Timo maakt zich boos. Het is alsof vrijwel alle popmuzikanten ritmisch schilderen als Bob Ross-adepten, en keurig binnen de lijntjes blijven: kunnen ze überhaupt verder tellen dan vier?
Popmuziek is waanzinnig bekrompen. Ritmisch, in ieder geval. Tot die conclusie kom ik telkens weer, zo ook na het uitpluizen van Nederland's belangrijkste hitlijst, eind vorig jaar. Elk nummer uit de Top 40 van week 50 hanteert dezelfde maatsoort, op één na. Alleen in Charlie Brown van Coldplay kun je niet alsmaar tot vier tellen. Het is dus het enige nummer van de lijst dat niet in slechts een vierkwartsmaat (afgekort: 4/4) geschreven. En dat terwijl er zoveel prachtige alternatieven zijn.
Waar zijn het walsje ("een, twee, drie, een, twee, drie") en de zesachtste maat bijvoorbeeld? Deze worden nog redelijk vaak gebruikt in ballads. House of the Rising Sun van The Animals is misschien wel het bekendste voorbeeld, maar ook het debuutalbum van Coldplay staat er vol mee. Jeff Buckley werd wereldberoemd met Hallelujah (oorspronkelijk van Leonard Cohen), waarin je tot zes mag tellen.
Meer exotische maatsoorten zoals 5/4 of 7/4 vind je echter vrijwel nooit in de popmuziek, en daar is geen duidelijke verklaring voor. Vaak wordt gezegd dat het tellen in drieën en vieren natuurlijk aanvoelt: je hart zou kloppen in die ritmes, je kunt er gemakkelijk op dansen of headbangen, en het is het tempo waarin je loopt. Onzin, zeg ik. In Oosterse culturen worden "exotische" maatsoorten namelijk veel vaker gebruikt en wél als natuurlijk ervaren, zo is een groot deel van de Bulgaarse volksliedjes in 7/8 geschreven, en klassieke componisten als Béla Bartók verwerkten allerlei oneven ritmes in hun composities.
Is het erg dat popmuzikanten zo bekrompen zijn, niet verder kijken dan hun neus - en recente geschiedenis - lang is, en slechts hun voorbeelden kopiëren? Jazeker, het belemmert de creativiteit en maakt van populaire muziek een ritmische eenheidsworst. Verreweg de meeste muzikanten hanteren de vierkwartsmaat bovendien niet zozeer vanwege een voorkeur, maar omdat ze gewoon geen andere maatsoorten kennen. Het is alsof een schilder alleen met geel en blauw zou verven, niet vanuit een stijlkeuze, maar domweg omdat hij niet weet dat de kleur rood ook bestaat.
Gelukkig zijn er ook binnen de Westerse muziek mensen die buiten die lijntjes kleuren. Ik weet nog precies hoe ik voor het eerst in aanraking kwam met bijzondere maatsoorten: dankzij Radiohead. Als veertienjarige jongen fietste ik 's avonds hele einden naar vrienden die in afgelegen dorpen woonden, en tijdens die tochten door het donker werd ik gevuld met de duisternis van het meesterwerk Kid A (2000). Telkens wist ik niet wat me overkwam. Niet alleen door die huiveringwekkende falsetto van Thom Yorke, de elektronica of de psychotische blazers, maar ook door de mij volstrekt onbekende ritmes van "Morning Bell" en albumopener "Everything In It's Right Place".
Het bleek geen eenmalig uitstapje van de Engelse band: naast Kid A hebben ook Pablo Honey (1993), Hail to the Thief (2003) en In Rainbows (2007) een albumopener met ongebruikelijke maatsoorten, en hun gehele oeuvre staat vol ritmisch smulwerk. Gedurfde keuzes in tijden dat de popcultuur niet verder dan vier wil tellen, maar ook een duidelijk signaal: "Fuck it, al maakt het ons ontoegankelijk, dit is de mooiste muziek die we kunnen maken."
Hoewel Radiohead waarschijnlijk één van de meest invloedrijke hedendaagse bands is ter wereld, worden hun experimentele maatsoorten - vreemd genoeg - vrijwel niet gekopieerd. Eind jaren vijftig schreef de Amerikaanse jazzsaxofonist Paul Desmond een ritmisch ongewoon nummer (met vijf tellen per maat) dat wél een gigantische impact had: "Take Five", uitgevoerd door The Dave Brubeck Quartet op het album Time Out (1959). Dit album werd een onwaarschijnlijk succes en bereikte de tweede plaats op de Billboard Pop Charts in Amerika. En dat is nogal wat voor een instrumentaal jazzalbum dat vol staat met tijdstudies. In het decennium erna kopieerden allerlei artiesten het ritme van "Take Five", waaronder "Autopsy" van de folkband Fairport Connection, "Living in the Past" van Jethro Tull en "River Man" van Nick Drake.
Sindsdien zijn er nog enkele hits verschenen die metrisch buiten de gebaande paden traden, waaronder "Money" (1973) van Pink Floyd, "Golden Brown" (1982) van The Stranglers en "Hey Ya" (2003) van Outkast, maar veel invloed hebben deze nummers niet gehad op de popcultuur, die rigide vasthoudt aan de drie- en vierkwartsmaat. Dat is eeuwige zonde, want er valt ook daarbuiten zoveel moois te beleven, en dat hoeft helemaal niet ontoegankelijk te zijn.
De grote ongebruikelijke maatsoorten-playlist op Spotify en op Youtube
Timo stelde op Spotify en YouTube een mixtape samen met (veelal alternatieve) popnummers die ongebruikelijke maatsoorten hanteren, om te laten zien hoe natuurlijk die kunnen klinken. Met toelichtingen bij de nummers. Hij begint toegankelijk, en duikt steeds meer de diepte in. Luister de mixtape hier op Spotify of hier op YouTube.
1. Outkast - Hey Ya! (2003, 4/4 en af en toe 6/4): Dit is misschien wel een van de slimste popliedjes van het vorige decennium. Het is niet alleen heerlijk aanstekelijk, maar past ook nog eens een interessant ritmisch trucje toe. Nadat hij drie keer tot vier geteld heeft (kortom: drie vierkwartsmaten), stopt André 3000 er twee tellen extra tussen, en ook tekstueel komt hij daar briljant mee weg.
2. Coldplay - Charlie Brown (2011, 4/4 en af en toe 6/4): Chris Martin en de zijnen passen acht jaar later vrijwel dezelfde truc toe. Ze zijn echter niet zo consequent als Outkast.
3. Arcade Fire - Modern Man (2010, 4/4 met een extra'tje): Met The Suburbs won deze Canadese band in 2011 een Grammy. Het op dit album verschenen Modern Man is bijna ongrijpbaar met de halve tel extra die af en toe aan het einde van de maat wordt toegevoegd (voor het eerst op 0min08). Het is vrijwel onmogelijk om goed mee te tellen, maar als je er niet op let valt het ook niet op.
4. The Stranglers - Golden Brown (1981, afwisselend 6/8 en 7/8): Dit nummer over heroïne wisselt in het intro af tussen 6/8 en 7/8, en werd een behoorlijke hit: in Nederland behaalde hij de achtste positie in de Top 40, in Engeland zelfs de tweede.
5. The Dave Brubeck Quartet - Take Five (1959, 5/4): Geen nummer had grotere impact op het gebruik van 5/4 dan Take Five, dat een onwaarschijnlijk grote hit werd. De cd Time Out wordt nog altijd veel gedraaid in koffietentenketen Bagels & Beans, maar is eigenlijk veel meer dan achtergrondmuziek.
6. Lalo Schilfrin - Mission: Impossible (1966, 5/4): In de originele soundtrack bij de serie Mission: Impossible wordt louter een vijfkwartsmaat gebruikt, in de herbewerking voor de filmreeks is het couplet-gedeelte omgetoverd naar een vierkwartsmaat. Makkelijk, hoor.
7. Nick Drake - River Man (1970, 5/4): Deze veel te vroeg overleden singer-songwriter heeft het ritme van Take Five gekopieerd voor zijn nummer River Man, maar was daarin gelukkig minder opzichtig dan enkele van zijn tijdsgenoten...
8. Jethro Tull - Living In The Past (1972, 5/4): ... zoals Jethro Tull, dat met "Living In The Past" wel erg opzichtig flirt met het Take Five-ritme. Fairport Convention deed in 1969 hetzelfde met Autopsy.
9. Radiohead - Morning Bell (2000, 5/4): De meesters van de alternatieve maatsoorten op hun hoogtepunt, met een eigenwijze vijfkwartsbeat die door de militaristische drums, zwevende toetsen en spookachtige gitaar ieder op een eigen(wijze) manier wordt ingevuld. Ook in "15 Step" en "Everything In It's Right Place" hanteren de Britten 5/4.
10. Sufjan Stevens - Come On! Feel the Illinoise! (2005, 5/4): Vooruit, nog een vijfkwartscompositie. Sufjan Stevens is een hedendaagse, dwarse liedjesschrijver die je ook best een bijzonder goed componist mag noemen. Ook in dit nummer hoor je eigenlijk niet dat er een vreemde maatsoort wordt gebruikt, totdat je erop let. Andere vijfkwartsnummers zijn onder andere "Minds Made Up" van The Frames, "Water" van PJ Harvey, "Seven Days" van Sting en "English Roundabout" van XTC.
11. Pink Floyd - Money (1973, 7/4): Een van de bekendste nummers van Pink Floyd, en in ieder geval het bekendste nummer in zevenkwartsmaat. In de gitaarsolo wordt een meer rockende vierkwartsmaat geïntroduceerd, gitarist David Gilmour vertelde daarover te lui te zijn om in die exotische maatsoort te soleren.
12. Shaking Godspeed - GODSPEED (2010, 7/8): Shaking Godspeed zijn psychedelische bluesrockers uit de Achterhoek, die laten zien dat een zevenachtstemaat ook kan scheuren, en dat je er prima op kunt headbangen. Hoewel frontman Wout Kemkens me weleens vertelde dat hij een hekel heeft aan Pink Floyd, passen ze precies dezelfde truc toe als in Money: de gitaarsolo is in 4/4.
13. Patrick Watson - Luscious Life (2006, grotendeels 7/8): De Canadese Patrick Watson won met het album Close To Paradise de Polaris Prize (waarvoor dat jaar onder andere ook The Reminder van Feist en Neon Bible van Arcade Fire werden genomineerd). Daarop staat het zevenachtstenummer Luscious Life. Toen ik hem het nummer voor het eerst hoorde spelen - op Lowlands 2007 - kon ik de muziek nauwelijks bevatten. Wat een prachtige maatsoort! Andere nummers waarin zevenachtste en zevenkwarts maatsoorten voorkomen zijn "2 + 2 = 5" van Radiohead, "Dreaming in Metaphors" van Seal, "All You Need Is Love" van The Beatles (alleen het couplet) en "Foghorn" van de Nederlandse band Wolfendale.
14. Tool - Schism (2001, volstrekt ontelbaar, zelf zegt de band dat het overgrote deel in 6.5/8 is geschreven): Eigenlijk wilde ik geen metal of progrock in deze lijst zetten. Daarin worden vaker alternatieve maatsoorten gebruikt, maar meestal vanuit technische krachtpatserij. Schism van Tool stijgt daar bovenuit: ten eerste door een volstrekt absurde hoeveelheid maatwisselingen, maar ook door het onwaarschijnlijke succes. Ze kregen voor een Grammy voor Best Metal Performance en het nummer bleef lang in de hitlijsten.