Tien jaar en een studie psychologie geleden keek ik bij mijn ouders op de bank The Sopranos. Het verhaal: maffiabaas bezoekt therapeut. Toen inspireerde personage Doctor Melfi mij om psycholoog te worden. Die slimme, mooie dokter Melfi met haar mantelpakje en haar brave brilletje. Die altijd nét het juiste weet te zeggen, die maffioso Tony zijn eigen angsten laat inzien en helpt weer te functioneren (lees: een snellere, betere gangster te zijn).
Fast forward, afgelopen week, weer een herhaling van The Sopranos met mijn familie. We zapten weg van het nieuws:
Schietpartijen in Tilburg (23 aug.), in Amsterdam Zuid (26 aug.), in Amsterdam West (27 aug.)
Dodelijke schietpartij Sloterplas (8 augustus), in Arnhem (24 aug)
Meisje (3) gewond na spelen met vuurwapen
Dodelijke steekpartijen in Scheveningen (10 augustus), Eindhoven (19 aug), Rotterdam (12 augustus)
15-jarig meisje dood,
16-jarige aangehouden.
Zou het helpen, denk ik wel eens, om al die gangsters verplicht in therapie te plaatsen?
Het antwoord komt uit de Sopranos van Tony, de Capo.
Het stigma op de GGZ is in de gangsterwereld niet van de poes. Tony, vertelt onder het biljarten, het volgende aan zijn consiglieri (zijn maten):
‘Sinds vijf maanden zie ik een shrink. Ik viel flauw en zo. Ze helpt me.’
Zie je, wij helpen mensen.
‘Ik wil dat jullie het van mij horen, niet van de straat. Kom dan, vraag maar. Want we gaan het hier niet nogmaals over hebben.’
Stilte.
Na een korte aarzeling komt Paulie met het ongetwijfeld goedbedoelde: ‘Het is niet het allerergste wat ik ooit heb gehoord.’ En dan: ‘Ik was ook een keer bij een therapeut. Wat issues gehad. Wat copin’ skills geleerd.’
Silvio, voor wie het allemaal nog heel nieuw is, produceert de platitude: ‘Yeah, it’d be better.. if we coulda admit to each other.. these are painful, stressful times.’
‘En heb jij hier nog een probleem mee?’ snauwt Tony tenslotte tegen z’n neef.
Neef: ‘Is het zoals marriage counseling?’
Stilte. ‘Yeah. Sorta.’
Multomappen vliegen over tafel. ‘THAT’S MY MOTHER YOU’RE TALKING ABOUT!’
Even later zit Tony bij dokter Melfi. Dokter Melfi: ‘Het is je moeder waar je bang voor bent. Je droom symboliseert je moeder. Je bent in gevaar.’
Multomappen vliegen over tafel. ‘THAT’S MY MOTHER YOU’RE TALKING ABOUT!’
Tony stormt naar buiten.
Fijn, dankjewel dokter Melfi, Tony beent met het eerste het beste kussen naar het ziekenhuiskamertje van Moederlief om die angst voorgoed te smoren.
Helaas, moeder blijkt onder zwaarbewaakte zorg te staan, een praktische oplossing blijft uit.
Eén sessie later.
‘Wil je praten over gevoelens van waardeloosheid omtrent je moeders plan om je te vermoorden?’ vraagt dokter Melfi.
‘We don’t got time for this shit. Ze probeerden me om te leggen omdat ik een psych zie: jou.’
‘Maar ik kan toch niets zeggen of getuigen, ik ken helemaal geen namen. Behalve die ene Booty.’
‘PUSSY! Zijn naam is PUSSY!’
‘Pussy, Booty..’ begint Melfi.
‘Shut the fuck up for a minute.’ Tony haalt adem: ‘Kijk, het spijt me..’ (patiënt betuigt spijt), ‘Je bent in gevaar,’ (stelt probleem vast), ‘ik ga praten met de mensen die een bedreiging voor je vormen..’ (patiënt stelt doelen, draagt oplossingen aan), ‘Ga de stad uit’ (patiënt kiest oplossing).
Dit zou ik een doorbraakmoment noemen.
Dokter Melfi, in afschuw: ‘Mijn god, mensen gaan vermoord worden, of niet?’
‘Dat is bijzaak! Ogen op de bal!’ brult Tony. ‘Ik weet wat je nu denkt’ (patiënt toont metacognitie)
Melfi: ‘Je hebt geen idéé wat ik denk’
‘Ga niet naar de politie. Doe geen domme dingen. Ga de stad uit. Je bent een goeie dokter voor me geweest.’ (de patiënt-behandelaar-relatie wordt afgesloten, de patiënt is zelfstandig) ‘Dank je.’
Tja, we hebben allemaal behoefte aan liefde, aandacht en erkenning.
We verschillen alleen in ons geduld en de snelheid waarmee we ze opeisen.
Sommigen van ons zijn eraan gewend ze vrij direct te verkrijgen.
Snelle liefde, snel geld, snelle erkenning. Ze hebben geleerd ze op te eisen met vertoon van wapens en spierballen, en door dreigingen op hun plaats te zetten.
Ernstige bronnen van dreiging, angst en ongemak, moeten niet worden onderzocht, maar gesmoord. Of beter nog: doorzeefd.
Dezelfde verlangens, andere copin’ skills.
De volgende woensdag in mijn praktijk neem ik plaats tegenover een sportschool-type met driedubbele triceps (klacht: ‘Ik ben te ziek om te werken’) die op mysterieuze manier zijn geld verdient en verder klaagt over nachtmerries. Hij wil een heleboel dingen niet. Introspectie, een taalcursus en sociale-vaardigheidstraining: welnee, bijzaak, ogen op de bal.
‘Wat zou je wél willen?’ hoor ik mezelf zeggen.
Gelukkig zijn er psychologen die af en toe ergens bij stilstaan, net dat juiste zeggen, waardoor je een snellere, betere gangster kunt zijn.
Bang bang
Jij was vijf en ik was vier
Op een houten hobbeldier
Jij was sterk en ik was snel
Jij won altijd het duel
Bang bang
Je schoot op mij
Bang bang
De dood en jij
Bang bang
Mijn liefje zei
Bang bang
Toch ben ik niet
Bang bang

Marthe van Bronkhorst (zij/haar) is schrijver, theatermaker en psycholoog en studeerde aan de VU Amsterdam en Harvard Medical School. Ze schreef voor onder meer Theater Ins Blau, Sonnevanck, Over het IJ festival, Kluger Hans, Meander, De Revisor en werkt aan een roman over duikers bij uitgeverij De Geus.

Jessica Bacuna (1996) vindt de wereld een vreemde plek die ze niet altijd begrijpt. Dat inspireert haar om op een speelse manier te illustreren in combinatie met vervreemdende elementen.