Tijdens een schrijfretraite op het Noord-Franse platteland ontmoet Eva van den Boogaard twee mensen met wie het meteen klikt. Maar zo snel het contact was gelegd, zo snel is het weer verbroken bij het afscheid. Of ziet ze ze nog terug?
Met een koffer vol boeken, comfortabele schoenen en heel veel truien reed ik vorige week naar Frankrijk. Ik reisde af voor een kleine schrijfretraite, me voorbereidend op een week intellectueel werk, klaar om me onder te dompelen in letters. In de oude meisjesschool werkten schrijvers en kunstenaars allemaal aan een eigen project dat thuis misschien te lang bleef liggen en wel een sprintje kon gebruiken. Waar ik me tijdens mijn vorige bezoek onttrok aan alle sociale interacties, merkte ik ineens dat ik gezellige mensen tegenkwam. Rond een uur of 18.00, als we klaar waren met werken, we nog gewandeld hadden voor het donker werd, ontmoetten we elkaar in een van de bibliotheken of woonkamers in het gigantische, oude pand.
Ik leerde C. kennen, een fotograaf met een Amsterdams accent die bang was van geesten. Op haar Uggs wandelde ze door het gebouw, beelden van zwevende stukken goud folie schietend, als vliegende spoken. Samen met B., een curator uit Den Haag met een mooie lage stem die graag over seances sprak, hingen we op de bank. We wisten niks van wijn, maar haalden om de beurt bij de plaatselijke Intermarché in het dorp een, twee, of drie flessen rood die we aan een wijntest konden onderwerpen. We googelden halfslachtig wat termen die op de flessen stonden, druivensoorten en keurmerken, maar na het tweede glas vergaten we te proeven, afgeleid door ons gesprek over werk, onze ouders, politiek of het onderwijs of welke ruimte in de gigantische oude school zich het best leende voor een productieve ochtend, en in welke de geesten schenen te huizen. C. wilde dat we ophielden over die geesten omdat ze ’s nachts niet meer durfde te gaan plassen. B. deed er bij wijze van afronding nog een klein schepje bovenop: geesten doen niks, maar als je contact gezocht hebt moet je wel altijd even goed afscheid van ze nemen.
Overdag bezochten we de plekken in de school waar naar verluidt de geesten huisden
Alleen B. en ik rookten. In de pikdonkere tuin was het doodstil, op de oehoe van de uil na. Ik zei dat ik van de cellosuites van Bach hield, hij raadde me nieuwe viola da gamba-muziek aan. Hij werkte aan een tekst over Badiou, ik tipte hem een boek van Barthes.
Overdag bezochten we de plekken in de school waar naar verluidt de geesten huisden: bij de kapel werd moederoverste gezien, en op zolder Duitse soldaten die hier verbleven tijdens de Eerste Wereldoorlog. B. vertelde over de sessies glaasje draaien die zijn moeder vroeger organiseerde bij hen thuis. Ze renden rond de tafel achter het glas aan. C. liep met een bedrukt gezicht achter ons aan en probeerde onze aandacht te trekken met opmerkingen over de architectuur van het gebouw in plaats van over het verleden.
Ik ging eerder terug naar huis dan B. en C. We wisselden telefoonnummers uit, het leek me volkomen vanzelfsprekend contact te houden. Op de oprit zwaaiden ze me uit, met mijn ene hand aan het stuur en de ander uit het open raampje zag ik hen kleiner worden in mijn achteruitkijkspiegel.
Langzaam transformeerde het landschap, de Noord-Franse heuvels veranderden in een grijs Wallonië en in een georganiseerde Hollandse snelweg. De avond viel, en ik dacht aan C. en B. als twee mensen uit een ander leven die horen te blijven hangen op een plek. Als ze aan me verschijnen, in mijn verbeelding zwaaiend op een oprit, dan weet ik: niks om bang voor te zijn, we hebben immers afscheid genomen.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Eline Veldhuisen (1999) is illustrator. Inspiratie voor haar werk haalt ze uit haar directe omgeving, variërend van haar eigen gedachtes tot de verhalen van andere mensen. Met zo min mogelijk middelen brengt ze deze verhalen op een heldere manier in beeld.