Bijna niets kan de Amerikanen aan het twijfelen brengen over het recht om wapens te dragen. Maar een slachtpartij waarbij twintig nietsvermoedende kleutertjes het leven laten, zet zelfs de meest geharde wapenliefhebbers aan het denken. Esther Wertwijn schetst vanuit Amerika de verwarde gevoelens over het bloedbad in Newton. En duikt in de geschiedenis: waarom is het land toch zo hardleers?
Geen Westers land worstelt zo met zijn vrijheid als de Verenigde Staten van Amerika. Bevangen door een vrijheidsbeleving waarin het individu centraal staat, gedraagt een groot deel van de mensen in Amerika zich uiterst schizofreen wanneer juist deze vrijheid anderen het leven kost.
Amerika is weer in rouw gedompeld, net als na de schietpartij deze zomer in een bioscoop in Colorado. En er gebeurt hetzelfde als na de massale schietincidenten op Columbine High School in 1999 en Virginia Tech in 2007. De ene helft van de Amerikaanse samenleving probeert de andere helft van zijn gelijk te overtuigen.
Voldoende gechoqueerd?
De ongebreidelde aanwezigheid van wapens in de Amerikaanse samenleving kan niet debet zijn, zo stelt zeker een derde van de Amerikanen, aan het drama dat zich afgelopen week in Newton voltrok. Het is immers de schutter die de morele plicht heeft verantwoordelijk met een wapen om te gaan. Maar wat als een kind het wapen van zijn ouders te pakken krijgt? Het debat over een verdere regulering van wapenbezit laait weer op. Misschien dat Amerika deze keer voldoende gechoqueerd is om daad bij woord te voegen.
Om een daadwerkelijke mentaliteitsverandering teweeg te brengen, zal de Amerikaanse identiteit opnieuw gerangschikt moeten worden door een herwaardering van het vrijheidsideaal. Een ideaal dat terug te voeren is tot de Onafhankelijkheidsstrijd in de achttiende eeuw.
Om een daadwerkelijke mentaliteitsverandering teweeg te brengen, zal de Amerikaanse identiteit opnieuw gerangschikt moeten worden
In de jaren vlak na onafhankelijkheidsstrijd bestond er een samenwerkingsverband tussen de dertien voormalige koloniën, die op grond van ‘The Articles of Confederation’ tezamen de nieuwe Verenigde Staten van Amerika vormden. Deze staten waren geheel soeverein. In een nieuwe versie van dit verdrag, enkele jaren later opgesteld door George Washington en James Madison, werd deze soevereiniteit ingeperkt ten voordele van de overkoepelende federale regering. Net onder het juk van Engeland vandaan waren vele Amerikanen allergisch voor het idee van een al te machtige, centrale regering. Verschillende anti-federalistische protesten maakten een onmiddellijke invoering van het vernieuwde verdrag onmogelijk.
Om tegemoet te komen aan de kritiek deed Madison water bij de wijn en beloofde een Bill of Rights op te stellen, waarin de grondvrijheden van de inwoners van de jonge staat vastgelegd zouden worden. De Bill of Rights bestond uit tien amendementen die onder andere de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie, en ook het recht op zelfverdediging garandeerde.
Iedere blanke, mannelijke burger
In het tweede amendement, waar nu zoveel om te doen is, werd bepaald dat iedere blanke, mannelijke burger het recht heeft een wapen te bezitten. Dat was niet met het oog op individuele zelfverdediging, maar gaf individuen het recht om zichzelf te verenigen in milities. Deze milities zouden dan weer tot nationale garde kunnen worden samengevoegd.
In de eerste instantie was deze bepaling gericht tegen het in Amerikaanse ogen agressieve Europa. Natuurlijk kon men zich ook op het amendement beroepen wanneer er sprake was van opstandige indianen of slaven, maar daar wil ik nu niet verder op ingaan. Het doel was, in ieder geval, de veiligheid van de staat te bevorderen, en niet de verspreiding van wapens onder de bevolking.
In 1886 werd de macht van de individuele staten nog verder uitgebreid. Het hooggerechtshof bepaalde dat de eindverantwoordelijkheid over de regulering van vuurwapens en milities uit handen van de federale overheid moest blijven.
‘Vrijheid’ is de kern van de Amerikaanse politieke én individuele identiteit. Inperking is anti-Amerikaans.
Meer dan een eeuw later is er weinig veranderd. De wapenwetten zijn nog steeds per staat geregeld, onafhankelijk van federale richtlijnen. De statelijke en gemeentelijke politieafdelingen zijn bijvoorbeeld niet verplicht de federale wapenwet na te leven. Ook zien veel Amerikanen de overheid nog steeds als een bemoeial die niet moet tornen aan de rechten en vrijheden van haar burgers. De in de Bill of Rights geformuleerde vrijheden worden te pas en te onpas aangehaald om bepalingen van bovenaf af te weren. Neem de commotie die ontstond rondom Obamacare. Vele opiniestukken zijn inmiddels verschenen waarin gesteld wordt dat Obama’s gezondheidswet een poging is de macht in het land in handen te krijgen. De wet is volgens tegenstanders onconstitutioneel, omdat de federale overheid de in de grondwet vastgelegde vrijheid van het individu met voeten treedt.
Nu is het grote probleem dat dit vrijheidsideaal, dat vele Amerikanen actief uitdragen – denk aan het zingen van het volkslied, iedere dag op school - gemakkelijk te manipuleren is voor politiek gewin. ‘Vrijheid’ is de kern van de Amerikaanse politieke én individuele identiteit. Iedere beperking hiervan kan gemakkelijk worden aangevallen als zijnde anti-Amerikaans. Self-governance is het devies en als je vrijheid je lief is, houd je de overheid op afstand
Geschreven én ongeschreven regels
Wat de moderne anti-federalisten echter vergeten, is dat moreel verantwoordelijk gedrag juist het product is van ongeschreven én geschreven omgangsregels. In zaken die in ieders belang zijn, is het doorgaans de overheid die besluit wat toegestaan is en wat niet. Voor een goed geoliede samenleving moet er een instantie zijn die het gedrag van de leden van die samenleving in bepaalde banen leidt. Ik wil hier niet mee zeggen dat eenieder die kritiek levert op de bemoeienis van de overheid per definitie een domme, amorele idioot is. Maar de reflexmatige reactie van waaruit een groot deel van de Amerikanen reageert, maakt het moeilijk een dialoog aan te gaan.
Pas als de realiteit zich onherroepelijk opdringt zal men wellicht meer bereid zijn de in de grondwet vastgelegde idealen aan te passen. Niemand wil immers dat vrijheid betekent dat inbrekers vrij kunnen inbreken, dat farmaceutische bedrijven vrij schadelijke medicijnen op de markt kunnen brengen of dat pistolen vrij gebruikt worden omdat ze in de eerste plaats gekocht zijn om de vrijheid te beschermen.
De gelijkstelling van wapenbezit en vrijheid, gepaard met een oppervlakkige interpretatie van de zeer gedateerde formulering van het tweede amendement, laat het huidige Amerika in een moreel limbo achter. Het tweede amendement laat te veel ruimte over voor interpretatie - de gevolgen daarvan moge duidelijk zijn - maar het afschaffen van het tweede amendement zal een grove inbreuk betekenen op de Amerikaanse identiteit. Iets waar niet licht over gedacht moet worden.
Vrijheid heeft helemaal niets met wapens te maken. Het beschermen van die vrijheid misschien wel, maar dan onder strikte voorwaarden. De Amerikaan is bezig met een voortdurende wapenwedloop. De schrijver Sanjay Sanghoee verwoordde dit in The Huffington Post als volgt: "Er zal altijd wel iemand anders zijn met meer wapens of meer ammunitie, of iemand die plannen maakt om een aanslag te plegen. Er zal altijd wel een reden zijn om de aanschaf van meer wapens, of wapens van een zwaarder kaliber, te rechtvaardigen. In deze paranoïde staat vervaagt het door de Amerikanen zo geliefde vrijheidsideaal."
Gelukkig zijn er een heleboel Amerikanen die zich hier terdege bewust van zijn. In eerste instantie denkt men aan een verbod op semi-automatische wapens, wat een hele verbetering zou zijn. Maar het is een illusie te denken dat Amerika zijn wapens zal weggooien.