Uitgevers en agenten zijn steeds minder bereid om ongevraagde manuscripten aan te nemen, omdat het te veel tijd zou kosten en weinig zou opleveren. Onzin, vindt Emma Laura Schouten. Wie zich wil inzetten voor een inclusief literair beleid moet tijd en ruimte maken voor de slush pile.
Er lijkt een nieuwe trend te zijn in Uitgeversland, waarbij uitgevers en agenten hun brievenbussen en inboxen sluiten voor unsolicited manuscripts: manuscripten die ongevraagd worden opgestuurd door hoopvolle aspirant-schrijvers. Afgelopen week kondigde literair agentschap Sebes & Bisseling een opnamestop van manuscripten af; Singel Uitgeverijen, het overkoepelende concern waar onder meer Querido en De Arbeiderspers onder vallen, ging het agentschap al voor, en het is niet onwaarschijnlijk dat er meer zullen volgen. Een dergelijke ontwikkeling schaadt niet alleen de industrie, maar ook de maatschappij als geheel.
Het is algemeen bekend dat maar weinig aspirant-schrijvers via de befaamde slush pile met een boekcontract eindigen, en gezien het grote aantal mensen dat dit lot desondanks ambieert, is het zeker geen geringe taak om de ingezonden manuscripten (deels) te lezen en te beoordelen op hun merites – een taak die overigens veelal op stagiairs aankomt. Op het eerste gezicht lijkt het dus een tijdrovende taak te zijn die bovendien weinig oplevert, in elk geval vanuit het perspectief van de uitgevers. En toch is juist dit de taak waar zij verantwoordelijkheid voor dienen te nemen: het maatschappelijke deel van hun baan.
Van wie wordt er nog werk uitgegeven als Jan en alleman geen manuscript ter overweging kunnen inzenden? Inderdaad: mensen die al een ingang hebben in de industrie. Kennissen van redacteuren, vrienden van gepubliceerde auteurs die het ook wel eens willen proberen. ‘Zorg voor een netwerk in het literaire landschap,’ luidt het ogenschijnlijk schappelijke advies van Willem Bisseling in de Volkskrant van 23 april. Daarmee wil hij tegengaan dat ‘iedereen die ooit het alfabet heeft geleerd’ hun manuscript naar uitgeverijen of agenten stuurt, met als gevolg een gebrek aan kwaliteit in die gevreesde slush pile.
Welke verhalen worden er nog verteld als alleen mensen met literaire connecties bij de uitgever binnen mogen komen?
Maar schuilen achter kwaliteit als prioriteit is een doorzichtige strategie. Het kennen van auteurs, redacteuren, uitgevers of agenten maakt immers niet automatisch dat mensen kwalitatief betere werken schrijven. Uitgevers en agenten kunnen hoog van de toren blazen over hoe hoog ze kwaliteit in het vaandel hebben staan; uiteindelijk nemen zij vooral manuscripten aan waar ze geld in zien. Dat is niet kwalijk, want dat moet ook: zonder Fifty Shades of Grey zouden poëziebundels niet kunnen bestaan. Het terugvallen op een pool van via-via auteurs draait dus helemaal niet om kwaliteit, maar om tijd: tijd die uitgevers en agenten steeds minder bereid zijn te steken in manuscripten die waarschijnlijk niet publicabel zijn.
Welke verhalen worden er nog verteld als alleen mensen met literaire connecties bij de uitgever binnen mogen komen? Voornamelijk die van de hoogopgeleide, witte (en voor meer dan de helft waarschijnlijk ook mannelijke) medemens, zoals een blik op de redactie-afdeling en auteurs-pool van de gemiddelde uitgeverij laat zien. Blijkbaar stelt Bisseling zich voor dat een MBO’er van een andere dan Nederlandse afkomst – die misschien een écht nieuw maatschappelijk inzicht kan geven – evenveel kans heeft om vriendjes te worden met een uitgever als de witte gymnasiast wiens buurman in Aerdenhout toevallig acquirerend redacteur is.
De roep om meer diversiteit in het literaire veld is er een die de afgelopen jaren steeds nadrukkelijker herhaald wordt, en er zijn heus initiatieven opgezet die laten zien dat deze roep wordt gehoord. Maar zolang de mensen die beslissen over wat er wel en niet wordt uitgegeven – de poortwachters – impliciet dan wel expliciet menen dat zij te goed zijn voor de slush pile, zal de literaire wereld nooit werkelijk divers worden.
Het gaat niet om een vervelend extra klusje, maar om een essentieel onderdeel van wat het betekent om uitgever of agent te zijn.
Want de waarheid is: de mensen die literaire contacten hebben, die komen er toch wel, of ze nu kunnen schrijven of niet. En andersom: mensen die geen literaire contacten hebben, komen er waarschijnlijk niet, of ze nu kunnen schrijven of niet (hoge uitzonderingen daargelaten). Klagen over de overvloed aan manuscripten die elke dag op de mat en in de inbox vallen is dus onterecht. Het gaat niet om een vervelend extra klusje, maar om een essentieel onderdeel van wat het betekent om uitgever of agent te zijn: verhalen selecteren die het waard zijn verteld te worden, ongeacht de achtergrond of connecties van de verteller.
Voor de meeste mensen is de slush pile het meest directe contact met de uitgeverswereld dat zij realistisch kunnen ambiëren. En ook als er maar één goed verhaal per jaar uit die hoop manuscripten wordt gesleept, is dat de tijd en ‘moeite’ waard, als dat verhaal en die auteur bijdraagt aan de tot dusver magere diversiteit in het Nederlandse literaire veld. Diversiteit moet van bovenaf gestimuleerd worden, door de poortwachters, en dat begint bij een inclusief manuscriptenbeleid.
Beeld via Flickr