‘Ik maak theater omdat ik het over het nu wil hebben, wat er nu wordt gezegd, gedacht, gevoeld en geschreven’, zei een theatermaker me laatst (als ik het me goed herinner). Om me heen merk ik dat de term regisseur steeds vaker wordt vervangen door theatermaker, en theatermaker door kunstenaar; dat ook in theater de grenzen tussen verschillende kunstdisciplines vaag zijn, en de keuze voor het maken van een performance, theater- of dansvoorstelling en geen boek, film of fotoserie een bewuste is. Een keuze voor het heden. Podiumkunst bestaat enkel in het hier en nu, op het moment dat iemand iets doet en een ander ernaar kijkt of luistert, en er eenmalige relatie tussen uitvoerder en toeschouwer ontstaat. De speler doet nooit twee keer hetzelfde, de toeschouwer op de volgende dag ziet en hoort nooit hetzelfde als de toeschouwer de dag ervoor.
Die actualiteit geldt niet alleen voor de creatie, maar ook voor iedere keer dat iets gespeeld wordt. Elk moment, elke voorstelling of opvoering is tijdelijk, vergankelijk, onherhaalbaar en altijd weer anders. Zodra je met je ogen knippert, is het nu alweer een ander nu. Zodra de lichten weer aan gaan en mensen hun handen tegen elkaar klappen is het voorbij en bestaat het werk enkel nog in de herinnering. Het moment deelde je dan wel met de andere toeschouwers en luisteraars, maar de herinnering vormt zich in ieders gedachten anders; en zo vervormt en vermenigvuldigt het werk zich gedurende de tijd op ontelbaar veel manieren. Iedere registratie, iedere getuigenis, ieder verhaal is anders, en beschrijft nooit wat het was. Kortom: je had erbij moeten zijn.
Daarom ging ik een tijd geleden naar de heropvoering van de acht uur durende performance Het is theater zoals te verwachten en te voorzien was. Jan Fabre schreef er in 1982 geschiedenis mee, ik kende het alleen van de verhalen en uit de boeken. Ik ging zitten, de lichten doofden en ik was verbaasd over de tijdloosheid van de voorstelling. Het was een werk met niet alleen nieuwe spelers maar ook een nieuw publiek, in een nieuwe wereld waarin we dertig jaar van goede en slechte kunst, mooie en middelmatige performances en miljoenen youtube-filmpjes verder zijn. Dertig jaar waarin veel veranderd is, die ik niet heb meegemaakt en waardoor ik nooit heb kunnen ervaren wat er toen zo baanbrekend was aan Het is theater zoals te verwachten en voorzien was. Ook de geschiedenis ken ik uit de boeken; hoe de performance art vanuit de beeldende kunst invloed kreeg in het theater; hoe de Poolse theatervernieuwer Jerzy Grotowksi het menselijk lichaam en echte, niet geacteerde uitputting op het podium zette; hoe beweging en beelden niet meer ondergeschikt hoefden te zijn aan de tekst maar gelijkwaardig naast elkaar werden gebruikt; en dit alles en meer voor theater zorgde dat tegen de verwachtingen van de toeschouwers toen in ging.
Met tijdloosheid bedoel ik dat ik geen enkel moment dacht ik aan het verleden, aan wat Fabres voorstelling toen teweeg moet hebben gebracht of wat een oud stuk nu kan betekenen. Er was enkel het nu, de volle acht uur lang. Het valt op dat meer baanbrekende performers en choreografen die de jaren ’70 en ’80 met totaal nieuwe voorstellingen, wars van repertoire, hun stukken in de geschiedenis willen schrijven en ze hernemen. Rosas, het dansgezelschap van Anne Teresa de Keersmaeker, voert regelmatig eerder gemaakte stukken op. Ik ontdekte Drumming, een stuk uit 1979 op de muziek van Steve Reich met dezelfde titel. Op het moment dat het begon vergat ik op slag het jaartal, werd diep geraakt door wat de dansers en muzikanten hier, nu mij toonden en speelden, en liet in mijn gedachten en lichaam een nieuwe herinnering schrijven.
Kunstcriticus Eric Min bezocht bijna vijfentwintig jaar later voor de tweede keer hun wereldberoemde stuk Rosas danst Rosas (1983) en toetste zijn herinnering. "Geen moment vraag ik mij nog af of deze herneming met monumentenzorg te maken heeft, met het noodzakelijke bergingswerk van mijlpalen uit ons erfgoed of met zin en onzin van repertoiretheater." Hij concludeerde dat door een heropvoering de eigenheid van het werk een nieuwe laag kan krijgen: "het particuliere wordt algemeen, het unieke herhaalbaar."
Zo kan telkens opnieuw het werk zich vervormen, een hedendaagse herinnering worden gecreëerd.
Het Nederlands gezelschap Schwalbe is net begonnen aan een reeks nieuwe oude voorstellingen. Kort geleden besloten ze hun eerste voorstelling, Spaar ze, iedere vijf jaar te spelen tot er niemand van hun meer in leven is. “De betekenis van de voorstelling zal veranderen. Doordat de wereld om ons heen verandert, doordat we ouders worden, misschien niet meer kunnen springen en doordat we uiteindelijk met elkaar afwezigheid om zullen moeten gaan.”
Ik kijk er nu al naar uit om het me opnieuw te herinneren, telkens een nieuwe herinnering.