Matthijs Kuipers miste de koers, maar ontdekt dat de ene race de ander niet is. 'Misschien miste ik vooral de wereld zoals me die werd voorgehouden door de schrijvers en zangers die zich de laatste jaren op het wielrennen gestort hebben.'
Het is halverwege de middag als we na een klein uurtje fietsen Scherpenzeel binnenrijden. We gaan er koersen. Net als in de andere dorpen op en rond de Utrechtse Heuvelrug heerst er een serene rust. Het is er groen, koud noch warm, en af toe zoeft een auto voorbij. Dit is waarschijnlijk hoe het woonerf ooit bedoeld is. Als we verder het dorp inrijden wordt de rust verstoord: een opgewonden microfonist doet verslag van de wedstrijd. Later, tussen de races door, klinkt muziek. ‘Een eigen huis, een plek onder de zon,’ en andere nummers die tot de canon van het Nederlandse lied behoren.
Elk weekend zijn er zulke criteriums. Wedstrijden van een uur of twee, over een circuit van hooguit twee kilometer, voor de gelegenheid afgezet. Liefst in het dorpscentrum als dat er is, anders gewoon over een woonerf. Het zijn vooral mannen van middelbare leeftijd - de benen geschoren en geolied, fietsen van een paar duizend euro - die hier aan meedoen. Jeugd, vrouwen en studenten zijn in de minderheid. Echte minderheden zijn er nauwelijks: wielrennen is een witte sport.
Eigenlijk rijd ik al een jaar geen wedstrijden meer. Vijf jaar lang reed ik zo’n vijftien criteriums per jaar, maar na een jaar stilzitten laat de conditie te wensen over moet ik bekennen. ‘Moet’, want het wielrennen zit vol mores en ongeschreven regels. Wat je niet moet doen is zeggen dat je je suf getraind hebt en de boel wel op een hoopje zal gaan rijden.* Wel doen: zeggen dat je niet of nauwelijks getraind hebt, en dán de boel op een hoopje rijden. Natuurlijk kan niet iedereen de sterkste zijn in een koers. Valse bescheidenheid heeft als voordeel dat het deel van het peloton dat niet in vorm is zonder gezichtsverlies naar huis kan: de slechte vorm was immers al aangekondigd.
Van deze regel kun je niet afwijken, behalve als je Tim Krabbé heet. In De Renner (1978) zit een passage waarin de hoofdpersoon, de renner Krabbé zelf, de regel bewust negeert. Hij stapt de kleedkamer binnen en zegt: "Mannen, ik train me suf." Vervolgens wordt hij tweede. De Renner heeft een cultstatus in de wielerwereld. Het bewuste citaat was zelfs de inspiratie voor de Delftse studentenwielervereniging W.T.O.S., wat staat voor ‘wij trainen ons suf.’
High brow
Wielrennen is al lang geen arbeiderssport meer, als het dat ooit geweest is. Neem het volgende citaat van zanger Guido Belcanto over de Italiaanse wielrenner Marco Pantani: “Ik zag niet in de eerste plaats een coureur, maar een kunstenaar. Marco Pantani was een artiest.” Literair wielertijdschrift De Muur bezingt op het wielerblog Het is koers!, het wielrennen in al zijn facetten (van het wekelijkse zaterdagrondje tot de jaarlijkse hoogmis van het wielrennen, de Tour de France). Bands en singer-songwriters als Blaudzun, Alex Roeka en the Gasoline Brothers belijden openlijk hun liefde voor de koers. En het rijden op fixies (één verzet, geen freewheel) doe je tegenwoordig niet alleen op de wielerpiste of als fietskoerier, maar ook om koffie te drinken in de stad of even langs de barbier te gaan om je baard bij te laten trimmen. Wielrennen is high brow geworden.
Ik doe mijn best de wielerwereld van Krabbé, Het is koers! en Guido Belcanto te zien als ik in Scherpenzeel klaar sta voor de start. Hier geen tragiek, geen heldenverhalen, maar Nederlandse schlagers uit de speakers en een frituurwalm die zich langzaam over het parcours verspreidt. Ik miste de koers, dacht ik, maar misschien miste ik vooral de wereld zoals me die werd voorgehouden door de schrijvers en zangers die zich de laatste jaren op het wielrennen gestort hebben.
Ik betrap me op de gedachte dat ik zou willen dat de Ronde van Scherpenzeel iets meer weg zou hebben van de Ronde van Katendrecht. Vorig jaar was Sander Donkers van Vrij Nederland daar op reportage en schreef het volgende:
"Ooit was de Ronde van Katendrecht een beruchte koers. Het schiereiland tussen de Maashaven en de Rijnhaven was van oudsher rijk aan cafés en bordelen, en de kasteleins en de hoerenmadammen hoestten zelf het premiegeld voor de winnaars op – die brachten immers heel wat volk op de been. Beroemde renners reden de ronde graag. ‘Die hoeren waren een deel van de aantrekkingskracht,’ zegt organisator Dave Andriese.‘Oud-coureurs als Jan Jansen en Jo de Roo beginnen nog altijd meteen te lachen als je over Katendrecht begint. Die kregen af en toe, eh, verzorging bij het warme bad achteraf.'"
In tegenstelling tot Katendrecht is Scherpenzeel geen beruchte koers. Er zijn geen bordelen langs de kant. De renners zijn geen hipsters op fixies, maar mensen met fulltime banen die na het werk de fietsen achterin de bus van de zaak gooien en naar Surhuisterveen, Ermelo of Werkendam rijden voor een criterium. De sfeer heeft iets weg van een oranjefeestje of een buurtbarbecue. Blaudzun en Alex Roeka zullen zich wel twee keer bedenken voor ze een nummer als eerbetoon aan de Ronde van Scherpenzeel schrijven. Marco Pantani was een held, maar ik en die vijftig anderen aan de start kunnen ons niet op een dergelijke status beroepen. Pantani bedwong Alpencols, wij bedwingen woonerven. Verschil moet er zijn.
Wil ik vandaag in Scherpenzeel tragiek en drama, dan moet die echt uit mezelf komen. Gelukkig lost het probleem zichzelf op. Ik plaats een demarrage achteruit – weer zo’n wielerterm, het is een eufemisme voor lossen: het niet meer kunnen bijhouden van de groep. Na hooguit een paar rondjes sta ik al weer langs de kant om mijn ploeggenoten aan te moedigen.
Mijn vroege aftocht roept herinneringen op. Toen ik begon met wielrennen keek ik ook regelmatig naar de finish van de koers vanachter een dranghek. En ik was niet alleen, bij menig koers stond de hele ploeg al voor het einde langs de kant. Vaak stonden we bij de meet om te zien wie er ging winnen, zodat de finishfoto naast de winnaar ook het falen van onze voltallige ploeg vastlegde.
De cirkel is zo dus in ieder geval rond, mijn carrière in het amateurpeloton eindigt zoals het begon, of tenminste, bijna zoals het begon. Ik ben inmiddels vijf, zes jaar wijzer, ditmaal heb ik me strategisch vijftig meter ná de meet opgesteld. Ik zie wie er wint, maar sta niet op de foto.
-
Matthijs Kuipers is professioneel historicus en amateurwielrenner.
* Op een hoopje rijden = iedereen eraf rijden = iedereen naar huis rijden = rondjes om de tegenstander fietsen = de boel op de kant gooien. Ik hoop dat je er zo wijzer van wordt.