Welkom bij Mees Leest! Een rubriek waarin Mees een poging doet haar boekenkast te analyseren en de ongelezen exemplaren tracht door te ploeteren. Een eenmansboekenclub, met verhalen uit en over de werken die al dan niet per ongeluk op haar planken zijn terechtgekomen. Deze week aflevering 1:
Nescio – Verzameld proza en nagelaten werk of Hoe ik moest grienen om een rupsje dat over de weg kroop
“The two greatest things to come from Dutch culture are Van Kooten en de Bie, and Nescio”, zei mijn (Amerikaanse) vader ooit grappend. In zijn imposante bibliotheek staan inderdaad vrij weinig Nederlandse boeken, maar Nescio prijkt op een prominente plaats. Ooit plukte ik het Natuurdagboek uit de kast, en begon willekeurige bladzijden te lezen. Mijn eerste kennismaking met Nescio was er een met een mijmerende oude man, die wandelingen en fietstochten maakte. Het was kenmerkend voor zijn stijl: beeldende observaties van de natuur, beknopt opgeschreven in heldere taal. Voor een melancholicus als ik een lust om te lezen. Op de een of andere manier greep het me bij de keel hoe hij de boot naar Stavoren beschreef, of de lichtval van de middagzon op het riet. Door Natuurdagboek ben ik meer dan ooit de lucht gaan observeren. Gister nog stond ik op de pont naar Amsterdam-Noord en wilde ik mijn kauwgomkauwende scooterbuurvrouw aan haar Nickelsonjas trekken: “Moet je die wolk toch eens zien daarboven!” Ik durfde niet.
Hoe kom ik eigenlijk aan dit boek?
Ondanks mijn liefde voor het Natuurdagboek had ik tot op heden niets van zijn proza gelezen, en ik was niet de enige. Niet lang geleden vertelde een vriendin mij hoe ze die dag wakker was geschrokken, in één ruk overeind zat, en had gedacht: “Waarom heb ik nog nooit De Uitvreter gelezen?” Hierna was ze als een bezetene naar de boekhandel gejakkerd, en daar zat ze tegenover mij, met het boek op tafel tussen ons in. Nog geen uur later stond ook ik op het Spui met het verzameld proza gelukzalig tegen mijn borst gedrukt. Soms voelt de aankoop van een boek beter dan de aankoop van een nieuw paar hakken. Ik deed een poging het in mijn handtas te proppen, maar zoals wel vaker met gebundelde oeuvres: het was te groot om zo mee te kunnen nemen, en zo belandde ook dit boek ongelezen in de kast. Tot het vorige week in mijn inmiddels iets grotere handtas weer overal mee naartoe mocht.
En, hoe was het?
Bij het openslaan stond hij daar, op de eerste pagina van De Uitvreter. De koning der openingszinnen. Zeg tegen iemand dat je Nescio leest en daar gaan ze, aanvankelijk bulderend, dan struikelend, en vervolgens met een zucht van opluchting: “BEHALVE DEN MAN, die de Sarphatistraat de meest wonderlijke… Nee wacht. Behalve den wonderlijke kerel… Nee wacht. Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Nederland – of nee, het was Europa – vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.” Fantastisch. Vrijwel elke dag fiets ik door de Sarphatistraat en denk ik aan deze zin (en aan de hoofdpersoon uit Wolkers’ Brandende Liefde, die hier woont) als ik onder de enorme lindebomen rijd. Als inwoner van Amsterdam-Oost is het sowieso een genot om Nescio te lezen, want de buurt komt herhaaldelijk terug. De titaantjes hangen tegen het hek van het Oosterpark, of op de Ringdijk, toen nog omgeven door weiland. Het is interessant om te lezen hoe veel er in honderd jaar is veranderd, en hoe weinig. Uitvreters kennen we allemaal nog steeds, en jonge mensen geloven immer dat ze op een dag uit zullen breken en de wereld zullen veroveren.
Wat was het mooiste stuk?
Tegen het eind van deze verzameling, in het hoofdstuk Fullesies (vuilnisjes) staat een kort stukje met de titel ‘Feeën’. Fragmenten hieruit zijn ook terug te vinden in het Natuurdagboek, bij januari 1947. Toch weer dat dagboek.
"De plassen lagen nog toegevroren en er kroop een rupsje dwars over den weg (16 Januari). Tusschen Loenersloot en Vreeland zag de wereld er heel nieuw uit, boomen en boerderijen en dat kerkje daar en ook Vreeland waren pas weer opgezet voor het nieuwe seizoen. In het Noorden stond die hooge, witte fabriek van Sluis in Weespercarspel erg wit en erg ver aan den wazigen einder. De lammetjes waren er nog niet in, maar in de Vecht was water en zon en de brug lag er al weer net zoo.
Zoo stil en zoo ruim. En daar liep ik alleen. Ik liep er weer. De wereld was om mij heen en ik was de wereld vergeten. Er waren gelukkig geen fanfarecorpsen en burgemeesters met hooge hoeden en geen meisjes met boeketten in hun hand en bloemen in hun haar. Wel, in de bus naar Hilversum, twee starende en fluitende jongetjes, naast elkaar op één bank, met misdadigersoren. Terug in de wereld."
Het hele verhaal liepen de waterlanders onophoudelijk over mijn wangen van ontroering, maar van de laatste zin moest ik opeens lachen van geluk: "P.S. M’n dochter zegt: ‘Zoo praatti nou altijd.’"
En wie staan er eigenlijk naast?
The Art of Fielding - Chad Harbach
Hoewel ik een dappere poging heb gedaan deze bestseller door te spitten, strandde ik al vrij snel door de talrijke sportverwijzingen. Misschien was het toch geen echt dappere poging, bij nader inzien.
East of Eden - John Steinbeck
Een fantastisch boek dat ik ooit verveeld begon te lezen bij een toenmalige minnaar terwijl ik op hem zat te wachten. Help me herinneren dat ik het aan hem teruggeef, de naam van zijn vader staat er nota bene in geschreven, ik heb echt geen enkel recht om dit hier op de plank te hebben staan.
The Portable Dorothy Parker
Dorothy Parker is mijn held. Erg portable is dit boek trouwens niet bepaald te noemen, mijn MacBook weegt nog minder.
-
Kijk uit naar de volgende aflevering van Mees leest:
Tom Feiling - The Candy Machine: How Cocaine took over the World
of Waarom iemand het een goed idee vond dit mij te schenken