De jonge Duitse schrijfster Helene Hegemann beroept zich op de 'remix'-generatie om haar keur aan citaten en gebrek aan bronvermelding te rechtvaardigen. Maar hoe baanbrekend is ons appeltje x en appeltje v? En ontslaat dat de auteur van iedere verantwoordelijkheid bronnen te vermelden?
Afgelopen maand werd in Duitsland de Preis der Leipziger Buchmesse voor fictie uitgereikt – met €15.000 een niet te flauwe boekenprijs. De bijbehorende commotie (want wat is een literaire prijs nog zonder commotie?) ontstond een paar weken geleden. Toen bleek namelijk dat één van de genomineerden, de zeventienjarige Helene Hegemann, nogal liberaal was geweest in het citeren van andere auteurs – maar wat zuinig met de bronvermelding. Haar roman, Axolotl Roadkill, hád namelijk geen bronvermelding.
Slordige vergeetachtigheid? Plagiaat? Niets van dat al, aldus de schrijfster zelf: in haar reactie presenteerde ze zich als vertegenwoordiger van een “remixgeneratie.” Voor die generatie, legde Stegemann uit, is knippen en plakken doodnormaal – en trouwens: “er bestaat al lang niet meer zoiets als originaliteit. Alleen authenticiteit.” De jury van de Prijs van de Boekenmarkt van Leipzig gaf Hegemann impliciet gelijk: de nominatie werd gehandhaafd. Dat Hegemann uiteindelijk niet in de prijzen viel, doet aan die geste niets af – en dat is jammer. Want tussen de constatering dat originaliteit niet meer bestaat, en het opheffen van voetnoten, bestaat totaal geen logisch verband.
De term remix is oorspronkelijk uit de muziek afkomstig, en verwijst naar het onafhankelijk manipuleren van de verschillende sporen van een nummer. Later werd het begrip geadopteerd door DJ’s die nummers aan en door elkaar mixten; en weer later door media- en cultuurwetenschappers als Lev Manovich en Lawrence Lessig. Die verklaarden het postmodernisme dood en riepen het remixtijdperk uit: een tijdperk waarin alle culturele productie is gebaseerd op het knippen, plakken, hergebruiken, samplen en uitbreiden van materiaal dat er al is.
Hegemann doet beschuldigingen van plagiaat van de hand door zich te beroepen op deze nieuwe cultuur en deze nieuwe generatie. Maar je kan je afvragen in hoeverre er werkelijk iets nieuws aan de hand is: citatenboeken zijn in elk geval al een stuk ouder dan de generatie die opgroeide in het internettijdperk.
In de zeventiende eeuw had je bijvoorbeeld het commonplace book: boeken waarin politici, schrijvers en andere publieke figuren uitspraken en citaten opschreven die ze later konden gebruiken in toespraken en pamfletten – een beetje zoals het Groot Citatenboek dat tien jaar geleden een populair verjaardagscadeau was onder zes vwo’ers die niet goed wisten wat ze elkaar moesten geven.
Commonplace book (midden 17e eeuw): anoniem manuscript met gedichten van verschillende auteurs, waaronder Shakespeare's tweede sonnet.
In de 19e eeuw was het bijhouden van een plakboek een populair tijdverdrijf: tijdschriften, kranten en andere boeken werden verknipt, en de knipsels door iedere plakboekeigenaar naar eigen inzicht ingeplakt. Het resultaat was een boek dat tegelijkertijd wel en niet door jou zelf was gemaakt; de scheidslijn tussen auteur en lezer was dus al onduidelijk en werd al betwist toen termen als user generated content en Web 2.0 nog moesten worden uitgevonden.
Nog wat? Aristocratische dames in Victoriaans Engeland maakten fotocollages die qua fantasie en veelzijdigheid niet voor die avant-garde kunstenaars van de twintigste eeuw onder deden; Picasso gebruikte krantenknipsels voor zijn kubistische schilderijen; en de kunstenaars van Dada probeerden de chaos van de Eerste Wereldoorlog te symboliseren in collages van tekst en beeld.
Misschien zijn we het jager- en verzamelaartijdperk wel nooit helemaal ontgroeid. In plaats van noten en zaden verzamelen we nu woorden, zinnen, en foto’s – we knippen ze uit en plakken ze op, al dan niet digitaal. Zo bezien is er met het immer uitdijende universum van doe-het-zelf-met-andermans-materiaal filmpjes op YouTube, of het leger aan beeldend kunstenaars dat, onder aanvoering van Erik Kessels en Hans Aarsman, het ene found photography boek na het andere produceert, weinig nieuws onder de zon.
Hoe leuk Generatie Remix ook klinkt als opvolger van Generatie Nix, de suggestie die de naam wekt van een nieuw en radicaal anders fenomeen klopt simpelweg niet. Eén blik op de cultuurgeschiedenis maakt duidelijk dat, zoals Lessig en Manovich overigens ook benadrukken, het Romantische ideaal van een eenzaam en origineel creatief genie de uitzondering vormt, niet de norm.
We knipten en plakten lang vóór appeltje x en appeltje v: en daarom houdt Hegemann’s zelfverdediging, gebaseerd op een radicaal veranderd cultureel speelveld, geen stand.
Er is heus wel iets veranderd: alleen zit die verandering ‘m niet in de geboorte, mede mogelijk gemaakt door internet, van een remixgeneratie. Wat er is veranderd, is dat de knippende-en-plakkende medemens niet langer in de privacy van de keukentafel aan het fröbelen is, maar online, publiekelijk, en zichtbaar voor iedereen.
Maar wat die doe-het-zelvers doen is niet hetzelfde als wat Hegemann deed: zij publiceerde namelijk een boek binnen een systeem dat zeker niet “nieuw” te noemen is: dat van uitgevers en boekhandels en literaire prijzen. Bij dat systeem horen een aantal conventies – en bronvermelding is er daar één van.
Zolang de internetgeneratie in dat systeem mee wil draaien, moet ze ook volwassen genoeg zijn om volgens de regels te spelen. Of ze moet met argumenten komen waarom die regels moeten worden aangepast – de populariteit van appeltje x en appeltje v telt in elk geval alvast niet mee.
Voor de geschiedenis van plakboeken, zie Ellen Gruber-Garveys artikel Scissorizing and Scrapbooks (in New Media 1740-1915, MIT Press, 2003); voor meer inzicht in de Hegemann-affaire en remixcultuur, zie Randy Kennedys The Free Appropriation Writer in The New York Times van 26 februari 2010, en voor Lev Manovich’ omschrijving van remixcultuur zie zijn artikel What Comes After Remix? (2007, en te downloaden op zijn site manovich.com.)