Nikki is niet gelovig. Toch gaat ze sinds kort iedere week naar de kerk, steeds naar een andere. Op hard//hoofd doet ze verslag van haar zondagen.
“Naar de kerk?” vroeg m’n collega eens verbaasd. “Maar dan moet je zo vroeg op. Wil je niet uitslapen?” In feite valt het altijd wel mee met het tijdstip; waar ik doordeweeks om half negen de voordeur achter me dicht moet trekken, hoef ik voor de kerkdienst geregeld pas om tien voor half elf op de fiets te stappen. Maar in Zuid-Afrika, waar ik op reis ben, is dat wel even anders: de dienst begint hier om acht uur ’s ochtends en hij zal ruim drie uur duren. Ongeveer zo lang als Lord of the Rings of Titanic – maar dan zonder zwaardgevechten of stomende seksscènes.
Niet dat deze kerk zou misstaan in een blockbuster. De Regina Mundi in Soweto, Johannesburg is oud en beroemd: ze diende tijdens de apartheid als onderkomen voor politieke activisten. De kogelgaten staan nog in de muren. De banken staan in drie rijen opgesteld in een lange, diepe zaal, die sober is ingericht, op de blauw knipperende kerstverlichting achterin na.
Als kind ging ik naar een protestantse basisschool. Dat leek mijn ouders handig, als compromis voor opa en oma, die mijn broertje en mij het liefst gedoopt hadden gezien, maar ook nuttig. Nederland is toch een christelijk land, het geloof speelt nog altijd een grote rol in onze maatschappij. Maar dat is niets vergeleken bij Zuid-Afrika. Hier is bijna iedereen christelijk. Het geloof is de gemene deler, het functioneert als een nationale cultuur die mensen verbindt en met elkaar in contact brengt. Politiek en geloof gaan hand in hand: aartsbisschop Desmond Tutu en dominee Frank Chikane zijn eveneens belangrijke politieke activisten Hier is de kerk nog afgeladen. Diensten worden enthousiast gevierd in een mix van uitgelaten dansen en zingen en begeesterde preken.
Het is een week na Pasen, en de (bijzonder jonge – hij kan niet ouder zijn dan 35) dominee spreekt, als een leraar, over ongelovige Thomas. Volgens hem zijn we allemaal een beetje Thomas; we willen zekerheid, of het nu gaat om het geloof, of de keuze van onze baan of geliefde. Ik zit vooraan in de rij banken en knik peinzend mee.
Mijn vader vertelde me als kind al regelmatig: ‘het enige in het leven dat zeker is, is dat niets zeker is.’ Het zoeken naar zekerheid, leerde ik zo, is iets nutteloos, bij vlagen zelfs iets slechts. Om nu te horen dat diezelfde behoefte menselijk is, begrijpelijk, en bovendien een belangrijk motief in de Bijbel (“Toen Thomas eenmaal Jezus zag, zei hij ‘Mijn Heer, Mijn God’; toen hij overtuigd was, was hij ook écht en voor altijd overtuigd”), doet iets met me. Ik geloof dat ik, voor het eerst, echt iets heb aan de Bijbel. Dat hij me troost.
Als een stand up comedian pikt de dominee iemand uit de eerste rij – mij. “Is dat je vriendje, naast je? Als je met hem gaat trouwen, wil je toch ook zeker zijn dat hij de ware is?” Ik bloos, lach. De rest van de dienst blijft hij me in de gaten houden, knikt naar me en knipoogt. Wanneer hij preekt over een man die elke dag water haalt met een gebarsten kruik, lijkt hij te weten dat hij me raakt.
“Op een ochtend zegt de kruik tegen de man: ‘Ik wil niet meer naar de rivier. Ik ben moe en oud, ik ben gebarsten, voor je thuis bent is de helft van het water uit mij gelekt. Laat me hier blijven.’ De man is verbaasd; ‘Maar kruik toch, je bent mijn favoriete kruik! Is het je nooit opgevallen dat ik jou altijd aan mijn linkerzijde draag? En heb je weleens gekeken naar de linkerzijde van de weg naar huis? Die staat vol met bloemen. Bloemen die jij hebt gewaterd, zodat ze groot en mooi kunnen bloeien. Daarom neem ik jou mee, kruik. Jij zorgt voor de bloemen.’”
“Ik weet", gaat de dominee verder, “dat wij veel problemen hebben. Zuid-Afrika is een gebroken land. Het is een kruik met barsten, waar de helft van het water uit loopt. Maar door die barsten ontstaan er ook hele mooie bloemen. Ik hoop dat we altijd die bloemen zullen blijven zien.” Hij kijkt me nu recht aan, en ik zit zo roerloos mogelijk m’n tranen weg te knipperen. Noem het het vroege uur, noem het de lange zit, maar hij heeft me gebroken. Als ik zo’n kerk in Nederland kon vinden, een waar gedanst werd en gepraat over politiek, een waar mensen op hun verantwoordelijkheid worden aangesproken en getroost voor het ongeluk dat ze niet kunnen verhelpen, dan zou ik, denk ik terwijl ik daar zit op het houten bankje, me er zo toe bekeren. Dit is hoe het geloof zou moeten zijn. En tegelijkertijd weet ik ook dat ik een dienst als deze waarschijnlijk niet meer tegen zal komen, dat een deel van de charme zit in het op vakantie zijn, niets met deze mensen gemeen hoeven te hebben. Stel dat ik werkelijk wekelijks zou gaan, hoe snel slaat troost dan om in bemoeizucht, en warmte in bedrukking?
Nikki Dekker is dichter en redacteur bij vpro.nl en vpro.nl/boeken.