Gavin en Susan lopen elkaar jaren na hun middelbareschooltijd weer tegen het lijf. Gavin, die inmiddels steenrijk is, nodigt de dakloze Susan bij hem thuis uit. Maar welke spoken uit zijn verleden komen daar tevoorschijn?
“‘You will be haunted, resumed the Ghost, ‘by Three Spirits.’
Scrooge’s countenance fell almost as low as the Ghost’s had done.
‘Is that the chance and the hope you mentioned, Jacob?’ He demanded in a faltering voice.
‘It is.’
‘I - I think I’d rather not,’ said Scrooge.”
- Charles Dickens, A Christmas Carol
*
Ik zat op de gewone plek op de stoep voor de Primark toen hij me kwam halen. Het was een goede plek, druk: mensen met winkeltassen ritselden langs de etalages en stopten af en toe een munt of een croissant in mijn handen. Duiven scharrelden rond mijn voeten op zoek naar de kruimels. Boven onze hoofden hingen sterren en de jeneverbes-kaneelgeur van zuurkool en glühwein. De man in het grijs zag ik niet, tot hij voor me bleef staan en mijn naam zei: ‘Susan.’
De man droeg een lange wollen jas en de neuzen van zijn schoenen glommen. Hij lachte naar me. Zijn tanden waren wit en sterk. De mijne niet. Een van mijn kiezen wiebelde steeds wanneer ik er met mijn tong tegenaan duwde. Onder de kies proefde ik een holte en in de holte iets dat vlezig en rot was, als de wortel van een dode boom. Toch kon ik het duwen-proeven niet laten.
‘Herken je me niet?’ zei de man.
Jawel: het was Gavin Marley, de grootste pestkop van Holmes Grove Comprehensive, nu met grijs in zijn baard en het begin van een buikje. Hij was vast bankier of advocaat geworden – succesvol, ondanks ons middelmatige staatsonderwijs en zijn verdorven karakter. De laatste keer dat ik hem had gezien was ik zestien. Ik droeg een nieuwe jurk en hij vertelde me – hand onder mijn rok, appelcider op zijn adem – dat ik lelijk was.
‘Gavin, wat een verrassing,’ zei ik.
Ik probeerde te bedenken wat ik zou zeggen, als ik Gavin ontmoet had met een nieuwe winterjas aan en papieren tassen van Primark in mijn handen. Niet met een stuk bordkarton onder mijn billen, bedoel ik.
Maar Gavin sprak eerst. Hij zei niet: Jezus, Sue, wat is er met jou gebeurd. Of: het wordt koud vannacht, heb je geld voor een bed?
Hij zei: ‘Het is kerstavond, Sue. Waarom kom je niet bij ons logeren?’
*
Misschien had ik op mijn hoede moeten zijn bij zoveel vriendelijkheid. Gavin had een ongezonde blik in zijn ogen die middag, de blik van iemand met een brandende jeuk die niet ophoudt, hoe hard hij ook krabt. Het was een blik die ik van de straat kende, van de alcoholisten en van de mensen die op zondag flyers uitdelen over het aanstaande einde van de wereld. Maar ik dacht aan de kou, en aan de kerstmaaltijd bij de opvang – altijd koude aardappelpuree – en zei ja tegen hem.
Pas de volgende ochtend begreep ik wat mijn oude klasgenoot mankeerde, toen ik wakker werd in het bed in de logeerkamer met de geur van waspoeder in mijn neus en boven mijn hoofd de gestalte van een meisje of een kleine vrouw in een jurk. Haar voeten raakten het dekbed niet en ze zag er wazig uit, alsof ik haar door een beslagen ruit zag met aan de andere kant een regenachtige ochtend. Ik twijfelde aan haar leeftijd omdat ze geen gezicht leek te hebben. Haar halflange haar dreef rond een uitdrukkingsloze globe, als de planten in een aquarium.
Zo waar als ik hier zit heb ik een geest gezien, ’s nachts in de hal toen ik naar de wc ging.
Nu moet je weten dat dit soort dingen mij wel vaker overkomt. Het is een van de redenen waarom mensen zeggen dat ik niet helemaal normaal ben – kortom, ik was niet erg verbaasd om haar daar zo te zien hangen. Ik stond op, liep naar de badkamer en poetste mijn tanden met de borstel die ik van Gavin gekregen had, voorzichtig om de verrotte kies niet uit mijn mond te stoten. De hele tijd bleef zij naast me zweven. Ze leek geïnteresseerd in de felle lichten boven de spiegel die ik voor haar aan en uit knipte, maar ik wist het niet zeker want ze had dus geen gezicht.
We liepen de trap af – of ik liep en zij gleed – en troffen het gezin in de woonkamer rond de kerstboom. Het was een bijzonder mooie boom, een echte die rook naar bosgrond en vorst, en er hingen glimmende gouden ballen in en honderden lichtjes; en het huis rook naar kalkoen en ik was even afgeleid door al deze rijkdom, zodat ik niet meteen in de gaten had dat er iets mis was. Gavins twee kinderen zaten op de vloer en huilden. Hun vader was wit weggetrokken, zijn blik gefixeerd op een punt boven mijn schouder, waar de gestalte boven de trapleuning was blijven drijven. Hij keek als iemand die ‘s ochtend uitstel van executie had ontvangen en nu te horen had gekregen dat het slechts een gemene grap was geweest. Over zijn pyjama droeg hij een trui met Rudolf erop. De neus knipperde als een alarmlicht.
‘Vrolijk kerstfeest,’ zei ik, al keken ze niet bepaald vrolijk. Ik had gedacht dat de kinderen huilden omdat ze haar zagen, net als Gavin en ik, maar nu viel het me op dat er onder de boom een leegte gaapte waar de avond tevoren nog stapels pakjes waren geweest. ‘Waar zijn jullie cadeaus?’
‘Weg,’ snikte het oudste kind, een meisje – Jess of Emma of zoiets. ‘Gestolen!'
Hun moeder – Samantha, een slanke vrouw met een schort voor haar feestjurk – verscheen in de deuropening naar de keuken. ‘Wat is hier aan de hand,’ zei ze, en ze keek naar mij.
‘Jij –' begon ze, maar Gavin zei: ‘Nee, ik.’
Hij deed zijn best om te glimlachen, als iemand die alles onder controle heeft. Het lukte maar half. ‘Andere kinderen hebben geen geld voor cadeaus,’ zei hij. ‘Hebben jullie daar weleens aan gedacht? Sue hier heeft zelfs geen huis.’
De kinderen staarden alleen maar. Er droop snot uit de neus van de kleinste.
Samantha zei: ‘Heb je hun cadeaus weggegeven? Ben je nu helemaal gek geworden?’
*
‘Dit is de mooiste kerst ooit,’ zei ik tegen Rachel.
De Marleys zeiden niet veel tijdens het diner. Samantha en de kinderen prikten wat in hun groenten en af en toe zag ik hoe ze naar mij keken en dan snel hun blik weer naar het bord lieten zakken. Ik begreep hun zwijgen niet, want het was de beste maaltijd die ik ooit had gegeten: er was een enorme kalkoen en cranberrysaus en rode kool en een zilveren kannetje met jus voor de aardappels. Zij – het meisje – zweefde boven de tafel. Af en toe liet ik heimelijk een spruit over de vloer rollen en keek ik hoe ze er achteraan dreef, als een hond met een bal. Ik besloot dat ze een naam moest hebben. Rachel.
‘En, gaan we het er nog over hebben?’ zei Samantha uiteindelijk.
‘Waarover, schat?’ Gavin keek haar niet aan; hij leek zijn blik niet los te kunnen rukken van Rachel en de rollende spruit.
‘Nou, over waar de cadeaus voor de kinderen gebleven zijn, of wie die vrouw is – met alle respect.’ Dit laatste zij ze tegen mij, maar ik zag Gavin met een ruk opkijken.
‘Ik heb nagedacht,’ zei Gavin. Zijn ogen schitterde weer, met dezelfde intensiteit als de dag ervoor. ‘Al die jaren ben ik een egoïst geweest, Sam. Altijd maar werken en geld verdienen. En waarom? Zodat we meer spullen konden kopen. Maar het is allemaal troep, begrijp je? We gaan alles anders doen. Delen wat we hebben, om te beginnen. En misschien kan ik minder gaan werken. We kunnen het huis verkopen, en dan kan ik meer tijd met de kinderen doorbrengen. Zouden ze dat niet liever hebben dan die cadeaus?’
‘Troep!’ zei Samantha, met overslaande stem. ‘Hoe kom je daar nou weer bij?’
Gavin leunde over de tafel. ‘Wil je dat echt weten?’ Hij leek te zijn vergeten dat wij er ook nog waren; de twee kinderen met grote ogen en ketchup op hun lippen, en ik met een geleende blouse van Samantha aan.
‘Het was de geest,’ zei Gavin. ‘Ik weet dat je het nooit zult geloven, maar zo waar als ik hier zit heb ik een geest gezien, ’s nachts in de hal toen ik naar de wc ging. Ze wist mijn naam, en zei tegen me – ’
‘Een spook?’ piepte het jongste kind.
‘Gavin! Hou op met die onzin. Geesten bestaan niet,’ zei Samantha. Haar glas wijn kwam met een klap op tafel neer zodat de druppels over het tafelkleed vlogen.
‘Jawel,’ zei ik. ‘Ik heb haar ook gezien. Ze heet Rachel.’
*
Na het eten bleef ik in mijn eentje aan tafel zitten, in de hoop dat er nog een toetje zou volgen. Ik dronk wijn en keek naar een film over een trein op tv. Gavin en Sam waren boven; ik hoorde haar hakken heen en weer tikken en het lage brommen van zijn stem, en toen het slaan van een deur. Samantha en de kinderen kwamen de trap af, zochten naar jassen en mutsen. ‘Wacht nou even,’ riep Gavin, en volgde hen de oprit op. Buiten klonk het ronken van een startende motor.
Rachel ging niet weg; ze wiebelde boven de bank op en neer en ik bedacht dat Gavin het vast niet erg zou vinden als ik daar ook ging zitten, in plaats van op de harde eettafelstoelen. Rachel leek rustig te worden van mijn aanwezigheid; ze nam plaats net boven de leuning, met haar benen onder haar gekruist als een Boeddhabeeldje. Ik denk dat ze ook naar de film keek, want de kant van haar hoofd zonder haar stond in elk geval die kant op. Het was fijn om iemand te hebben om samen een film mee te kijken, en op een grote televisie ook nog, dacht ik met een warm gevoel in mijn buik. Ik schonk nog een glas wijn in. ‘Dit is de mooiste kerst ooit,’ zei ik tegen Rachel. Het leek alsof ze van ja knikte.
Beeld: Takashi Tooyoka via Flickr