Met trauma-expert Bessel van der Kolk als laatste Zomergast van 2022 (en van Janine Abbring als presentator) is er genoeg om te herinneren. De avond was bijtijds meer hoorcollege dan een interview, en zijn feitenrelaas ging vaak te snel voor de factcheck van Janine Abbring. Van een echt gesprek kwam het niet, zag Marthe van Bronkhorst.
Psychiater Bessel van der Kolk (1943) is trauma-expert. Hij doceert op Harvard, schreef een boek over hoe het lichaam traumareacties inslijt (The Body Keeps the Score, 2014, in 2016 vertaald als Traumasporen) en was een van de eerste behandelaars van trauma met nieuwe technieken. Van der Kolk is op zijn zachtst gezegd ‘pionier’ en volgens sommigen ‘omstreden’ te noemen. Relevant is zijn werk zeker. Eén op de vijf van de Nederlanders heeft een trauma, benadrukt Abbring nog maar eens.
Trauma is niet altijd huilen, maar kent vele vormen, toont van der Kolk. In de film Fearless (1993) haalt Max (Jeff Bridges) gedesillusioneerd door een vliegtuigcrash een baby uit het puin, terwijl andere personages gillen en huilen. Pas bij het zien van zijn eigen wonden in de spiegel beseft hij: ‘I am not dead.’ Een schoolvoorbeeld van ‘dissociatie’, vertelt Van der Kolk. Toen hijzelf ooit beroofd en bestoken werd, ervoer hij die dissociatie ook: ‘Hé dit onderzoek ik, en nu gebeurt het mij!’ Deze dissociatie is een beschermingsmechanisme van ons brein, legt hij uit, zodat je door kunt leven.
Waarom en wanneer ‘the body keeps the score’, dat legt Van der Kolk niet uit
Dan behandelt Van der Kolk één van de grootste raadsels uit de psychologie: waarom krijgt de één na zo’n intense gebeurtenis een trauma en de ander niet? Van der Kolk antwoordt hier kort op, en niet geheel sluitend: ‘Omdat er niemand in levensgevaar was, omdat ik genoeg hulp kon krijgen.’ De mate waarin iemand zijn leven kan hervatten, is belangrijk. Chirurgen, die om de haverklap potentieel traumatische dingen meemaken, móeten wel ‘afstompen’ zegt Van der Kolk, zodat ze door kunnen gaan met hun leven van de dag. Als iemand zo’n verdoving of dissociatie toepast, hoeft dat niet altijd tot lichamelijke klachten te leiden. Waarom en wanneer ‘the body keeps the score’ legt hij hier niet uit.
Van der Kolk schuwt nieuwe behandeltechnieken niet. Psychedelica als medicatie? Zijn voorkeursbehandeling! Een gloednieuwe methode als neurofeedback? Why not?! Neurofeedback is een meetsysteem van hersenactiviteit, dat jouw hersengolven tijdens het uitvoeren van een taak verbindt met een computer. Als je op de ‘juiste’ manier aan het denken bent (de juiste hersengolven vertoont) zal de computer feedback geven en een leuk plaatje vertonen (een springend hertje in zijn voorbeeld) en wanneer je niet juist denkt, niet. Het idee hierachter is dat je door de beloning van die leuke plaatjes de juiste manier van denken gaat herhalen en vaker die ‘gewenste’ hersengolven gaat vertonen. Let wel, dit is wetenschappelijk nog niet alom bewezen effectief.
Dan is het tijd voor ‘echte’ beelden uit de psychotherapiepraktijk. Van der Kolk toont een ‘Before/after therapy’ filmpje van een vrouw met een verkeerstrauma. Het belangrijkste, de uitvoer van de EMDR-therapie, laat hij niet zien! Van der Kolk lijkt ervan te genieten om de psychiatrie in nevelen te hullen. Zeker, de beelden zijn indrukwekkend: Beeld 1 bevat een vrouw, trillend in al haar kwetsbaarheid, die snikt dat een auto haar bijna raakte. In beeld 2 (na therapie) kan zij feitelijk over alles praten, zelfs met verveling. Van der Kolk wijst ons de spanningssignalen in haar lichaam aan.
‘Wat gebeurt in die sessies dan?’ vraagt Abbring terecht, maar tevergeefs. (De EMDR-therapie bestaat uit het herhaaldelijk nabespreken van een herinnering terwijl je een afleidend taakje doet, zoals oogbewegingen maken.)
Van der Kolk gebruikt onnodig veel jargon, zoals hoe de ‘temporale cortex via de insula verbindingen maakt met de dorsale prefrontale cortex’
Zo blijft de therapie een soort magie, een goocheltrucje: er is een ‘before’ en er is een ‘after’. Wat daartussen gebeurt blijft aan de expert Van der Kolk om aan ons te doceren.
‘Het ís ook magic,’ zegt hij gevleid als Janine Abbring aangeeft dat ze het niet helemaal begrijpt. Pas na veel aandringen van Abbring (hulde hiervoor) legt hij de werking uit, zij het niet helemaal juist. Hij gebruikt onnodig veel jargon, zoals hoe de ‘temporale cortex via de insula verbindingen maakt met de dorsale prefrontale cortex’.
Al gauw in het gesprek verlegt Van der Kolk het gesprek naar hoelang zijn methodiek miskend is gebleven. ‘Rare dingen werken soms, maar het heeft me jaren gekost.’ Na xtc is hij een ‘aardiger mens geworden volgens mijn vrouw’. Hoe dat werkt, zegt hij niet. Op de werking van yoga zegt hij: ‘Zoek het maar op.’ Van der Kolk stipt één en ander aan over de helende kracht van muziek, zonder er dieper op in te gaan. Hij gooit er nog een termpje tegenaan: ‘motherese’ (dit is de naam die psychologen geven aan het high-pitched taaltje waarop we tegen baby’s en dieren praten. Het is bewezen dat die overdreven stemgeluidjes goed zijn voor de moeder-kindband.) Hij neemt niet de moeite het uit te leggen.
Dit jargonkanon is onnodig en pedant. Wat niet wegneemt dat de fragmenten die Van der Kolk heeft uitgekozen zeer indrukwekkend zijn. Children of the Light (een documentaire) toont Desmond Tutu en zijn inspanningen voor de waarheidscommissies in Rwanda. De gruwelen die verteld worden benemen je de adem, en de veerkracht van Tutu en de mensen om dit tot vergeving ombuigen, is enorm. Interessant wordt het bij de vraag: Wat is liefde? En wat is hechting? We kijken naar aapjes, de hechting-experimenten van de Amerikaan Harry Harlow. Een babyaapje wordt weggehaald bij zijn moeder en in een hok gestopt met twee ‘surrogaatmoeders’: een ‘robotaap’ van ijzerdraad waar hij voedsel kan halen, en een pluchen knuffel. Wat blijkt? Het is de zachtheid van de knuffel, niet voedsel, waar het aapje zich 18 uur per dag aan vastklampt. Liefde en warmte (als je hechting zo moet interpreteren) zijn dus misschien nog meer basisbehoeftes dan eten. Natuurlijk is hechting en knuffelen nog niet hetzelfde als moederliefde, zelfacceptatie en goede relaties. Maar het aanraken verdient meer aandacht dan alleen geestelijke verwerking van trauma, zegt Van der Kolk, terecht. Anders krijg je ‘dealing but not feeling’. Kritiek op zijn vakgenoten kan hij echter niet verduren, als Abbring zegt dat de aap-onderzoeker in kwestie een vreselijke vader schijnt te zijn geweest.
De traumasporen zijn bij Van der Kolk zichtbaar: het gezicht gaat op strak
Waarom blijven mensen vaak in een traumatische situatie zitten? Loyaliteit, eenzaamheid, en het wegkijken van de omgeving, vertelt Van der Kolk. Kinderen die mishandeld worden denken volgens hem niet ‘dit is een trauma’ maar denken ‘dit gebeurt omdat ik een slecht mens ben.’ Eén medestander hebben kan daar al tegen beschermen. Een ouder die zegt ‘Ik kom direct naar je toe.’ Janine Abbring vertelt huilend dat dit haar door haar eigen ongeluk heen hielp. Van der Kolks vader gaf hem een pak slaag en sloot hem op in de kelder, vertelt hij, hij smeekte dan dat hij zoet zou zijn. Achteraf verachtte hij zichzelf om zijn eigen meegaandheid. Op de vraag wat dit met hem deed als volwassene, blijft hij vaag ‘Je dealt ermee.’ Bij een vraag naar zijn moeder, raakt Abbring een snaar. De traumasporen zijn bij Van der Kolk zichtbaar: het gezicht gaat op strak, hij struikelt voor het eerst over woorden, hij maakt wegwerpgebaren. ‘Zij, nee. Volkomen afwezig. Mijn vader was niet kwaadaardig. Mijn moeder was een probleem.’ De eerste stilte valt. Veelzeggend: in een volgend fragment (de film Doubt) toont Van der Kolk zo’n soort moeder als de zijne, die wegkijkt bij het misbruik van haar zoon.
Is het geheugen wel betrouwbaar? Kunnen traumatische herinneringen niet verkeerd worden herinnerd, of vervormd? Van geheugenfouten, misinformatie, vergissingen en feilbaar denken wil Van der Kolk niet weten. ‘Het is normaal voor mensen om niet te herinneren.’ zegt hij. Abbring is zo stoer om de kritiek op hem voor te lezen. Op de kritiek zegt hij ‘die mensen hebben geen verstand van trauma.’ en ‘ze staan niet aan de kant van de slachtoffers.’ en ‘het is heel moeilijk om mensen dingen aan te praten’, maar inhoudelijk legt hij niet uit hóe. Hijzelf claimt haarscherpe herinneringen aan zijn peutertijd in de oorlog. In documentaire Op Zicht (1982) vertelt Harry Mulisch over de (verzonnen) locatie van zijn boek De Aanslag in een Haarlems wijkje. Ramptoeristen kwamen in die tijd op het (fictie-)huis uit het boek af. Mulisch zegt daarover: ‘Dat toont dat de verbeelding blijkbaar belangrijker is dan de werkelijke herinneringen.’ Een heikel punt, want vervormde, of ‘aangeprate’ herinneringen zijn een groot kritiekpunt uit de traumatherapie. ‘Dit is niet verzonnen, dit is allemaal echt gebeurd ergens,’ zegt Van der Kolk. Zo’n uitspraak, wat kun je ermee? Van der Kolk lijkt ervan te genieten: lekker op het randje van feit en fictie blijven, hij weet dat Abbring niet goedgebekt genoeg is om het tegen te spreken.
Ontegenzeggelijk heeft Van der Kolk heel veel werk verzet en veel mensen met trauma geholpen. Maar een echt gesprek wordt het zondag niet; veeleer een drie uur durend hoorcollege. Voor een echt gesprek blijft Van der Kolk te veel op de leerstoel zitten en wordt te weinig gast. En Abbring bleef te beleefd.
Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.
Zach Danson is een beginnende Rotterdamse illustrator. Zijn voornaamste materiaal is balpen waarmee hij louter mensfiguren tekent. Aldus Danson is huid en haar het meest interessante om te tekenen wat resulteert in immer herkenbare personages . Terugkerende thema's zijn imperfectie, hedonisme en knaagdieren.