Pelumi Adejumo en Esha Guy Hadjadj vertaalden een gedicht van de Israëlische dichter Almog Behar. Over twee moedertalen, waarvan de één de ander overstemt.
Oorlogstaal kent maar twee kanten: één is oprecht, welgemeend, zelfs humaan, terwijl de ander achterbaks hypocriet en gevaarlijk is. Dit zien we al te gemakkelijk terug in Israël/Palestina, waar de schuine streep met moeite twee onverzoenlijke politieke visies uit elkaar probeert te houden. De overheersende militaire macht van Israël over Palestijnse levens maakt dat het geen evenwichtig conflict is tussen twee gelijke partijen, maar dat belet de oorlogstaal aan beide kanten niet om dit wij/zij-denken bij menig toespraak, artikel of tweet in stand te houden.
Een van de onvoorziene gevolgen van deze oorlogstaal zien we terug in de poëzie van de Israëlische Almog Behar. Hij vertolkt in zijn literatuur de identiteitscrisis van sommige mizrahim, joodse Israëli’s met een Arabische achtergrond. Toen hun ouders of grootouders na de Tweede Wereldoorlog en de Zesdaagse Oorlog aankwamen in Israël, werden ze wantrouwig aangekeken door de Israëlische autoriteiten voor wie alles wat met de Arabische cultuur te maken had als vijandelijk en primitief werd bestempeld. Mizrahim moesten daarom alles wat met hun moedertaal, gewoontes en geschiedenis te maken had vergeten om te kunnen integreren in het nieuwe land.
Behar betreurt het verlies van zijn Arabisch alsof het een moedertaal is die hij nooit heeft gehad. Of beter gezegd: als een moedertaal die hij nooit heeft kunnen spreken. Hij bewaart haar namelijk wel als een intieme stilte, een die verwijst naar een tijd waarin joden, moslims en christenen vanzelfsprekend samen en langs elkaar leefden in het Midden-Oosten. Door die herinnering levend te houden, probeert hij de deur naar een vreedzame toekomst open te houden, al is het maar op een kier.
‘Mijn arabisch is verstomd’ doet denken aan een uitspraak van Saba over haar stemloze broer Hagos in Addonia’s Stilte is mijn moedertaal: “Hagos is niet stom. De wereld is er niet klaar voor om hem te horen.” Op dezelfde wijze is de Israëlische politiek ook nog niet bereid om naar het verstomde Arabisch van Behar te luisteren. Liever slaat ze nogmaals op de oorlogstrom, en herhaalt ze het onoverkomelijke verschil tussen Joden en Arabieren.
Mijn Arabisch is verstomd
Mijn Arabisch is verstomd
gestokt vanaf de keel
vervloekt zichzelf
zonder een woord te uiten
ze slaapt in de verstikkende schuilplaats van mijn ziel
ze verstopt zich
voor haar eigen familie
achter Hebreeuwse jaloezieën.
En mijn Hebreeuws is laaiend
rent rond door de kamers en op balkons van de buren
laat haar stem openlijk klinken
orakelt de komst van de Heer
en van bulldozers
en dan nestelt ze zich in de woonkamer
ze ziet zichzelf als
onthuld op de lip van haar huid
verborgen tussen de bladzijden van haar vlees
het ene moment naakt het volgende gekleed
ze krimpt in de stoel
en vraagt haar hart om vergiffenis.
Mijn Arabisch is schichtig
ze vermomt zich stilletjes als Hebreeuws
en fluistert naar haar vrienden
bij iedere klop aan de deur:
“Ahlan, ahlan.”
En voor iedere agent die voorbij loopt op straat
grijpt ze naar haar ID-kaart
en wijst ze op de vrijwarende bepaling:
“Ana min al-yahoed. Ana min al-yahoed.”
En mijn Hebreeuws is doof
soms zeer doof.
Beeld: Lucas Allmann via Pixabay.