Voor Hardhoofd bekijkt Philip Huff elke week een actuele kwestie uit de media. Vaak reageert hij op de televisie, soms op de krant, en bij regen en onweer wil de radio wel eens voorbij komen. Leidraad is: wordt de twintiger genoeg aan het woord gelaten?
April is de maand van de filosofie. Laten we het daarom hier even hebben over deze tak van denksport, die volgens de Van Dale zowel als ‘de wetenschap van de begrippen, opgevat als basis van alle andere wetenschappen’ kan worden gezien, maar ook als – en dit is een wat bescheidener definitie – een ‘denkwijze’, en de rol van onze generatie hierin.
Een filosofische denkwijze houdt in dat men de gereedschapskisten van de filosofie induikt – of, beter gezegd: de werkschuur – en daaruit een instrument opduikelt om de werkelijkheid mee te lijf te gaan. Vaak betekent dit dat men een filosofisch concept of systeem gebruikt om het leven, het nieuws, een toneelvoorstelling of bijvoorbeeld het misbruik binnen de Rooms katholieke kerk te duiden.
Rob Wijnberg - bouwjaar 1982, en dus een twintiger - is één van de journalisten die vaak gebruikt maakt van deze methode. Voor het NRC Handelsblad en de NRC Next gaat hij wekelijks, en in stukken van verschillende lengte, een gegeven uit de actualiteit te lijf, vaak gewapend met een citaat of een concept van een filosoof, dat hij gebruikt om dit gegeven te duiden. (En de filosoof die wordt gebruikt, geeft de journalist tegelijkertijd een zekere geloofwaardigheid).
Wijnbergs essays behandelden in het verleden vraagstukken die varieerden van de gezondheidszorg in Amerika tot het beleid van Job Cohen als burgemeester van Amsterdam. Ze betreffen dus niet altijd direct en uitsluitend de leefwereld van de twintiger, maar wel bijna altijd de wereld van zijn actualiteiten (toegegeven, die is vrij breed en verschilt niet altijd heel veel van die van andere leeftijdsgroepen) en ze zijn door een twintiger geschreven. In het verleden besprak Wijnberg in boekvorm bovendien ook onderwerpen die ‘onze’ generatie direct raakten. Zo schreef hij bijvoorbeeld het boek Boeiuh, dat handelt over onze generatie en 'onze' tijdsgeest (ha, daar heb je zo’n filosofische concept); de generatie van ‘boeiuh, pimpuh en chilluh’, die opgroeide in een tijdsgeest van apathie.
Illustratie: Floris Solleveld
Wijnberg wordt sindsdien vaak aangehaald als de vertegenwoordiger van onze leeftijdsgroep. En dan niet alleen in de NRC-kranten en de media daarbuiten, maar ook door moeders en tantes, aan de eettafel of tijdens de borrel. Dat brengt vanzelfsprekend het probleem van representatie met zich mee. Want voor velen vertegenwoordigt Rob zo niet alleen zichzelf, maar ons allemaal. En dat kan tot verwarring leiden.
Op Wijnbergs website is de volgende welkomstboodschap te lezen: ‘Welkom op RobWijnberg.nl. Na Boeiuh, In Dubio en Nietzsche & Kant lezen de krant verschijnt op 4 maart 2010 Dus ik ben de krant bij uitgeverij de Bezige Bij.’ Volgens mij is hier sprake van een zogenaamde typo – het boek van Wijnberg en co-auteur Stine Jensen heet namelijk Dus ik ben – maar wel van een typefout die het representatieprobleem dat ik aankaart goed illustreert. Rob Wijnberg is inderdaad de stem van onze generatie in de krant. En ongeacht de inhoud van die stem is dat jammer te noemen. Want als onze generatie – en welke generatie dan ook – één voornaamste kenmerk heeft is het wel dat er, ongeachte alle overeenkomsten, veel verschillende geluiden te horen zijn. Dat is het verschil tussen een platform als Hardhoofd en een wekelijkse column van één twintiger: een diversiteit aan geluiden. Want er zijn natuurlijk veel overeenkomsten in denkwijzen te vinden binnen één generatie, maar zeker ook (net zo veel) verschillen.
Het zou de media sieren als zij, buiten een nichekrant als de NRC.next, onze generatie wat meer zeepkisten gaf om af en toe eens wat op te zeggen. Dan zouden enkelen van ons ook een weerwoord kunnen bieden aan de observatie dat wij de generatie van ‘boeiuh, pimpuh en chilluh’ zouden zijn en leven in een tijd van allesverlammende apathie. En zouden we via die weg ook nog kunnen tonen dat we zo apathisch dus helemaal niet zijn.
Of wel, natuurlijk.
Want een beetje generatie laat zich natuurlijk niet zomaar over één kam scheren.
-Philip gaat een paar weken op vakantie. Misschien komt hij wel weer terug.-