'Vandaag wil ik magma in mijn onderbuik, dus denk ik aan Cas. Aan hoe hij me vastpakte, aan het kleine beetje borsthaar waar hij zo trots op was en aan hoe hij in mijn billen beet.' Terugdenken aan een periode van nachtelijke escapades en vrijheid om uit rolpatronen en verwachtingen te stappen. Een kort verhaal van Joanne van Beek.
Een app had ons op basis van onze locatiegegevens aan elkaar gekoppeld. Cas was dichterbij dan ik dacht: vanuit zijn keukenraam aan de overkant kon hij rechtstreeks bij mij naar binnen kijken. Ik stelde me voor dat hij dit deed terwijl ik niet oplette. Elke dag wachtte ik op een teken, een berichtje.
‘Jezus Philou, wat ben je mooi vandaag.’
Het signaal dat zijn huisgenoot weg was, dat ik mijn spullen voor de nacht mocht pakken en de deur achter me op slot kon doen. Ik was opgelucht. Tot er opeens een laatste keer was.
Ik wist het niet en misschien was dat maar goed ook. Maar zelfs nu, een jaar later projecteer ik mijn gedachten aan hem nog op de witte muur boven mijn bed.
Ik lig al een tijdje op mijn rug, mijn knieën gebogen, voeten plat op het oranje dekbed. Mijn knieholtes zijn nat van het zweet. Af en toe glijdt er kriebelend een druppel langs mijn bovenbeen naar beneden. Met mijn vingertoppen beweeg ik over mijn buik, in de richting van de enige mooie onderbroek die ik achterin mijn kast vond. Ik heb hem voor de gelegenheid maar aangetrokken. Het witte kant schuurt in mijn liezen. Vandaag wil ik magma in mijn onderbuik, dus denk ik aan Cas.
Aan hoe hij me vastpakte, aan het kleine beetje borsthaar waar hij zo trots op was en aan hoe hij in mijn billen beet. Plakkerige lucht stroomt door het raam naar binnen en strijkt langs mijn borsten. Ik voel hoe mijn huid daar samentrekt. Er loopt een rilling over mijn rug. Net als mijn hand aarzelend de rand van mijn onderbroek aanraakt, hoor ik het gezoem van mijn telefoon.
‘Negeren,’ denk ik, terwijl ik mijn gedachten weer richting Cas dwing.
Met onze handen en monden hielden we elkaar hele nachten wakker. Als één van ons toch in slaap viel, glipte er altijd wel ergens een vinger naar binnen waardoor het spel opnieuw begon. Het was rauw en vochtig, maar in de kern van wat er zich tussen ons afspeelde, zat de onschuld van twee kinderen die naakt en gillend van pret door het ronddansende water van een tuinsproeier rennen in de zomer.
Het gevoel in mijn onderbuik heeft plaatsgemaakt voor schaamte
Opnieuw gezoem. En nog eens. De gedachten aan Cas lossen op in mijn hoofd en tegen beter weten in pak ik mijn telefoon. Ik zie een selfie van mijn zusje met mijn ouders. Een bericht dat ik er de volgende keer echt bij moet zijn, want dat is gezelliger.
Betrapt laat ik mezelf achterover vallen, met mijn handen op veilige afstand van mijn halfnaakte lichaam. Zolang ik mezelf niet voel, kan ik ontkennen waar ik mee bezig was, is het niet mijn huid die brandt en zeurt om aanraking. Het gevoel in mijn onderbuik heeft plaatsgemaakt voor schaamte.
Ik mis Cas, juist op dit soort momenten. Zonder hem snoerde ik mezelf vast in verzonnen rollen, met eindeloze verwachtingen: de aardrijkskundedocent, de verstandige vriendin, de dochter die voor eeuwig kind blijft. Altijd onschuldig.
Aan de overkant van mijn huis was dat anders. Cas speelde met mijn lichaam alsof het een videospel was, legde zijn handen om mijn borsten en draaide met zijn duimen cirkels om mijn tepels, terwijl zijn gezicht al kussend in de richting van mijn venusheuvel bewoog. Vaak als ik op bezoek was, duwde hij me voorover in de vensterbank en trok dan mijn jurk opzij. Ik zorgde er altijd voor dat er zo min mogelijk tussen mijn huid en de zijne zat. Lingerie was een obstakel waar we allebei geen zin in hadden. Haastig hielp ik hem bij mij naar binnen. Hij hijgde zachtjes in mijn oor terwijl ik met mijn vrije hand over het glas veegde. Ik wilde naar buiten kunnen kijken als hij aan mijn haren trok. Zo met hem in me leek het onwaarschijnlijk dat het kleine appartement aan de overkant van mij was. Het leven dat ik daar leidde, paste niet bij deze scène in het keukenraam. Bij die gedachte krulden mijn tenen om.
Bij Cas dacht ik alleen aan hoe zijn vinger voelde als hij in me kwam.
Het bezorgde me een gevoel van vrijheid, magma in mijn onderbuik. Alle rollen smolten samen, waardoor het niet meer uitmaakte wie ik was. Ik betrad een andere wereld. Een wereld waarin druppels zweet langs mijn schouders gleden en zich in de kuiltjes van mijn gekromde onderrug verzamelden, waarin ik bij mijn billen werd gepakt en Cas lachend bij zijn kruis greep zonder me vies te voelen. Zonder dat ik me constant bedacht dat ik een dochter ben en dat dochters dit niet doen. Bij Cas liet ik los dat het drie uur ’s nachts was, dat ik morgen om acht uur op mijn werk moest zijn. Het maakte niet uit dat hij kringetjes sigarettenrook in mijn navel blies of net te hard in mijn bovenbenen kneep. Bij Cas dacht ik alleen aan hoe zijn vinger voelde als hij in me kwam, hoe ik klonk als ik nat was en hoe al mijn spieren zich samenspanden om alles daarna los te laten.
Overdag droeg ik mijn nachtelijke escapades mee als een stil verzet. Als ik ’s ochtends doodmoe en met bloeddoorlopen ogen op de universiteit aankwam, had ik het gevoel dat ik die nacht al meer bereikt had dan ik gedurende de rest van de werkdag zou doen. Ik worstelde mezelf op de automatische piloot door colleges heen, hoorde de vragen van mijn studenten amper en belde aan het einde van de dag plichtsgetrouw met mijn ouders om zo toch even dochter te zijn. Terwijl ik aan de telefoon mijn dag doornam, en de rollen in mijn hoofd langzaam weer vaste vorm aannamen, zorgde ik ervoor dat ik zo ver mogelijk van het keukenraam verwijderd bleef, zodat ik tijdens het gesprek niet per ongeluk bij Cas naar binnen zou kijken. Terwijl ik met mijn moeder praatte, wilde ik niet herinnerd worden aan die andere wereld. Ik was bang voor de leegte en walging die op de loer lagen als dat wel gebeurde. Dan begroef ik me later onder de dekens totdat het donker was en een nieuwe avond zich aankondigde met het zachte gezoem van mijn telefoon.
Hij is een jaar geleden samen met zijn vriendin naar Amstelveen verhuisd. Ik vraag me af of hij ook in haar billen bijt
Ik schrik op van stemmen en gelach. Voorzichtig schuif ik het gordijn iets opzij, op zoek naar de bron van het geluid. Aan de overkant steekt een silhouet scherp af tegen het licht op de achtergrond. Ik knijp mijn oogleden samen. Bijna verwacht ik de eigenwijze krullen van Cas in het raam te zien, maar Cas is weg. Hij is een jaar geleden samen met zijn vriendin naar Amstelveen verhuisd. Ik vraag me af of hij ook in haar billen bijt.
De jongen in het raam is kaalgeschoren en hangt nonchalant over de vensterbank. Op zijn lip bungelt een sigaret. Plots vouwt een arm zich om zijn schouder. Een klein, gezet meisje komt vanachter zijn brede rug tevoorschijn. De jongen draait zich om en grijnst. Zonder te kijken gooit hij zijn sigaret naar beneden, zoent haar en laat zijn handen over haar borsten glijden. Haar tepels priemen door de dunne stof van haar spaghettitop heen. Al kussend beweegt hij zich naar beneden, rommelt wat met de rits van haar broek. Net voor ik het gordijn dichtschuif, zie ik nog hoe zij haar hoofd naar achteren laat vallen. Een tijd lang zit ik in het donker. Ik denk aan het stel, daar in mijn oude wereld aan de overkant, aan zijn hoofd tussen haar benen. Ik draai mijn telefoon om met het scherm naar beneden. Dan trek ik de gordijnen weer open. Ze zijn er nog. Zij leunt met haar ellebogen op de vensterbank, terwijl hij met gesloten ogen achter haar staat. Ik knip het lampje naast mijn bed aan. Het plotselinge licht in het raam trekt haar aandacht en even lijkt ze geschrokken. Ik ben bang dat ze hun gordijnen sluiten, weg gaan bij het raam, maar er gebeurt niets. Ik glimlach, voel magma in mijn onderbuik. Het meisje houdt me in de gaten. Zonder haar blik te verliezen, zak ik achterover op het matras en steek een hand in mijn onderbroek.

Joanne van Beek schrijft verhalen en gedichten en werd in 2019 geselecteerd voor de Lage Landen Schrijfweek. In maart 2020 richtte ze samen met Roddia Rumahloine, Nicole Kaandorp en Nora van Arkel het online magazine VIRUS / verhalen om te lezen in quarantaine op. Joanne woont en werkt in Amsterdam, studeerde aan de Schrijversvakschool en volgde de lerarenopleiding geschiedenis aan de Hogeschool van Amsterdam.

Daan Timmer Daan Timmer (1990) is al van kleins af aan bezig met illustratie en ontwerp. Hij timmert hard aan de weg als freelance illustrator waar hij zijn eindeloze fascinatie voor lichaamsdelen en de verhalen die erachter schuilgaan probeert bloot te leggen. Deze verhalen spelen samen met zijn gemixte achtergrond een grote rol in zijn werk.