De vader van Puck Lingbeek vindt dat haar boosheid richting mannelijke kunstenaars haar kunstinterpretaties negatief beïnvloedt: ze zou geen recht doen aan de kunst. Hoewel Puck het daar direct al niet mee eens was, zette het haar toch aan het denken.
Ik kan mij het moment nog goed herinneren. In september 2017, aan het begin van het tweede jaar dat ik kunstgeschiedenis studeerde, was ik met medestudenten op excursie naar het Rijksmuseum. Plotseling – alsof ik het licht had gezien – realiseerde ik me dat er geen werk van een vrouwelijke kunstenaar in de zaal te vinden was. Waarom hadden we het hier op de universiteit nooit over? Ik vroeg me af waarom ik mij nooit eerder had afgevraagd waarom ik bijna alleen maar mannelijke kunstenaars kende. Inmiddels weet ik beter. Dankzij feministische kunsthistorici als Linda Nochlin en Griselda Pollock, en activistische kunstenaars als Faith Ringgold heb ik de afgelopen jaren veel geleerd over de obstakels waar vrouwelijke kunstenaars mee te maken krijgen. Vrouwen konden tot ver in de negentiende eeuw niet naar de kunstacademie en zijn lange tijd niet opgenomen in de handboeken, die werden geschreven door mannen. Onderzoek uit 2017 van de universiteit van Maastricht laat zien dat hedendaagse vrouwelijke kunstenaars in elke fase van hun carrière nog te maken krijgen met het glazen plafond. Sinds ik mijn oogkleppen afzette tijdens de excursie naar het Rijksmuseum, kan ik mij sterk opwinden over die ongelijkheden.
Volgens mijn zeventigjarige kunstliefhebbende vader beïnvloedt mijn boosheid over ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de kunst mijn kunsthistorische interpretaties. Zo beargumenteerde ik twee jaar geleden in mijn scriptie dat de Duitse modernist Paula Modersohn-Becker een tegenhanger van haar mannelijke tijdgenoten was. Deze tijdgenoten, waaronder Pablo Picasso, Henri Matisse en Paul Gauguin, gebruikten vrouwen op hun doeken als projectiescherm van geërotiseerde verlangens, fantasieën en angsten. Modersohn-Becker daarentegen schilderde vrouwen die in hun kracht als vrouw staan, als monumentale wezens.
Vergelijk het schilderij Liggende naakte moeder met kind van Modersohn-Becker met De geest van de doden kijkt toe van Gauguin (respectievelijk afbeelding 1 en 2 hieronder). Op beide schilderijen zijn de vrouwelijke figuren naakt. In het schilderij van Gauguin echter, zijn veel kenmerken aanwezig die toentertijd als ‘seksueel aantrekkelijk’ werden bestempeld. Kijk eens naar het weelderige haar van het model Teha’mana, de uitdagende blik, ronde lippen en de billen die vol de aandacht krijgen. Vergelijk dit dan vervolgens met het haar, de gesloten ogen en de algehele lichaamshouding van de moeder op het schilderij van Modersohn-Becker.
Afb. 1: Paula Modersohn-Becker, Liggende naakte moeder met kind, 1906.
Doek, 82,5 x 124,7 cm. Humlebaek, Louisiana Museum of Modern Art.
Afb. 2: Paul Gauguin, Manao tupapau (De geest van de doden kijkt toe), 1892.
Olieverf op jute gemonteerd op doek, 72 x 92 cm. Buffalo, Albright-Knox Art Gallery.
In de Tweede Wereldoorlog is een schets van Liggende naakte moeder met kind verloren gegaan. Op deze schets ligt de moeder net als Gauguins model Teha’mana sensueel op een gedrappeerd kleed. De moeder heeft weelderig haar en de rondingen van haar heupen en gezicht zijn in deze schets benadrukt. In het uiteindelijke schilderij heeft de kunstenares deze kenmerken verwijderd. Modersohn-Becker koos er bewust voor om de moeder uit het spel der verleiding te halen. De moeder en het kind zijn in de uiteindelijke versie verbeeld als actieve wezens. Dit in tegenstelling tot de dertienjarige Teha’mana die in De geest van de doden kijkt toe is verbeeld als een passief lustobject. Deze interpretatie vormt een van de argumenten in mijn scriptie over waarom Modersohn-Becker een tegenhanger was van kunstenaars als Gauguin.
Volgens mijn vader uit mijn boosheid over ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de kunst zich voornamelijk richting mannelijke kunstenaars
Hoewel mijn vader mijn scriptie met bewondering had gelezen, had hij grote moeite met mijn interpretaties. Bij het lezen van de woordcombinaties ‘passief lustobject’, ‘projectiescherm’ en ‘geërotiseerde verlangens, fantasieën en angsten’, ervaarde hij ongemak. Volgens mijn vader uit mijn boosheid over ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de kunst zich voornamelijk richting mannelijke kunstenaars. Ik zou ze beschuldigen van seksisme en dit deed geen recht aan hun kunst. Ik ben het niet met hem eens. Het klopt dat ik een bepaalde boosheid naar de mannelijke kunstenaars voel wanneer ik de seksistische schilderijen bekijk en ik lees over de context waarin ze zijn onstaan. Ik vind echter niet dat ik de kwaliteiten van de mannelijke kunstenaars tekort doe. Mijn interpretaties dagen uit om vanuit een ander perspectief naar de kunstwerken te kijken. Hoewel ik het niet met met mijn vader eens ben, zette hij mij toch aan het denken over mijn boosheid richting mannelijke kunstenaars.
Zijn opmerkingen deden mij direct denken aan het boek Mannen, ik haat ze van de Franse feminist Pauline Harmagne. Ik hoorde erover in een aflevering van de feministische podcast Damn Honey van Marie Lotte Hagen en Nydia van Voorthuizen. Mijn ouders hebben ons, mijn zusjes en mij, terecht altijd verbeterd als we zeiden dat we iets of iemand haten. Ik hoor het ze zeggen: “Haten bestaat niet.” Op een gegeven moment leerden we het gebruik af. Toen ik de podcastaflevering luisterde, hoorde ik plotseling een vrouw die luidkeels zei dat ze een mannenhater was. De discussie met mijn vader rondom mijn scriptie gaf mij de aanleiding om het boek van Harmagne te gaan lezen.
Als mannelijkheid per definitie agressief is, is het misschien nog niet zo gek dat ik worstel met deze gevoelens
Harmagne pleit er haar boek voor dat vrouwen niet langer bang moeten zijn om hun mannenhaat te voelen en uit te spreken. Mannenhaat is volgens haar een politiek instrument dat geen slachtoffers eist, terwijl vrouwenhaat gewelddadige zo niet dodelijke vormen kan aannemen. Zo komt femicide – het opzettelijk doden van vrouwen of meisjes (vaak door een (ex)-partner) – eens per acht dagen voor in Nederland. Volgens Harmagne is er geen enkele acceptabele vorm van mannelijkheid. Mannelijkheid is per definitie agressief. Toen ik dat las, voelde mijn boosheid richting mannelijke kunstenaars een stuk logischer. Als mannelijkheid per definitie agressief is, zoals Harmange stelt, is het misschien nog niet zo gek dat ik worstel met deze gevoelens.
Ik besluit het verder te onderzoeken en ga op zoek naar kunstwerken waarin mannelijke agressiviteit een onderwerp is. In de performance El canto se hizo grito kaart Guatemalteeks kunstenaar Regina José Galindo de onzichtbaarheid van femicide aan. De met grijze doeken bedekte vrouwen (afbeelding 3 hieronder) verwijzen naar de dertig vrouwen die in Italië in 2021 slachtoffer zijn geworden van vrouwenmoord. In een ander werk, getiteld Jardín de Flores (afbeelding 4 hieronder), vraagt Galindo aandacht voor het onrecht dat mensen uit de lhbtiq+-gemeenschap dagelijks in Midden-Amerikaanse landen wordt aangedaan. In deze performance beelden trans vrouwen bloemen uit, die zich dagelijks moeten verzetten tegen geweld en discriminatie.
Afb. 3: Regina José Galindo, El canto se hizo grito, 2021.
Still uit opname performance. Fotoverantwoording: Regina José Galindo.
Afb. 4: Regina José Galindo, Jardín de Flores, 2021. Still uit opname performance.
Bovenstaande werken van Galindo maken mij vooral verdrietig. Dit gevoel slaat om bij het zien van de drieënenhalve meter lange Schroef 5 van Judith Berstein (afbeelding 5 hieronder). De tekening komt na het zien van de performances van Galindo nog agressiever op mij over. De grootte van het werk draagt hieraan bij. De combinatie van een penis en een schroef roept bij mij de associatie van doorboren op: ik word er misselijk van als ik ernaar kijk. Zowel de performances van Galindo als de fallische schroef van Berstein herinneren mij aan mijn afkeer van mannen. Ben ik dan toch een mannenhater?
Afb. 5: Judith Bernstein, Schroef 5, 2014. Courtesy Karma International Gallery, Zurich.
Net als Harmagne beschrijft in haar boek, ben ik het zat dat tijdens een gesprek over feminisme mannen vrouwen er vaak op wijzen dat ze niet mogen generaliseren. Mannen omzeilen op vele manieren hun plicht om zich van het patriarchale systeem los te maken. Dit maakt mij soms moedeloos. Tijdens demonstraties voor gendergerelateerde kwesties bijvoorbeeld, zie ik weinig cisgender, hetero mannen. Zijn er uberhaupt mannelijke kunstenaars die met hun werk ‘op de barricade’ staan?
Paula Modersohn-Becker stond aan het begin van de twintigste eeuw wel op de barricade. Ze schilderde zichzelf en vrouwen uit haar omgeving – in tegenstelling tot haar mannelijke collega’s – als actieve wezens in hun alledaagse menselijkheid. In Naakt zelfportret heeft ze zichzelf zowel op ware grootte als ten voeten uit naakt geportretteerd (afbeelding 6 hieronder). Modersohn-Becker was met dit schilderij de eerste kunstenaar die dit deed. Bekijk Naakt zelfportret naast het wereldberoemde schilderij Les Demoiselles d’Avignon van Picasso en je ziet wederom een verschil (afbeelding 7 hieronder). In tegenstelling tot Picasso die in Les Demoiselles d’Avignon de verleidelijke vrouwen met maskers en geen herkenbare gezichten afbeeldt, schilderde Modersohn-Becker zichzelf in Naakt zelfportret openlijk naakt in een bedachtzame houding.
Afb. 6: Paula Modersohn-Becker, Naakt zelfportret, 1906.
Doek, 169,7 x 69,7 cm. Particulier bezit.
Afb. 7: Pablo Picasso, Les Demoiselles d'Avignon, 1907.
Olieverf op doek, 243.9 x 233.7 cm. New York, MoMA, inv. nr. 333.1939.
Doen mijn interpretaties – zoals mijn vader stelt – geen recht aan het eerder besproken werk De geest van de doden kijkt toe van Gauguin of Les Demoiselles d’Avignon van Picasso? De interpretaties van de werken benadrukken in mijn ogen slechts het verschil met het werk van Modersohn-Becker. Zij verbeeldde de vrouw als een krachtig en monumentaal wezen en Gauguin en Picasso verbeeldden de vrouw vaak als een passief lustobject. Dit betekent niet dat ik Gauguin en Picasso haat. Ik ben geen voorstander van het woord ‘haten’. Het pleidooi Mannen ik haat ze van Harmagne, de performances van Galindo en de tekening van Bernstein hebben mij geleerd dat er genoeg redenen en momenten zijn om mannenhaat te voelen, zonder dat dit mij direct een mannenhater en wraakzuchtige vrouw maakt.