misschien een universele waarde zou missen. Ik draal op de drempel van een literaire wereld waarin de binnenwereld van schaamhaarverzamelaars nog altijd jubelend ‘baldadig’ wordt genoemd, maar Edna O’Brien weggezet als niche. Ik ben bang dat ik een tuttige niche word, of gezien word als een oversekste jonge vrouw. Dat men denkt: ‘Och meisje toch, wat heb jij nou te vertellen?’ Ik ben bang dat ik voor alle vuile, pathetische en wonderlijke gedachten van mijn hoofdpersonage, persoonlijk afgerekend zal worden. Ik ben bang voor het woord ‘navelstaarderij’. En ik laat me ook inspireren door wat dichtbij me staat, door mijn zusje die zegt dat heel TikTok van wurgseks houdt en zo ook haar vriendinnen, door een vriendin die toegang tot een kroeg geweigerd wordt omdat ze een joggingbroek draagt, door de date die vraagt of hij in mijn mond mag klaarkomen om het beddengoed niet vies te hoeven maken, door mijn buurman die zegt dat hij blij is dat er nog meisjes zoals ik bestaan, door een zestienjarig meisje dat enkel nog appels eet in de hoop dat er een boom in haar zal groeien. Ik was dat meisje. Ik ben al deze meisjes.
Ik draal op de drempel van een literaire wereld waarin de binnenwereld van schaamhaarverzamelaars nog altijd jubelend ‘baldadig’ wordt genoemd
Wat als ik de schaamte loslaat en de sprong waag en midden in het literaire landschap ga staan om daar ongegeneerd naar mijn kuiltjesnavel te staren? Ik geef toe nog steeds bang te zijn dat mijn werk bestempeld wordt als ‘vrouwenonderwerp’ en niet als ‘dit is een boek over mensenthema’s’. Maar als schrijver kom ik voort uit een geschiedenis van vrouwelijke schrijvers die juist door persoonlijke ervaringen op te schrijven, in verzet gingen. Ze gingen in verzet tegen de masculiene blik in literatuur waar ook mijn generatie nog mee opgegroeid is, zoals Edna O’Brien in verzet ging tegen de samenleving. Ik heb zin om te rennen, om van alle momenten, analyses en anekdotes een bos te bouwen. Je moet als lezer op je hoede zijn, in mijn bos veranderen lelijke eendjes in zwanen. Ik wil van dons zijn maar nekken kunnen breken. Uiteindelijk groeit het bos uit tot een tekening van onze cultuur, zoals Edna O’Brien me voordeed. De werkelijke schok, schrijft Basje Boer in haar essay, van The Country Girls is de beschrijving van een samenleving waarin veertienjarige meisjes worden aangespoord om oude mannen kusjes te geven, elkaar te keuren, waarin je geadviseerd wordt om non te worden zodat je kan ontsnappen aan het huwelijk. ‘Het is de man die een meisje leven geeft,’ schrijft Boer. Hij kan de deur naar de wereld voor haar openen, met zijn kennis en geld. ‘Maar die man kan haar ook alles ontnemen. Hij kan haar wereld zo klein maken dat ze amper kan ademhalen.’
Ik schrijf om te zoeken naar woorden die ademruimte geven. We hebben al te lang naar onszelf gekeken door de blik van schaamhaarverzamelaars en liefhebbers van grofgebekte seksgodinnen. Ik heb zin om mijn mond open te trekken en te roepen: hier ben ik! Een meisje, een vrouw, een mens! Sentimenteel, romantisch, vies, pathetisch én wonderlijk!
Lena Plantinga (1999) schrijft al van kinds af aan elke week een notitieboekje vol met verhalen, gedichten en gedachtespinsels. Ze studeert Writing For Performance aan de HKU, maar is daar voor een jaartje mee gestopt om bergen te beklimmen en te zorgen voor geiten.
Rosa Snijders (1995) is een illustrator en beeldredacteur die woont en werkt vanuit Milaan. Ze werkt voor verschillende kranten en tijdschriften als Het Parool, Trouw, VPRO gids en Vrij Nederland. In haar illustraties verstopt ze vaak fictieve elementen in realistische scènes om zo een nieuwe wereld te creëren die een bepaald verhaal verbeeldt.