Illustratie: Xandra van der Eijk en Joffrey Hoijer
Twee collega’s
A= Anja (50)
T = Tim (17)
A God, jongen, wat zie jij eruit.
T Ja, mijn opa is gisteren overleden en…
A Oh, wat naar voor je. Dat blijven vervelende dingen hè?
T Ik ben er ook zo van geschrokken.
A Dat wordt minder hoor, dat wordt minder.
T Laat me maar even, Anja.
A Ik toon gewoon belangstelling. Daar moet je ook mee leren omgaan lieve Tim.
Plotseling?
T Wat?
A Is ‘ie plotseling overleden?
T Nou, hij had al kanker, maar…
A Oh, kanker. Tja. Dan kun je erop wachten. Hele volksstammen hè?
T Ja.
A Zo is het toch? Kanker is nu nog doodsoorzaak nummer twee, maar is hard op weg naar de top, hoor. Kijk, uiteindelijk is het toch je rikketik die er de brui aan geeft, maar wat daar aan voor afgaat, is dikwijls toch die kanker.
T En het ging ook zo snel.
A Nu ook weer. Een buurvrouwtje van me - ontzettend leuk wijf – uitzaaiingen. Alles erop en eraan. Nou, ’t is eigenlijk meer een vriendin van me, nu ik er zo over nadenk. Weer een vriendin weg. Zo maak je toch heel wat mee hoor, in een mensenleven. Ik snap niet hoe ik het volhoudt. Als een mens zoveel verdriet te verwerken krijgt, dan moet er toch op een gegeven moment iets knappen, ontploffen, misgaan zeg maar.
T Mijn opa was pas 73.
A Dat is tóch wat anders dan 37 hè, Tim? Het zijn dezelfde getallen, maar onvergelijkbaar op de schaal van verdriet.
Tim begint te huilen.
A Jij begrijpt wat ik bedoel. Dat wist ik ook wel. Daarom kan ik dit gewoon tegen jou zeggen. Als straks mijn vriendin dood is, zal het voor mij toch veel zwaarder zijn. En dat begrijp jij dan. Net zoals ik jou nu begrijp. I’ve been there.
T Dankuwel, Anja. Ik ga even een glaasje…
A Pas geleden: kat dood. Zoveel rouw. Zoveel rouw. De dood van een dier is weer heel iets anders dan die van een mens. Dat is onvoorwaardelijke liefde, trouw, die je verliest. Dat raakt weer een heel andere laag.
T Ja, dat zegt mijn moeder ook altijd.
A Maar goed, je opa dus dood. Nou, de mijne is al lang dood hoor. Dat kreeg ik ook al heel vroeg te verwerken.
T Hoe oud was uw opa, Anja?
A Hij was vijfentachtig, maar nog ontzéttend jong van geest. Dat maakte het extra erg. Bij anderen kan het dan echt tijd zijn om vaarwel te zeggen, maar hij kon in feite nog jaren mee. En dat maakte het zo uitzonderlijk. Dat zeiden ze in dat verzorgingstehuis ook. Meneer Wegman had nog jaren meegekund. En dat doet pijn.
T Dit is ook pas de eerste keer dat ik zoiets meemaak. Misschien… ehm...komt het daardoor dan.
A Oh jongen, er staat je nog zoveel te wachten. Bereid je maar vast voor. Dit is nog niks. Er komt een tijd dat je elke week bij een crematorium staat te blauwbekken. Laatst ook weer: man van de camping. Vijfenvijftig. Dood. Stond twee veldjes verderop. Twéé veldjes. Is er dan ineens niet meer. Daar stonden we weer. En dan komt ook meteen alles weer boven hè? Dat is het erge als je al zoveel hebt meegemaakt als ik. Wanneer is de begrafenis, Tim?
T Over drie dagen.
A Een tijdje terug: drie begrafenissen achter elkaar. Vrouwtje van de bakker, die man die hier altijd de sigaretten komt brengen en de buurman van mijn dochter. Dat is toch niet menselijk. Ken je die uitdrukking: de dood komt altijd in drievoud? Zo niet, dan ken je hem nu. Nou Tim, ik wens je een heel gelukkig Nieuwjaar en hoop dat het voor mij een beter jaar wordt dan het afgelopen jaar! Mag ik dat zeggen? Dat mag ik toch wel zeggen? Of is dat dan weer egoïstisch of zo?
T Nee hoor. U ook gelukkig Nieuwjaar. Wilt u ook een glaasje water?