Op 7 januari schreef N. een liefdevolle goedmaakbrief en wilde deze persoonlijk overhandigen aan M. Zeven dagen eerder, op nieuwjaarsdag, mondde een akkefietje uit in de dramatische afloop van hun kortstondige doch intensieve liefdesrelatie. Het bleef niet bij een enkele ochtendbrief.
7 januari, rond het middaguur
Lieve M.,
Dit is inmiddels de tweede brief die ik vandaag aan je schrijf. Misschien was het naïef van me om je een brief te schrijven vanochtend, omdat het erop leek dat het plots lente werd en iedereen weer hoop koesterde in de liefde. Het toppunt van naïviteit is misschien wel dat ik je belde toen de brief klaar was en, toen je niet opnam, ik je een berichtje stuurde dat ik zojuist een liefdevolle brief had geschreven. En dat ik je die graag vandaag persoonlijk zou willen overhandigen. (Waarna jij hem dan zou lezen in mijn bijzijn en me vervolgens zou aankijken en alles weer goed was.)
Je nam niet alleen niet op, maar stuurde ook nooit iets terug. Nu ligt die brief ongelezen op mijn nachtkastje. (Notitie voor later: wat gebeurt er met brieven die nooit gelezen worden? Bestaat daar al iets voor? Een brieven-uitvaartcentrum?) Nu ik erover nadenk, had ik deze tweede brief misschien beter zo kunnen beginnen:
In mijn buik sluimerde altijd een wezen dat wijzer was, donkerder, woelender, dat wel beter wist
Lieve lul,
Het kwetst me dat je me het moment van een glorieus ingebeelde briefoverdracht ontneemt. Maar om eerlijk te zijn, welk deel van mij had eigenlijk het vertrouwen dat je überhaupt zou reageren? Ik maak me schuldig aan een overschatting, wat ik vanaf het begin al deed. Die veel te lange stiltes bijvoorbeeld, die je laat vallen uit onkunde, uit onwetendheid? Is dat je stille tactiek om vrouwen naar je toe te lokken? Je geheime geur? Ik kan er helaas maar één ding op zeggen: het heeft gewerkt, liefje. Ik, vanuit mijn onvermijdelijke verlangen verliefd te worden op een tijger, interpreteerde ze als hijgend geile eigenschappen van de man die mijn hart zou veroveren (theme song: Beth Harth, Caught out in the Rain). Ik transformeerde ze, die eigenschappen, en het werden geen stiltes maar gevoeligheden, geen onwetendheid maar rust, geen grensoverschrijdende reacties maar een eufemistisch werk aan de winkel. In mijn buik sluimerde altijd een wezen dat wijzer was, donkerder, woelender, dat wel beter wist. Ze gaf me raad maar ik duwde haar terug het hol in.
‘Er is geen hoop meer,’ zei je tegen me. ‘We zijn gedisconnect vannacht’
Een week geleden heb ik je schreeuwend de deur uit geblazen met gitaar en al. Ik vluchtte vervolgens de regen in, omwikkeld door mijn gigantische zwarte jas waar we prima met zijn tweeën in hadden kunnen verdwijnen, wat ik misschien ook had gewild: samen met jou in die zwarte winterjas verstrengeld verdwijnen naar daar waar het veilig is en de regen alleen op onze haren valt en we elkaar omarmen en we lachen om de wereld die buiten is en ik een liedje voor je zing omdat – opgelucht liep ik in die veel te grote jas over de natte grachten.
Ik dacht aan hoe jij zo ostentatief voor me zat die nieuwjaarsochtend met gekruiste armen (met nota bene je dichtgeknoopte winterjas aan). ‘Er is geen hoop meer,’ zei je tegen me. ‘We zijn gedisconnect vannacht.’ Als er één ding is waar ik me over opwond, was dat wel je schaamteloze vermenging van Nederlands en Engels in ongeveer elke zin. Alsof je wisdom zou growen door het uitspreken van woorden in een andere language. De haren in mijn nek gingen er recht van overeind staan. Toen ik buiten in de regen liep dacht ik daar ook al over na, dat ik nu gelukkig nooit meer naar die godslasterende talenvermenging meer hoefde te luisteren. (Of nou ja, met uitzondering van mijn eigen Ausglijdertjes naar het Duits.) Het werd een regendansje. Er krulde zich een glimlach over mijn natte gezicht.
Ik wil niet in de lethargische stroming vallen die me zuigend naar de diepste grotten van alle single ladies (ja, pun intended) trekt. Maar ik verslind ze met haar en huid, de mannen. Het is steeds hetzelfde riedeltje. Er is een uitermáte bijzondere aantrekkingskracht en dit keer weet ik het echt zeker. Dit keer is het hem, de gevoeligste en de mooiste van allemaal. Als een leeuwin verorber ik mijn buit, vertel verhalen over kleine binnenwereldjes, slaap met ze in het holst van de nacht, het liefst ook in de ochtend als ik mijn ogen nog dicht heb en ik ze niet kan zien, kook voor ze, vertroetel ze, lees ze. Ik lik mijn vingers af elke keer als ze klaarkomen, ‘van mij’ denk ik, hij valt op me. En ik, ik val mee, want dan kan ik mezelf eindelijk zien als de wereldleider die ik ben, terwijl mijn huid verzacht in hun bijzijn. Meestal zijn ze trouwens ook nog muzikant, stevig gebouwd en het liefst met lang, bruin haar. Bij de hoeveelste herhaling word je een cliché van jezelf? (Notitie: lijstjes compleet maken van de volgende categorieën: jazzgitaristen, filmmakers met krulletjes en down-tempo-dj’s.)
Ik lik mijn vingers af elke keer als ze klaarkomen, ‘van mij’ denk ik, hij valt op me
Terug naar jou. Ik haal mijn telefoon uit vliegtuigmodus en verwacht inmiddels niets meer. Geen berichtje. Geen gemiste oproep. Geen antwoord. Het laatste wat ik tegen je zei voordat ik je vorige week schreeuwend achterliet in mijn kamer en als een bonkende vlegel het trappenhuis in stormde, was watje. Ik weet niet waar dat vandaan kwam en als feminist schrok ik toch een beetje van die opmerking die zomaar mijn brein binnen floepte. (Ik moet denken aan een tamponreclame waarin een hese vrouwenstem, terwijl een tampon tussen haar vingers uit elkaar valt in een pluizerig geheel, tegen de camera zegt: ‘vrouwen houden niet van watjes’.) Maar enfin, het voelde goed. Want in mijn nachtelijke analyses ben ik erachter gekomen dat je inderdaad bang was - je werd nog liever een baksteen dan dat je de controle losliet. Een baksteen die trouwens standhield door generieke, semi-spirituele zinnen uit te sputteren om de situatie te boven te komen om vooral geen blijk te geven van verzachting. Want o wee o wee, de Man die Wankelt. (Lees: patriarchaat in de praktijk.) Ik had het alleen weer veel te laat door.
Het deed me ook goed gisteren aan een tampongebruikende medespinster te vertellen dat ik me al sinds onze eerste ontmoeting over kleinigheden opwond, zoals het feit dat je altijd over dames sprak in plaats van vrouwen. (In welke eeuw leef jij, gappie?) Ik heb er nooit iets van gezegd omdat ik, alweer, de grandioze fout maakte je ‘andersheid’ te omarmen als een neonroze suikerspin. Dat daarachter een web van onfeministische rukkermentaliteit schuilging, ja, voor de volgende keer, ik ga het onthouden. Beloofd.
N.
*
7 januari, 23:45
Lieve lul,
Ik ben toch nog niet klaar. Nadat ik mijn vorige brief in een envelop had gestopt, moest ik denken aan I Love Dick van Chris Kraus. Het was echt niet de bedoeling om zo direct haar genitaliteit (genialiteit?) over te nemen. Wat een boek, wat een gelaagdheid. Jammer dat ik het een week geleden in de trein ben vergeten maar het heeft een goed stuk opgeleverd. Net zoals ik hoop dat jouw lul(-zijn) uiteindelijk ook een goede solipsistische briefwisseling oplevert, ten minste dat. (Oké, laat ik eerlijk zijn, die lul van je was wel gewoon goed.)
Ik heb het gedaan! (Maar toch even kijken hoe ik me er morgen over voel.)
Enfin, ik deed vannacht de eerste brief in de brievenbus van je vriendin, aangezien jij geen eigen huis hebt. Achteraf denk ik dat ik die brief daar theatraal in de regen had moeten voorlezen aan jou, of anders misschien aan een willekeurige voorbijganger. Ik heb voor het gemak maar even onze voorletters verwisseld. Dit was ongeveer de trant van de brief;
Lieve N*,
Sorry. Het spijt me. Niet alleen hét, nee, álles spijt me, en ik weet dat ik het goed wil maken. Je hebt helemaal niets fout gedaan, en als je dat toch denkt, vergeet het, ook dat is zo mooi aan je. Ik weet dat het zo cliché klinkt, maar zullen we vrienden zijn? En dan alsnog af en toe met elkaar het bed in duiken? Alleen als jij daar zin in hebt, natuurlijk. Bel me, liefste, ik neem altijd op.
Liefs, M*.
Natuurlijk was dat helemaal niet wat ik schreef maar het is wel weer interessant dat dat is wat ik nu schrijf.
Ik denk dat ik het nog een keertje duidelijk moet opschrijven, omdat dit geen kleinigheid is: ik heb vanavond de envelop in jullie gezamenlijke gleuf gestopt. Ook wel bekend als de brievenbus van je nieuwe vriendin. Natuurlijk mocht dat niet, dus het voelde een beetje als jatten bij de appie. Een soort opwinding door mijn lijf. Druipend van die geilheid en de regen liep ik de Javastraat in. Ik heb het gedaan! (Maar toch even kijken hoe ik me er morgen over voel.)
Welterusten,
N.
*
12 januari, 5 dagen later
Lieve Mr. Dickhead,
ook wel figurant uit vorig leven,
Vrij dramatisch dat je nu al tot dit geworden bent, aangezien we elkaar nog geen twee weken geleden voor het laatst zagen. Ik zal je blijven schrijven, al is het om mijn eigen tunnels van rouw achteraf aan elkaar te kunnen knopen. Je hebt nog steeds niet gereageerd, noch telefonisch, noch op de brief (die écht liefdevol was). Jij ligt daar op haar bank, tussen haar kaarsjes, lekker veilig, terug bij je basis, want o ja, die had je gewoon (de hele tijd, zonder mij te vertellen). Niet slechts een flirt van een avond maar gewoon een voltijd vriendin, samenwonen incluis. Ik daarentegen zit weer aan mijn kruik gekluisterd, gedompeld in een laagje van alleen maar ik.
Shit.
Volgens mij heb ik de fase van ziedende woede achter de rug. Wat denk jij? Ik wil niet uitsluiten dat die terugkomt, ik zou zelfs zeggen dat ik haar aanmoedig af en toe terug te komen want dit is ook niks. Ik lig halfbakken in bed en voel me vooral nutteloos achter de ramen. Ik probeerde vanochtend te masturberen maar er kwam niemand in mijn hoofd op om aan te denken. Zo erg not inspired ben ik op dit moment. Maar uiteindelijk bedacht ik dat ik aan je beste vriend kon denken, die ik niet eens zo leuk of aantrekkelijk vind, maar gewoon omdat jij op die beruchte nieuwjaarsavond mij ervan betichtte overspelige blikken met hem uit te hebben gewisseld. Enige fantasieflarden, zijn rommelige blonde haren, zijn klarinet. Het lukte.
De vlam zwakt af, de woede ook, en daarmee ook het deel dat om je gaf
Ik kan er nog niet helemaal mijn vinger op leggen, maar er balanceert iets in het binnenste van mijn borst. De vlam zwakt af, de woede ook, en daarmee ook het deel dat om je gaf, dat zich met je wilde verbinden als klimop op een huisje in het bos. Ik trek mijn eigen huid weer om mijn lijf en glij de verdwijntruc van mijn kamer binnen, het omhulsel waar ik niemand binnen laat. Gelukkig heb ik Spotify. Nina Simone singing the blues.
Tot binnenkort misschien?
N.
PS. Ik heb trouwens besloten om 1 februari opnieuw 1 januari te vieren, maar dan zonder jou.
Nina Läuger (zij/haar, 1993) is beeldend kunstenaar en adjunct-hoofdredacteur van Hard//hoofd en woont sinds een jaar weer in Amsterdam.
Ilse Groot Nuelend (1998) vertelt verhalen in woord, audio en beeld. Ze verzamelt inspiratie uit haar omgeving en ervaringen, trekt deze uit elkaar en plaatst ze weer in nieuwe fictieve werelden.