Jacob roept zijn buren tot de orde als ze 's nachts voor geluidsoverlast zorgen. Maar dit heeft grotere gevolgen dan hij verwacht...
De balkons lagen dicht op elkaar aan een smalle binnentuin. Er zat eigenlijk nooit iemand. Maar die nacht was het anders: op het balkon van de overburen had zich een groepje feestgangers verzameld. Vanuit hun bed konden Jacob en Eva hun gesprekken goed volgen. Iemand slaakte een oerkreet, en er werd gelachen. Eva was boos. Ze begon opnieuw uit te leggen waarom ze haar nachtrust nodig had.
Een situatie die vraagt om optreden, dacht Jacob, terwijl hij naar het plafond lag te staren. Er ging een tijd voorbij, maar toen sloeg Jacob de dekens van zich af.
Er waren weinig dingen waar Jacob een hekel aan had, maar fanfares waren er één van.
Hij schoot in zijn kleren en opende de balkondeur.
‘Sorry, maar zouden jullie het feest naar binnen willen verplaatsen?’
Zijn optreden had effect, en met gevoelens van trots vielen zowel Jacob als Eva in slaap.
De volgende ochtend ging de bel. Toen Jacob opendeed stond er een kleine, wat mollige vrouw met grijze haren voor zijn deur.
‘Kom eens hier jij!’
Ze gaf hem een 'smakkerd' en maakte rechtsomkeert. Jacob keek haar verbaasd na. Boven beschreef hij het voorval relativerend aan Eva, die erom moest lachen. Jacob lachte mee, maar was er niet helemaal gerust op. Niet dat hij twijfelde aan de goede bedoelingen van de vrouw – het was de vanzelfsprekendheid waarmee ze hem had benaderd. Alsof er meer zou komen.
Juist op dat moment ging de bel weer. Nog steeds gekleed in zijn ochtendjas keek Jacob door het deurraampje. Hij voelde zijn buik lichter worden. Voor de deur stond een fanfare. Een man of 30 – keurig opgesteld. Er waren weinig dingen waar Jacob een hekel aan had, maar fanfares waren er één van. Het getoeter van een tuba en het gedreun van trommels werkte op zijn zenuwen.
Er verscheen een hoofd voor het raampje.
‘Goeiemorgen meneer!’ klonk het gedempt. ‘Doet u eens open?’
Jacob gehoorzaamde en het korps begon direct te spelen. Het liefst zou Jacob zijn omgedraaid, de trap zijn opgestormd het huis in, maar hij kreeg zijn lichaam niet in beweging.
De man, groot gebouwd met kleine oogjes, trok hem de straat op. Er hadden zich een heleboel mensen verzameld, die allemaal vrolijk met de muziek meeklapten. Vrouwen, kinderen en mannen van alle leeftijden. Ze lachten naar hem, leken hem aan te moedigen. Een meisje kwam hem een grote witte ballon geven.
‘Dankjewel,’ mompelde Jacob. Een aantal meisjes hield een spandoek vast waar in grote letters ‘BEDANKT!’ op stond. Op de ballon die Jacob in zijn hand hield stond eveneens BEDANKT.
Hij probeerde weer naar binnen te lopen, maar de fanfareleider duwde hem in de andere richting.
‘Maar ik moet mij nog aankleden!’
Jacob probeerde aan de greep van de man te ontkomen.
‘Daar had je dan maar eerder aan moeten denken. Was sowieso wel netjes geweest.’ zei hij, Jacob niet zonder verwijt opnemend. ‘Kom nou maar gewoon mee.’
Terwijl hij de fanfare een seintje gaf, gaf hij Jacob nog een por in de richting van een groep mensen die zich aan het einde van de straat had verzameld.
Jacob kon zich
Hier en daar werd er gejuicht als Jacob voorbij kwam.
niet herinneren ooit zoveel mensen in zijn straat te hebben gezien. Het was een rustige buurt, in een uithoek van de stad. Zowat de hele buurt moest de straat op zijn gegaan. Een man gaf hem een schouderklop, en er was een jongen die hem met grote ogen aankeek terwijl zijn vader hem iets in het oor fluisterde.
Jacob nam alle handdrukken, complimenten en dankwensen in ontvangst, maar slaagde er steeds niet in om iemand aan te spreken. Ze waren hem keer op keer voor, met uitbundige woorden van dank, waarna hij het niet aandurfde om uitleg te vragen. Wat moest hij ook zeggen? ‘Waarvoor eigenlijk?’
Ondertussen drong de fanfare hem verder naar de straathoek, waar een schare mensen zich over volle de breedte van de straat had opgesteld. Hier en daar werd er gejuicht als Jacob voorbij kwam.
Hij voelde zich alsof hij door een sterke stroming de zee in werd gesleurd. Eva stond voor het raam, maar het was vanaf zijn plek niet te zien hoe haar gezicht stond. Waarom kwam ze hem niet achterna? Hij probeerde haar te wenken, maar durfde niet lang stil te staan. De fanfareleider keek steeds even naar hem om.
‘Komt er nog wat van?’ vroeg hij met een duwtje tussen Jacobs schouders.
Alsof hij niks had gehoord, bleef Jacob de handen van omstanders schudden. Een oudere vrouw merkte op dat ze haar kleinzoon ‘het verhaal van Jacob’ al had verteld.
‘En wat vertelt u dan?’
‘Ja nou gewoon. De manier waarop u dat heeft aangepakt.’
‘Hé!’ de fanfareleider verhief zijn stem.
‘En welke dingen vertelt u dan in het bijzonder?’
‘Zoals u dat balkon op bent gelopen en er wat van zei. Dat u dat gewoon deed!’
Het gesprek werd onderbroken omdat de fanfareleider hem voor de zoveelste keer vooruit duwde. Nu stopte de fanfare met spelen, en ook de mensen die om Jacob heen stonden vielen stil.
Terwijl hij om zich heen keek, begon Jacob: ‘Bedankt voor al jullie vriendelijke woorden.’ Iedereen wachtte tot hij zou verder spreken, en dus vervolgde hij: ‘Eerlijk gezegd weet ik niet goed wat ik moet zeggen. Van wat ik ervan heb begrepen bedanken jullie mij omdat ik de buren gisternacht om stilte heb verzocht.’
‘En wat hebben we van de nacht kunnen genieten!' riep iemand in het publiek.
‘Maar dat is toch niks bijzonders?’ vroeg Jacob verbaasd. Niemand reageerde op zijn woorden, die ze als een opmaat leken te beschouwen voor een nieuwe zin. 'Ik vind het natuurlijk geweldig aardig dat jullie allen voor mij de deur uit zijn gekomen, en dat voor zoiets alledaags. Maar – ik bedoel het niet slecht – ik zie daar geen goede reden in.’
Niemand reageerde. Jacob wist niet goed wat hij verder nog kon zeggen. Hij keek zijn straat in, maar kon door een boom zijn huis niet zien. 'Dus ja…,’ hoorde hij zichzelf zeggen.
Hij keek even naar de fanfareleider om te zien of er nog iets van hem werd verwacht, maar die negeerde hem. Daarop verplaatste hij zich zo onopvallend mogelijk uit het midden van de mensen die hem omringden. Met kleine stappen liep hij tussen het publiek door, terug naar huis. Er werd hier en daar wat gemompeld, maar het feestgedruis leek voorbij. Met gebogen hoofd, bang voor teleurgestelde gezichten, schoof Jacob naar zijn deur.
De deur stond open, Eva wachtte op hem in de kamer. Jacob zei geen woord, hij had het beangstigende gevoel dat er overal in huis mensen konden opduiken. Staand naast de rand van het bed staarde hij de binnentuin in. Op dat moment nam hij zich voor om nooit meer iets van betekenis te verrichten.
Kasper Bockweg (1989) vertoeft in Amsterdam en houdt zich bezig met alles wat de verveling verdrijft.
Fernando Leon is een illustrator uit Arnhem. Zijn stijl is te omschrijven als speels, luchtig en kleurrijk. Hij houdt ervan om het menselijk gedrag te observeren en dit te vertalen in gekke scenario's voor illustraties.